Duitse aanval in Ramskapelle valt in het water

30 oktober 1914 : Otto Schwink, een Duitse kapiteit in Ramskapelle, is verbijsterd over het opkomend water op de Ijzervlakte.

Tegen 23.30 meldt een stafofficier dat, wegens het stijgen van het water, onze aanval afgelast werd. Wat gebeurt er ? Onze soldaten staan tot aan de enkels in het water, op sommige plaatsen zelfs tot aan de knieën. In het leemachtige slijk kunnen ze nauwelijks de voeten optillen. Wie onder het vreselijke vuur van de machinegeweren wil gaan liggen, is verloren.

Men veronderstelt dat de regenbuien van de laatste dagen de oorzaak van het stijgen van het water zijn en men hoopt dat het stelsel  van de afwateringskanalen spoedig de vloed zou afleiden. Het rijzen van het water belet al vlug het transport van munitie en de inzet van ambulances. Er zit voor de Duitsers niets anders op dan zich terug te trekken.

bron : Oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds
tekening uit “Afspraak in Nieuwpoort” van Ivan Petrus Adriaenssens

uit "Afspraak in Nieuwpoort"

uit “Afspraak in Nieuwpoort”

De sluizen aan de Ganzepoot gaan open in Nieuwpoort

Vandaag, 28 oktober 2014, is er een plechtigheid in Nieuwpoort. Koning Filip I ontvangt buitenlandse staatshoofden voor een herdenking. Die reden van de herdenking staat te lezen in de kalender 2014-2018 van het Davidsfonds. Die tekst zet ik hieronder. De tekening die ik erbij heb gezet komt uit de graphic novel “Afspraak in Nieuwpoort” van Ivan Petrus Adriaenssens.

In de nacht van 28 op 29 oktober 1914 zetten de Belgen bij vloed de schutsluizen open aan de Ganzepoot. Het zeewater stroomt dan volop in de Noordvaart en verspreidt zich door sloten en grachten over de hele polder. Als het water in de Noordvaart even hoog staat als het zeewater, gaan de sluizen weer dicht. Bij de volgende paar hooggetijden herhalen de Belgen deze operatie.

Het eindresultaat is dat een oppervlakte van zowat 25 vierkante kilometer tussen de Ijzer en de berm van de spoorlijn Nieuwpoort-Diksmuide onder water staat. Die berm is slechts één tot een paar meter hoger dan de Ijzervlakte die ze doorkruist, maar dat is voldoende om te fungeren als dijk. Het front ligt hier vast voor de rest van de oorlog. De Duitsers kunnen het vergeten om langs hier naar Calais en Duinkerken op te rukken. Belangrijke figuren achter de inundatie van de Ijzervlakte zijn de burgers Karel Cogge en Hendrik Geeraert.

uit "Afspraak in Nieuwpoort"

uit “Afspraak in Nieuwpoort”

 

de onderwaterzetting van de Ijzervlakte wordt voorbereid

Geniesoldaat Maurice Braet maakt op 26 oktober 1914 de aanloop mee van de onderwaterzetting van de Ijzervlakte.

Vandaag trekken de Belgen zich terug achter de spoorwegberm van de lijn Diksmuide-Nieuwpoort. De Veurnse onderzoeksrechter (Emeric) Feys suggereert kolonel (Félix) Wielemans een inundatie van het gebied tussen de spoorweg en de Ijzer. Hij stelt ook voor om een beroep te doen op de technische kennis van Karel Cogge, toezichter van de Veurnse Noordwatering. Cogge verstrekt de militaire overheid de technische bijzonderheden voor het overstromingsplan en legt ter plaatse de te volgen handelingen vast. Schipper (Hendrik) Geeraert komt er opnieuw bij om de zwengels van de sluizen te bedienen. De genietroepen dichten alle waterlopen onder de spoorwegberm, om de achterliggende Belgische sector droog te houden.

bron : kalender 2014-2018, Davidsfonds

Karel Cogge

Karel Cogge

HendrikGeeraert

Hendrik Geeraert

Odon onder vuur in Pervijze

bron : Odon, oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat door Ivan Petrus Adriaenssens

20 oktober 1914
’s Morgens om 4 uur was het réveille en zodra we gerassembleerd waren, trokken we in de richting van Pervijze. Toen we hier op het dorpsplein kwamen, was de 4e linie er al. Vanhier gingen wij in de richting van Ramskapelle, maar halfweg werden we nogmaals in het veld geleid. Hier maakten we tranchées om ons te kunnen verwarmen, want het was erg koud. We kregen voor de eerste keer Frans brood te eten. Eén brood voor zes man. Dat we content waren, hoeft ge niet te vragen. (…) Tegen de avond werd er gezegd dat we naar de slag moesten, waar niemand zin in had. Iedereen was bevreesd want sinds onze aankomst in Oostkerke was het bombardement nog niet gestopt. (…) Rond 21 uur van de avond van de 20e oktober kwam het bevel om te vertrekken. We gingen door Ramskapelle en trokken in de richting van de Ijzer. Buiten Ramskapelle gekomen moesten wij alweer wachten. We bleven daar liggen tot 2 uur ’s nachts.

21 oktober 1914
(…) We vulden allemaal onze gourde met wateren zakten af in de richting van Pervijze, staken het dorpsplein en de spoorweg over naar de vijand toe. Toen we enkele minuten voorbij het station waren, merkte de vijand ons op en werden de schrapnels voor ons niet gespaard. (…) Onmiddellijk gaf de luitenant ons het bevel ons aan de kant in een gracht te verschuilen. (…) We bleven hier tot omstreeks 14 uur. Er werd oneindig veel geschoten. Rond die tijd gingen wij in tirailleur het veld door. Op een vijfhonderdtal meter voor ons was de vijand een plek aan het bombarderen dat het horen en zien verging. (…)
Het was het bataljon van majoor graaf d’Oultremont. Ze waren nog met 150 man. Men vertelde mij dat ze een aanval gelanceerd hadden en dat dit alles was wat overschoot van dat bataljon. Hun majoor was ook doodgeschoten. Alle mannen waren erdoor aangedaan en zeiden dat het schandalig was om een aanval te doen op zeshonderd meter van een vijand die hen opwachtte met mitrailleurs.

22 oktober 1914
Rond 3 uur ’s ochtends werden we afgelost door het 9e linieregiment. We waren in de zevende hemel toen het zover was. Het duurde dan ook niet lang of we gingen ervandoor. Aan Pervijze-station gekomen was het “halt”. Hier kregen we rantsoen zoveel we wilden.

23 oktober 1914
Rond 7 uur ’s morgens begon de vijand onze tranchée te bombarderen met stukken van 150 tot 210. Commandant De Kempenaar, die mijn bataljon commandeerde, liet ons van plaats veranderen. We gingen nu achter het plein van Pervijze in een gracht liggen, maar de obussen leken ons te volgen. Aan allek kanten zag ik onze arme soldaten terugtrekken. We werden goed bij elkaar gehouden door enkele moedige officiers. (…)
Wij kregen het bevel om vooruit te gaan tot aan de spoorweg. Er was niemand die dat bevel graag opvolgde, iedereen was uitgeput. Toen we aan de spoorweg kwamen, begon de vijand met een afgrijselijk bombardement. De Duitsers mikten voortdurend op de spoorweg. Ook de kerk van Pervijze werd zwaar getroffen.

tekening uit het boek "Odon"

tekening uit het boek “Odon”

Raoul Snoeck wacht vergeefs op versterking

Op 16 oktober 1914 noteert Raoul Snoeck in zijn dagboek dat hij de Schoorbakkebrug bewaakt. Lees meer op deze pagina. Hieronder noteren we enkele treffende fragmenten uit Raoul Snoeck, In de modderbrij van de Ijzervallei.De tekening die tevens tekst uit dit dagboek vermeldt, komt uit de graphic novel “Afspraak in Nieuwpoort” van Ivan Petrus Adriaenssens.

19 oktober 1914
De hele dag worden we hevig gebombardeerd. Hetzelfde gebeurt aan de kant van Nieuwpoort en Diksmuide. Er wordt geschoten zonder ophouden. De onverschrokkenheid van de Belgen moet niet onderdoen voor de koppigheid van de vijand. Het begint hardnekkig en doordringend te regenen, kleren en bodem raken doorweekt. (…)

20 oktober 1914
Nog een dag en een nacht gaan voorbij, de regen houdt maar niet op. Alleen het kanonvuur vermindert, een korte verpozing. ’s Morgens om acht uur herneemt het gedonder van de artillerie.Obussen van groot kaliber komen in grote hoeveelheden aansuize, keren de loopgraven ondersteboven en slaan enorme kraters. (…) Aangezien de veldkeuken onder vijandelijk vuur ligt, worden we niet meer regelmatig bevoorraad. Dan maar zonder voedsel. We zijn al verschillende dagen in het gevecht verwikkeld  en niemand komt ons aflossen, het is beangstigend. (…)

21 oktober 1914
(…) De Duitsers vallen aan met verse troepen : honderdzestigduizend man ondersteund door tenminste vijfhonderd kanonnen. Wij daarentegen zijn niet eens met vijftigduizend, slecht uitgerust en maar gesteund door driehonderdvijftig kanonnen van 75 en twee houwitsers van 149. De vierduizend soldaten die de lijn Nieuwpoort-Pervijze verdedigen, behoren tot de 1e, 2e en 22e linieregimenten. De anderen zijn richting Diksmuide vertrokken en worden gesteund door zesduizend Franse marinefusiliers.We zijn geveld en dood van honger. (…) De toestand is kritiek, het Belgisch leger wordt steeds kleiner en is aan zichzelf overgeleverd. We zijn hopeloos ontredderd en hebben drie dagen niets meer gegeten of gedronken.

Afspraak in Nieuwpoort

Afspraak in Nieuwpoort

23 oktober 1914
(…)Een hele lijn soldaten rukt op. Met een groot aantal makkers voeg ik me bij hen. Op hun beurt schallen de vijandelijke klaroenen en een groep Duitsers rukt op van Schore naar de Ijzer. We nemen de vijandelijke kolonne onder vuur, maar de gesneuvelden worden onmiddellijk vervangen. De vijand wordt tweemaal in de flank aangevallen tussen Schoorbakke en Stuivekenskerke. Zonder succes. De Duitsers blijven de Ijzer in hun greep houden.
(…) Eindelijk worden we afgelost door het 4e linie. We hoeven ons allen terug te trekken. Dat doen we onder artilleriebuien. In aanvulling op het moordende kanonvuur dunt levendig geweervuur links en rechts de rangen uit. Di cht bij de Beverdijk lopen we de weg op naar Pervijze en wat verder volgen we de spoorlijn Nieuwpoort-Pervijze. Wat een verschrikkelijke aftocht.

24 oktober 1914
Gezien onze grote verliezen werkt men aan een hergroepering van de eenheden. Ons bataljon wordt in tweeën verdeeld : het 1e bataljon van het 3e linie en het 4e van het 3e linie smelten samen met het 1e bataljon van het 2e linie onder het bevel van Reding. Het 2e en 3e betaljon van het 3e linie vormen samen met de resten van het 4e en het 2e linie de groep Ruquoy. Onze compagnie bezet het bruggenhoofd Schoorbakke. De hele dag wordt er gevochten.

bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, vertaald uit het Frans door André Gysel, Snoeck-Ducaju

Peter Kollwitz en de treurende ouders

Peter Kollwitz

Peter Kollwitz

Peter Kollwitz is pas 18 wanneer een kogel hem op 23 oktober 1914 doodt in Diksmuide. Hij maakt deel uit van het 207e Reserve Infenterie Regiment dat op dat ogenblik het Belgische 11e linieregiment aanvalt. In 1926 bezoeken de ouders van Peter zijn graf voor het eerst, toen nog in Esen.

Wanneer Karl en Käthe Kollwitz in 1932 terugkeren, brengen ze de pas gehouwen beeldengroep van de “treurende ouders” mee. Het kunstwerk groeide uit tot een aanklacht tegen oorlog vanwege alle ouders. In 1956 verhuisde het treurende ouderpaar naar het Soldatenfriedhof in Vladslo, samen met de stoffelijke resten van Peter Kollwitz (zie steen 3/29 vlak voor de treurende vader).

bron : kalender 2014-2018, Davidsfonds

Treurende Ouderpaar

Treurende Ouderpaar

Gunther Plüschow held van Tsingtao

Duitse propagandakaart over de Japanse aanval op Tsingtao

Duitse propagandakaart over de Japanse aanval op Tsingtao

Niet alleen in Europa wordt er oorlog gevoerd. Ook in Azie zijn er veldslagen tussen de oorlogvoerende partijen. In China hebben de Duitsers een kolonie in de haven van Tsingtao gevestigd. Op 16 augustus 1914 krijgt de Japanse generaal Mitsuomi Kamio de opdracht het beleg van Tsingtao voor te bereiden. Op 2 september 1914, kort na de Japanse oorlogsverklaring aan Duitsland, vallen 23.000 Japanse soldaten het Duitse garnizoen van 4.000 soldaten aan. Groot-Brittanie stuurt ook 1.500 soldaten om aan het beleg deel te nemen. De Duitsers weten het vol te houden tot 7 november 1914.

Een van die Duitsers was Gunther Plüschow, een Duits piloot. Hij was samen met luitenant Müllerskowski en 2 Taube-vliegtuigen naar Tsingtao gestuurd, kort voor de oorlog. Bij een crash wordt Müllerskowski zwaar gewond, dus blijft Plüschow de enige Duitse piloot in Tsingtao. Hij zal gedurende het beleg geregeld verkenningsvluchten maken om de Duitsers op de hoogte te houden van de bewegingen van de Japanse en Britse troepen. Op 6 november 1914 wordt het duidelijk dat de Duitsers niet lang meer kunnen standhouden. Plüschow krijgt de opdracht belangrijke documenten mee te nemen uit de havenstad. Na een vlucht van 250 kilometer maakt Plüschow een noodlanding in een rijstveld. Hij zet de Taube in brand en gaat te voet verder. In Sjanghai ontmoet hj de dochter van een diplomaat die hij kende van in Berlijn. Hij krijgt Zwitserse identiteitspapieren, geld en gaat aan boord van een schip dat hem naar Nagasaki, Honolulu en tot slot San Francisco brengt.

Gunther Plüschow

Gunther Plüschow

In januari 1915 bereikt hij New York City. Ook hier helpt het geluk hem en geraakt hij aan reisdocumenten waarmee hij aan boord van een schip met bestemming Italië geraakt. Door het slechte weer meert dit schip aan in Gibraltar waar de Britten hem arresteren. Plüschow wordt op 1 juli 1915 naar een krijgsgevangenenkamp in Donington Hall gestuurd. Drie dagen later al ontsnapt hij tijdens een storm en hij vlucht naar Londen. Plüschow is moedig genoeg om souvenir foto’s van zichzelf te maken (ongeveer 100 jaar voor het woord selfie bestond !) in de dokken van Londen. ’s Nachts zoekt hij onderdak in het British Museum. Hij geraakt daarna aan boord van het schip “Prinses Juliana” waarmee hij naar het neutrale Nederland vaart. Hij bereikt Duitsland maar wordt eerst als spion gearresteerd omdat niemand gelooft dat hij in staat was geweest om van Tsingtao tot in Duitsland te geraken. Uiteindelijk wordt hij in Duitsland gevoerd als de held van Tsingtao. Hij overleeft de oorlog en zal daarna in Zuid-Amerika verschillende ontdekkingsreizen op poot zetten. Tijdens een vlucht boven Patagonië stort hij met zijn vliegtuig neer en sterft op 28 januari 1931. Als piloot en ontdekkingsreiziger wordt hij tot vandaag geëerd als held door de Argentijnse luchtmacht.  Hij is ook de enige Duitser die er ooit in geslaagd is uit een Brits krijgsgevangenenkamp te ontsnappen tijdens de eerste en de tweede wereldoorlog. Over die oorlogsperiode heet Plüchow ook een boek gepubliceerd.

 

bronnen

http://www.firstworldwar.com/battles/tsingtao.htm 

http://en.wikipedia.org/wiki/Gunther_Plüschow 

http://www.dailymail.co.uk/news/article-1355540/Only-German-PoW-escape-Britain-make-home-world-war.html 

boek "aviator of Tsingtao"

boek “aviator of Tsingtao”

Generaal Deschepper vlucht uit Achel

Generaal Deschepper leidt de troepen in Limburg in de maanden augustus en september 1914. Deze troepen maken geen deel uit van het Belgische veldleger dat zich eerst uit Luik en daarna uit Antwerpen terugtrekt. Het gaat om vrijwilligers en gendarmen. De acties beperken zich tot kleine tegenaanvallen tegen het Duitse leger, dat in oktober besluit komaf te maken met deze soldaten die de Duitsers eerder als vrijschutter dan als militair beschouwen.

generaal Deschepper

generaal Deschepper

Op 7 oktober 1914 hebben de Duitsers al een eerste actie in Hamont gevoerd. De vrijwilligers onder leiding van commandant Buysschaert hebben zich vanuit Kaulille naar Hamont terug getrokken en worden achtervolgd door Duitse uhlanen. De Duitsers eisen de overgave van de groep en dreigen Hamont te bombarderen als dit niet gebeurt. Diezelfde dag sterft ook burgemeester de Caritat van Lanaken die met zijn vrijwilligers vanuit Zuid-Limburg is gevlucht naar Hamont. Meer informatie over de Caritat vind je op deze pagina. Pastoor Keunen bemiddelt met de Duitsers en weet het bombardement te voorkomen. De vrijwilligers onder leiding van Buysschaert trekken de Nederlandse grens bij Hamont over en worden daar door Nederlandse soldaten ontwapend en geïnterneerd. De Duitsers trekken zich terug.

Generaal Deschepper heeft zich op 7 oktober 1914 ook in de kluis verschanst. Op 15 en 16 oktober 1914 trekken 3.000 Duitse landstormtroepen vanuit Hamont en Sint-Huibrechts-Lille samen naar Achel om deze laatste groep Belgische soldaten uit Limburg buiten strijd te stellen. Op 17 oktober 1914 onderhandelt de Duitse kapitein Woltereck met generaal Deschepper over diens overgave. Om 14 uur beschieten Duitse kanonnen de Achelse kluis. De pantserwagen van Deschepper met mitrailleuse houdt de Duitse soldaten even tegen, maar blokkeert na 400 schoten. Tegen de overmacht van de 3.000 soldaten kan Deschepper met zijn 200 man niet veel inbrengen. Generaal Deschepper steekt samen met zijn soldaten de Nederlandse grens over. Daar worden ze ontwapend en geïnterneerd. Dit betekent tevens het einde van het Belgisch gewapend verzet in Limburg. Andere vormen van verzet zullen echter wel blijven, zoals spionage en het overbrengen van personen over de grens. Heel wat Limburgers zullen zo via Nederland het Belgisch leger gaan vervoegen. Waaronder dus ook Martinus Evers die vanuit Hamont naar Folkestone gaat om zich te laten inlijven.

bron : van generaal Deschepper tot de Achelse kluis, publicatie van de heemkundige kring van Hamont en buurtgemeentes,

Raoul Snoeck bewaakt de Schoorbakkebrug

Op 16 oktober 1914 noteert Raoul Snoeck in zijn dagboek het volgende :

Terug naar Schoorbakke om er loopgraven te maken langs de Ijzer. De frontlijn volgt de loop van de rivier die gemiddeld achttien tot twintig meter breed is. De linkerbedijking domineert de rechtse met twee meter. Met grote haast brengen we versterkingen aan langs de Ijzer, die wellicht Belgen zal zien sneuvelen. Sommigen hebben geen schoeisel meer en dragen klompen, pantoffels of plankjes die met koorden aan de voeten gebonden zijn. Velen moeten het stellen zonder jas, de kleren zijn versleten en gescheurd. We hebben geen vers ondergoed en niets om ons ’s nachts te bedekken. De kleding bestaat uit een kakelbonte mengeling van zowel burgerlijke als militaire hoofddeksels, broeken en jassen. Maar het kostuum heeft niet zoveel belang, het moreel is goed en dat is het essentieelste. Ons leger krijgt een prachtige maar heel gevaarlijke rol : het Duitse leger tegenhouden en standhouden op de laatste vaderlandse grond.

Samen met compagniegenoten bezet ik de brug van Pervijze (noot van de vertaler : nu spreekt met van de Schoorbakkebrug). We werken zonder verwijl verder aan de versterkingen en doen al het mogelijke om een hindernis te bouwen die de geduchte en koppige geestdrift van de Duitsers zou moeten breken. We graven kuilen die veertig centimeter diep en ongeveer even breed zijn. Ze worden telkens door twee personen bemand. Rooms en ik delen er een.

Schoorbakkebrug in 1914 na de gevechten

Schoorbakkebrug in 1914 na de gevechten

bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, vertaald uit het Frans door André Gysel, Snoeck-Ducaju

een koude nacht in de Karpaten

Voorwaarts en terug, en weer voorwaarts. Eerst de opgewonden stormlopen voorwaarts in Galicië van de eerste oorlogsmaanden, de binnenvallende Russen tegemoet, met alle bloedige gevechten waar die in resulteerden, daarna de terugtocht, een verward rennen van rivier naar rivier, totdat men plotseling bij de Karpaten en de grens met Hongarije stond. Daarna een pauze, stilte, niets. Vervolgens orders over een nieuwe opmars, de Karpatische bergpassen uit, naar de vlakten in het noordoosten en het belegerde Przemysl. De verliezen zijn enorm geweest.

De winter komt ongewoon vroeg. Het is begonnen met flinke sneeuwval die alle wegen plotseling onbegaanbaar heeft gemaakt, waardoor het de Oostenrijks-Hongaarse eenheden onmogelijk is om zich voorwaarts te verplaatsen. De divisie van Pal Kelemen zit gevangen op een van de dichtgevroren bergpassen. De bijtende, opwaaiende sneeuw vormt hoe hopen rond de paarden. Kou lijdende soldaten hurken om zwakke vuurtjes of stampen rond terwijl ze zich warm proberen te slaan. Pal Kelemen noteert in zijn dagboek op 13 oktober 1914 :

Er staat maar één heel gebouw in de bergpas, een kleine herberg die op de grens ligt. In de eerste ruimte is een veldtelegraaf geïnstalleerd; in de tweede zijn de stafofficieren van het cavaleriekorps ingekwartierd. Ik arriveer hier om elf uur ’s avonds en stuur een bericht naar het hoofdkwartier waarin ik verklaar dat het op dit moment onmogelijk is verder te gaan. Daarna ga ik in een hoek liggen, op een matras en leg een deken over me heen.

Ik lig half wakend, uitgeput, een paar officieren om me heen rusten op hoopjes stro. De rillende en beneden mannen om het huis hebben vuur gemaakt met behulp van planken van de ernaast gelegen stal en de vlammen treken nog meer verdwaalde soldaten aan.

Er komt een sergeant binnen die om toestemming vraagt een van zijn kameraden naar de warmte binnen te brengen. De man in kwestie is nauwelijks nog bij bewustzijn en zou buiten in de kou ongetwijfeld gestorven zijn. Ze leggen hem naast de deur op een armvol stro. Hij is in elkaar gekropen. Zijn lange jas is op meerdere plaatsen doorboord door kogels en de rand is geschroeid door vuur van een nachtelijke slaapplaats.

De slaap overmant me. De ‘titi-tata’ signalen van de telegraaf veranderen in een verafgelegen ruisen. In de schemering word ik gewekt door het lawaai van de mannen die zich opmaken om verder te marcheren. Alleen de soldaat die gisteravond is binnengedragen, ligt nog op de vloer. Een van de adjudanten komt binnen, merkt de soldaat op die onbeweeglijk in zijn hoek ligt, stapt op hem af maar deinst verschrikt achteruit. Verontwaardigd geeft hij het bevel om het lijk van deze man, overduidelijk overleden aan cholera, onmiddellijk te verwijderen.

bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum