Op zekere dag kwam het bevel toe dat we tot op 300 meter de oever van de Ijzer moesten
ontruimen, dus vanaf de Minoterie tot achter de Ferme brûlée. Dan nog verder achteruit omdat er iets buitengewoons ging gebeuren en het was te voorzien dat de Duitsers geweldig zouden tegenbombarderen. Alles trok achteruit met al onze prullen en Jeannin vroeg me : “Zouden wij beiden hier blijven, er komen wat wil ?”. Hij wist ook niet wat er ging gebeuren doch hij wilde de laatste man zijn om te evacueren en de eerste man om eventueel in te grijpen.
We bleven in de tweede lijn waar een betonnen schuilkelder stond. Hier zullen we ons plat opleggen en we zullen met onze verrekiJker alles gade slaan. Eensklaps begon al ons geschut hevig te bombarderen alsook de Engelsen uit Kouseboom
en de Fransen met hun geschut van 380 mm uit Oostkerke met daarbij de geblindeerde trein uit Avekapelle. Was me dat een lawaai alsof hemel en aarde zouden vergaan ! De eerste Franse obussen van 380 mm vielen vlak voor ons in de dijk van de Ijzer, dus in onze voorlijn. Andere volgden doch troffen doel in de Duitse lijnen : zakken, beton, planken, Duitsers, waterzuilen, dat alles ging als bij een wervelstorm meters hoog de lucht in.
Wij hielden ons sterk. Dan begonnen de Duitsers te antwoorden en ook onze voorlijn verdween gedeeltelijk, doch niets kwam tot bij ons of rond onze bunker. Toen gingen mijn gedachten naar Rekem. Konden mijn ouders dat eens zien, dit gedoe in ogenschouw nemen, dan konden zij ook eens oordelen over wat oorlog is en wat een verníeling er wordt veroorzaakt.
Na enkele uren was alles doodstil net als na een hevig onweer. “Kom,” zei Jeannin, “we gaan hier niet blijven liggen doch trekken maar eens op verkenning. En door stukgeschoten loopgraven trachtten wij onze voorlijn te bereiken. Daar waar we vroeger ons hoofd niet durfden laten zien, waar we tot het kleinste plekje kenden, was alles vreemd en doorwoeld. Van onze Rodekruispost vonden we niets meer weer. Al de Duitse bunkers in de oostoever van de Ijzer waren stuk of scheef, sommige waren zelfs omgedraaid zodat de bewoners ervan de hardste dood gevonden hadden. Niets bleef meer over van de Duitse voorlinie; enkel de onverwoestbare Minoterie bleef nog overeind.