de oorlogsschade bekeken

Weer maakt Emiel Selschotter op 28 opktober 1918 een fietstocht in de wijde omgeving van zijn dorp Alveringem en bekijkt de oorlogsschade.

Fietstoch naar Lo, Nieuwkapelle, Avekapelle, Diksmuide en Pervijze. De vernieling is ongehoord groot. Huis noch hofstee, haag noch heg, bos noch boom bleeg gespaard. De school wordt gesloten vanwege de Spaanse griep.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

PERVIJZE       " Oorlog 1914-1918 "

 

Duitsers verlaten Knokke

Duitse marinefusiliers beginnen op 15 oktober 1918 hun kanonnen tussen Nieuwpoort en Knokke te vernietigen. Naar schatting een paar honderd staan er. Alleen de stukken geschut die op spoorwagons staan, nemen ze mee.

Op 16 oktober 1918 voltooien ze deze taak en trekken ze zich terug, weg van de kust. De betonnen schuilplaatsen voor de geschutsbemanningen zijn leeg.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Knokke_BatterijHamburg

wachten op de aanval op de Flandern Stellung

Een Belgische soldaat van de 5e linie vertelt over de minuten voor een aanval op 14 oktober 1918 op de Flandern Stellung in Moorslede.

Om 4 uur verlaten we de dekking. De nacht is schoon, ietwat kil. Het uitspansel zit vol sterren. De aanval zal onder mooi weer gebeuren. Alles is kalm. Ik bekijk de traag opdagende manschappen. Hun gelaat is vastberaden, bewegingsloos. Doch de ogen blinken. Zeker moet deze gedachte door hun geest wemelen : hoeveel van ons zullen er straks vallen ?

Plots flikkeren korte klaarten langs de vijandelijke linies. Een Duitse batterij schiet. De schoten klinken helder. De projectielen vliegen schuifelen over ons hoofd en gaan ver achter ons barsten op de weg van Moorslede naar Roeselare. Het geluid van de ontploffing wordt door de echo herhaal, verflauwt en sterft uit. De stilte bedenkt de aarde opnieuw.

De tekening hieronder is van de Franse striptekenaar Jacques Tardi.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Tardi_19181014

Lannoo en het 16e linieregiment in de eerste linies

Joris Lannoo, onderluitenant bij het 16e linieregiment, is aanwezig vanaf de eerste dag van het bevrijdingsoffensief (28 september 1918). Hij rukt op met zijn compagnie door het bos van Houthulst. Hij verliest er echter zijn kameraden Paul Impe en Paul de Beir. In de late voormiddag van 29 september zijn er hevige gevechten aan de heuvelrug bij Broodseinde. Bij de herhaalde aanvallen die Joris Lannoo en zijn mannen en zijn mannen moeten uitvoeren, loopt de onderluitenant een lichte vertoning op aan zijn hoofd. Uiteindelijk slagen ze er toch in om dichter bij de bijna volledig vernielde dorpskern van Moorslede te komen. De soldaten komen uit de inundatiegebieden aan de Ijzer en zien voor het eerst weer struiken en bomen ! Kapitein Jacoby noteert waarderend dat het 16e linieregiment “de vijand aan het wankelen brengt en zoals een speer in de wonde dringt. Het dekt de opmars van onze 8e divisie naar Roeselare.”. Op 1 oktober 1918 slaagt het 16e linieerde;ent erin om verbinding te maken met het 17e linieregiment, dat op Beitem afstevent.

Tegen de middag vertraagt de gehele opmars. De weersomstandigheden worden opnieuw heel slecht en de toevoerwegen, die er verschrikkelijk bijliggen, slibben dicht in een ongeziene verkeerschaos. Het doodvermoeide 16e linieregiment is niet meer in staat om onbeschut en uitgeput stand te houden in de ondergelopen kraters. Het mag zich uit de strijd terugtrekken en kan wat op adem komen in het militaire kamp van Koksijde.

Lang duurt de rustperiode niet. De legerleiding beslist op 14 oktober 1918 een nieuw offensief in te zetten. In de eerste uren valt de Zilverberg in de handen van de Belgen, die blij zijn dat ze de enorme slijkpoelen achter zich kunnen laten. Daarna barst de strijd om Roeselare in alle hevigheid los. Op 14 oktober is Roeselare bevrijd. Het 16e linieregiment wordt ijlings vanuit Koksijde via Veurne naar Diksmuide gebracht. Op donderdag 17 oktober 1918 begint een nieuwe opmars voor Joris Lannoo. Nog diezelfde dag trekt de compagnie door Zarren. Voorbij Zarren blijkt dat de Flandern I Stellung het begeeft. Het Duitse bunkersysteem kraakt in al zijn voegen.

bron : Romain Vanlandschoot, een Vlaamse Viking aan het front, Lannoo

Roeselare_1918

 

weerzien nabij moeder Lambik

Gaston Le Roy is einde september van de frontlinies weggehaald. (Lees meer daarover in dit artikel) . Hij herstelt in Frankrijk en keert daarna terug naar zijn kameraden.

1 oktober 1918 : Ik heb lange uren in dat hospitaalbedje gerust. Mijn lichaam herpakt zich, ik voel me genezen. Maar mijn voet blijft me eraan herinneren waarom ik hier ben.  Ze zeggen dat duizenden mannen zijn omgekomen. Hier liggen veel zwaargewonden. Toen ik mijn voet liet verzorgen en zwaargewonden uitgestrekt op de marmeren plaat onder het mes hoorde kermen, kreeg ik kippenvlees.

2 oktober 1918 : Er zijn hier zoveel gewonden, zoveel dat de dokters de handen meer dan vol hebben en meer doen dan in hun macht ligt. Zij kunnen diet niet blijven volhouden. Ik hou het niet langer uit en trek mankend naar Calais. De dokter neemt dezelfde tram en geeft mijn gezel en mij een berisping, maar verder laat hij ons begaan.

3 oktober 1918 : Een auto brengt mij en anderen naar Saint-Pierre waar we zonder bevel moeten uitslapen. We bezien elkaar en vragen ons af : wat nu ? Ik sta op een schoen en een kous. Eindelijk na lang wachten duikt iemand op en die beveelt ons de tram te nemen naar Guines. Daar staat een wagen die ons naar Campagne brengt. Naar verluidt zijn de barakken van de ruiterij maar ze doen dienst als hospitaal.

6 oktober 1918 : De herstelden of wie zich als zodanig beschouwt, want velen zijn nog niet helemaal genezen, verlaten Campagne en trekken naar Gravelines. Ik ben bij de besten en verlang mijn wapenbroeders terug te zien. Door regen en modder stappen we naar Guines waar we lang op de trein wachten die ons naar Calais moet brengen.

8 oktober 1918 : In de BRI in Bray-Dunes blijf ik nog genieten van enige rustdagen.

12 oktober 1918 : Ik heb mijn rustoord aan het koele zeestrand verlaten. Ik stap langs Moeder Lambik naar De Panne. Ik ben blij mijn wapenbroeders terug te zien, maar ook heel bedroefd als ik de namen verneem van hen die hun lijdensweg hebben beëindigd. Ik hoor veel vertellen over die bange veertien dagen terwijl ik er niet bij was. Veertien dagen in het rumoer zonder rust, dagen zonder eten of drinken, dagen en nachten in het water, dagen van vruchteloze hoop op aflossing. Velen beweren in de volgende strijd achter uit te zullen blijven. Ik mag hen niet beoordelen. Ik heb dit lijden, dat ik me goed kan voorstellen, toch niet beleefd. Wat zou ik gedaan hebben als ik bij hen was gebleven ?

bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

MoederLambik

Willy Coppens stort neer

Maandag 14 oktober 1918. Om 5u30 openen de kanonnen in het oosten hun vuur. Willy Coppens heeft nog nooit zulk hevig artillerievuur gehoord in deze sector van het front. Om 5u35 komt een van de stafofficieren naar de piloten toe met een noodkreet uit de voorste linies : verniel de observatieballon bij Torhout. De Belgische artillerie is blootgesteld aan trefzeker tegenvuur en de Duitse vuurleider bevindt zich ongetwijfeld in de “saucisse”, die even achter de vijandelijke linies in de lucht zweeft.

Om 5u40 stijft Coppens op met zijn lichtblauwe Hanriot. Zijn formatiegenoot is een nieuwe piloot Etienne Hage. Als ze de loopgravenlinie naderen, ziet Coppens dat het niet om één ballon gaat maar om twee. De ene zweeft inderdaad boven Torhout, de andere stijgt op boven Praet-Bosch. Uit ervaring weet Coppens dat je de lagergelegen ballon als eerste moet aanvallen. Zodra een “saucisse” wordt aangevallen, beginnen de mensen op de grond hem neer te halen. En als een observatieballon genoeg naar beneden is gehaald, wordt het makkelijk voor de verdedigende luchtafweer om de aanvaller te raken.

Vliegtuig_WillyCoppens

Hanriot vliegtuig 

Maar Hage is onervaren en gretig. Coppens stevens af op de Torhout-ballon, maar Hage brengt zijn machine voor die van Coppens en dwingt hem zo de ballon boven Praet-Bosch eerst aan te vallen. Om 6u vuurt Coppens een eerste kort salvo af. Hij ziet dat het omhulsel van de ballon vlam heeft gevat en begint daarom koers te zetten naar de tweede ballon. Hage heeft echter niet gezien dat de ballon is gaan branden, en keert om voor nog een aanval. Ze keren beide terug naar de ballon boven Praet-Bosch en zien hem verkreukeld door het vuur naar de grond dwarrelen. Daarna zetten ze beide koers naar de Torhout ballon.

Coppens vliegt door een hagelstorm van ontploffende luchtafweergranaten en zwaaiende reeksen lichtsporen. Seconden later, het is 6u05, is hij zo dichtbij dat hij het vuur kan openen. Het moment daarop voelt hij een hevige slag tegen zijn linkerbeen. Er voert een witte golf van pijn door zijn lichaam. De schok is zo krachtig dat zijn rechterbeen onwillekeurig uitstrekt waardoor de rechterroerpedaal diep wordt ingedrukt en de machine naar beneden wordt geworpen. Kogels spuiten rond om de rondtollende, slingerende machine.

Nu heeft Coppens slechts twee gedachten. Eén : hij moet de gene linies bereiken, hij wil niet gevangen genomen worden. Twee : hij mag het bewustzijn niet verliezen, dan stort hij neer. Duizelig van de pijn en het bloedverlies rukt hij de vliegeniersbril en leren helm van zijn hoofd. De kou moet hem helpen om wakker te blijven. Dat lukt. Nadat hij de Belgische frontlinie is gepasseerd, maakt hij een buiklanding op een veldje naast een weg. Soldaten rennen naar hem toe om hem te helpen. Coppens wordt samen met twee gewonde soldaten naar een ziekenhuis in de Panne gebracht. Om 10u15 stopt de ambulance voor het Hôpital de l’Océan. Hij wordt op een brancard binnen gebracht. Daarna verliest hij het bewustzijn.

Na een week is het nog onzeker of hij zal overleven. In die week wordt zijn linkerbeen geamputeerd. Coppens wordt getroffen door neerslachtigheid maar zal het toch overleven. Onderstaande schilderij is van Colin Ashford.

bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum

ColinAshford_WillyCoppens

 

Belgen tellen hun verliezen

Tijdens zijn verkenningen stelt onderluitenant Arthur Pasquier vast dat de 10e infanteriedivisie meer moeite had om op te rukken, gezien de grote aantallen gevallen soldaten die nog niet begraven zijn. Vooral rond Duitse mitrailleursnesten liggen ze gegroepeerd. De onderluitenant stelt zich vragen bij het grote aantal slachtoffers. In zijn dagboek noteert hij op 2 oktober 1918.

Naar verluidt lopen onze totale verliezen tot op vandaag op tot om en bij de tienduizend man, wat veel is voor een klein leger als het onze, en niet in overeenstemming met het bereikte resultaat. Bij dit cijfer horen echter ook gewonden die weer vlug te been zullen zijn. Ze zijn bewonderenswaardig. Wie ter plaatse wordt verbonden en nog uit de voeten kan, evacueert zichzelf.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

D1A345AE-FBC0-465A-9BB8-5E3542BAD012

 

Belgen wachten op de bevoorrading

Arthur Pasquier, onderluitenant in het Belgische leger, bracht de nacht door in Klerken. Hij lijkt in een uistekend humeur wanneer hij op 1 oktober 1918 in zijn dagboek schrijft.

Wat een buitengewoon fantastisch uitzicht hebben we ’s morgens vanuit de observatiepost waar we de nacht doorbrachten. De door de Duitsers zo zorgvuldig uitgewerkte toegang naar het hart van hun vroegere stellingen ligt er compleet onbewaakt bij. Gelukkige hebben onze tegenstanders andere problemen aan het hoofd dan eraan te denken ons lastig te vallen.

We leven merkwaardig sober, zelfs nog slechter dan in volle bewegingsoorlog. De enige bevoorrading is verstopt door files en ligt tevens onder vijandelijk kanonvuur met verre reikwijdte, wat het nog erger maakt. Het resultaat is dat er niets doorkomt, we moeten teren op onze reserves.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

46106006-53DA-425E-AAD3-661B42735410

Gaston Le Roy wordt geëvacueerd

Gaston Le Roy maakt het begin van het bevrijdingsoffensief mee. Hij noteert het volgende in zijn dagboek :

28 september 1918 : Het Duitse geschut reageerde weinig, onze kanonnen vuurden om het hardst en verlengden hun schietbanen. Ze joegen de Duitsers in onze armen. Het waren triestige momenten voor hen. Mannen, mensen zoals wijzelf, kwamen met de handen in de lucht en bange gezichten aangelopen. Het leek wel opgejaagd wild bij klopjacht.

Het begon te regenen. Het water viel met bakken uit de hemel. Weldra sijpelde het door de kleren in de broek en mijn gewonde voet baadde in een te grote schoen. We trokken steeds vooruit, ondervonden weinig weerstand en namen honderden krijgsgevangenen. We geraakten tot voorbij Zonnebeke en Broodseinde en op de hoogte gingen we postvatten. Het was nog maar middag. Ik ben doodop. Mijn adem is afgesnoerd door het spannen van de knapzakken vol patronen. De pijn aan mijn voet wordt een foltering.

29 september 1918 : Daar ik niet meer kan stappen, word ik met een briefje “mank” achteruit gestuurd. Met kleine pasjes op een dikke stok en met veel geluk wat te kunnen rusten, eerst op een kar, dan in een auto en een tijdje op een munitiewagen kom ik, na om 6u ’s morgens te zijn vertrokken, ’s avonds om 6 uur in Zuidhuis aan.

Bij de verpleging schrik ik ervan mijn eigen voet te zien, ik kon me niet voorstellen dat hij zo gezwollen was. De dokter geeft er een snee in, reinigt de wonde en overhandigt me een briefje HEA (Hôpital d’Evacuation de l’Armée). Ik moet dus naar Frankrijk. Ondertussen brengen auto’s honderden gewonden aan.

30 september 1918 : Drinken en nog drinken. Sinds twee dagen heb ik niets gegeten en toch heb ik geen trek. Ze brengen me naar Waaienburg, want nu kan ik geen poot meer verzetten. Daar lig ik op een berrie tot een Rode Kruistrein me met honderden grotere sukkelaars meeneemt. Om 1 uur ’s nachts stopt de lijdenstrein. De meeste gewonden konden stappen, uitgenomen een metgezel en ik. Het duurt lang voor ze ons komen halen. Ze dragen me naast het station in een lokaal waar al veel volk is.

bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

RodeKruisTrein_1918

 

Pelt verliest een zoon nabij Passendaele

In een reactie op één van mijn berichten op Facebook maakt Davy Hermans me attent op het feit dat er ook een Overpeltenaar het leven heeft verloren tijdens het bevrijdingsoffensief op 28 september 1918. Het gaat om onderluitenant Alfons Roothans, geboren in Overpelt op de nationale feestdag van 1890. De moment van bestorming is ook beschreven in het dagboek van dokter Lievens (zie dokter Lievens dient de eerste zorgen toe) .

Tegen de middag bereiken we de Bayernstellung. Nu komen we in de vlakte voor de hoogte van Passchendaele en we rusten een uurtje uit. Het artillerievuur is stilgevallen want de mannen verplaatsen onze kanonnen, omdat onze sprong vooruit te groot is geweest en ze nu niet ver genoeg meer reiken. De bodem waar de zware stukken overheen moeten, is echter te drassig en ze verzinken er bijna in. Nieuwe balkenwegen worden aangelegd, maar het duurt te lang voor ze klaar zijn en we krijgen bevel de hoogte te bestormen zonder artillerievoorbereiding.

Om boven te geraken moeten wij twee en een halve kilometer afleggen tegen een moerassig helling zonder andere schuilplaats dan met water gevulde granaatputten. Met kleine groepejes van vijf tot zes man zetten we ons in beweging. Maar bij de eerste stappen al ratelt de hele berg met een knetterend mitrailleurvuur en regen het kogelballen op ons.

Bij die bestorming is Alfons Roothans overleden.

bronnen
http://blog.seniorennet.be/frverbaenen/archief.php?startaantal=420

André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

 

AlfonsRoothans_19180929