Odon is dood

Af en toe ontsnapt er een feit van 100 jaar geleden aan mijn aandacht. En soms wil ik het dan iets na de 100e verjaardag nog even onder de aandacht brengen. Odon Van Pevenaege is gesneuveld op 15 juli 1917. Odon is vooral in de beginperiode van de oorlog actief geweest met aantekeningen te maken in zijn dagboek. Maar de loopgravenoorlog heeft hem murw gemaakt : na juli 1915 noteerde hij geen voorvallen meer in zijn dagboek. Hij noteerde enkel de plaatsen waar zijn regiment gelegerd was.

Odon is geboren in Maarke-Kerkem op 10 januari 1893 als oudste zoon van Oscar van Pevenaege en Clothilde Bousard. Later zullen Alma, Guido en Marie volgen. De kinderen gaan naar school in buurgemeente Schorisse, maar als in 1906 de boerderij van het gezin afbrandt, wordt er uitgeweken naar de andere kant van Ronse, het Waalse Anseroeul. Daaraan heeft Odon zijn tweetaligheid te danken, wat hem in het leger nog erg van pas is gekomen.

Odon sneuvelt op 15 juli 1917 in Sint-Jacobskapelle aan de Ijzer, ter hoogte van kilometerpaal 19500. Een shrapnel, een bom vol bolletjes, velt hem. Volgens het In Memoriam dient aalmoezenier Coen hem de laatste sacramenten toe. We mogen er dus van uitgaan dat Odon is gestorven in de loopgraven, of in het hospitaal. Niemand kan het nog vertellen. Hij wordt begraven op het kerkhof van Hoogstade-Linde. Daar liggen slechts veertien Belgen, te midden van 206 Fransen en acht Britten.

De familie van Pevenaege verneemt het nieuws van zijn dood pas in 1918 van het Rode Kruis. Daarom wordt op 8 juli 1918 in de kerk van Anseroeul een herdenkingsmis gehouden. Op verzoek van de familie van Pevenaege wordt Odon later naar huis gebracht. Odons kist wordt op de trein gezet naar het dichtstbijzijnde station, dat in Amougies. Oud-strijders dragen de kist van hun makker drie kilometer ver door de winterkou van het station van Amougies naar Anseroeul. Het Vlaamse heldenzerkje is het enige in Wallonië.

bron : Ivan Adriaenssens, Odon – oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat, Lannoo

Odon_1917

 

 

Odon mag de 1e linie verlaten

Odon Van Pevenaege is samen met zijn wapenmakkers van de grenadiers betrokken bij de gevechten rond Steenstrate, na de eerste Duitse gasaanval nabij Ieper. Meer informatie over die gevechten waarbij Odon betrokken is, vind je terug op de pagina’s van 22-23 april en van 23-24 april.  op 24 april 1915 worden de grenadiers afgelost door het 3e linieregiment. Behalve het peloton van Odon want dat peloton vinden ze ’s avonds niet terug. Over zijn laatste dag in de eerste linie noteert Odon het volgende.

25 april 1915
De ochtend van zondag 25 april 1915 kwam er bevel van de majoor dat we mochten vertrekken. Op mijn horloge was het 7 uur. De adjudant zei dat we weg mochten, maar de plaats waar we zaten, was erg gevaarlijk. We zaten op amper 200 meter van de vijand. Velen zeiden :’Ik blijf zitten tot de avond valt.’. Het was gevaarlijk om weg te gaan en ik vond dat ook. Toch zag men er hier en daar een wegsluipen. Dat maakte op de anderen grote indruk. Een Antwerpenaar kwam bij mij en zei :’Zijt gij ook nog niet weg ?’. (…) We maakten ons klaar om te vertrekken. Er werd juist nog een zoeaaf getroffen door een kogel, vlak naast mij. Hij vroeg ons om hem naar een poste de secours te brengen. We zeiden dat hij maar met ons mee moest, we moesten er toch langs.

Odon_19150425Langzaam kropen we door de gracht. (…) Ik liep voorop en om het de vijand moeilijk te maken, liep ik zo hard ik kon. Toen ik zo’n 200 meter gelopen had, hoorde ik plots een schreeuw. Ik draaide me om en zag mijn makker Dens op de grond vallen. Ik liet de Fransman verder gaan naar de poste de secours, zo’n 220 meter verderop. De kreten van mijn vriend waren als een dolk in mijn hart. Ik ontdeed me van mijn ballast en kroop terug naar hem. Hij vroeg me meteen een dokter of een aalmoezenier te halen. Maar toen hij mij zag vertrekken, riep hij mij terug en zei :’Clairon, ge moogt mij niet verlaten !’. Het was wreed, maar ik kon die jongen op geen enkele manier helpen. Opeens begon hij te wenen en riep :’Clairon, ik ga sterven !’. Toen ik dat hoorde, kon ik mijn tranen niet meer bedwingen. (…) Intussen kroop er nog een karabinier tot bij ons. Ik vroeg hem om bij mijn kameraad te blijven zodat ik brancardiers kon gaan halen. Gebukt liep ik het veld oor. Toen ik aan het einde kwam, vond ik een peloton piotten van het 3e linieregiment. Ik vroeg drie mannen van goeie wil om met mij mee te gaan. Onmiddellijk kwamen ze mee en we droegen de gewonden in een zeil naar de poste de secours. (…) Mijn kameraad werd naast een dode gelegd, uit plaatsgebrek. Na hem te hebben aangemoedigd, zei ik de jongen vaarwel. Zijn laatste woorden waren :’Clairon, de complimenten aan al mijn makkers en tot weerziens in het andere leven.’. Een uur nadat ik weg was, blies hij in helse pijnen zijn laatste adem uit. (…)

Ik stapte verder naar Oostvleteren. De versterking van de Fransen was geweldig groot. Er waren zelfs Engelsen bij. Een Engelse officier liet me op een open auto zitten die naar Oostvleteren reed. Onderweg werd ik gefotografeerd. Het was rond de middag dat ik in deze gemeente aankwam. Ik was blij dat ik in mijn kantonnement eens goed kon uitrusten. Tegen de avond ging ik naar de kerk om God te bedanken.

bron :  Ivan Adriaenssens, Odon – oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat, Lannoo

Odon ziet de zoeaven sneuvelen

Odon van Pevenaege noteert het volgende in zijn dagboek over de gevechten bij Steenstrate.

23 april 1915
Stilaan begint het licht te worden. Het bombardement was wat verminderd. Maar rond 10 uur in de voormiddag begon het opnieuw, tot ’s avonds. Rond 14 uur kwam er versterking aan van de Fransen. Het waren zoeaven die in tirailleur recht op ons afkwamen.

Odon_19150424a

Toen ik dat merkte, had ik schrik in hun plaats. Ik wist dat zij door de mitrailleurs van de vijand zouden worden neergemaaid zodra ze over de heuvel kwamen. Wat ook snel geschiedde. Opeens begonnen de mitrailleurs te ratelen en ook de schrapnels waren ontelbaar. Niemand van ons durfde nog zijn hoofd op te heffen om te kijken. De balletjes vlogen in het rond als hagelstenen, maar de zoeaven, die net aan een straat kwamen, hadden zich zo veel mogelijk in de gracht verborgen. Zo gauw het schieten wat minderde, kwamen ze weer vooruit. Enkelen geraakten zelfs tot bij ons. Het was vreselijk om te zien met welke grote moed die jongens vooruitkwamen, ondanks de grote verliezen die ze leden.

Toen ze in onze loopgraaf waren, werd er opnieuw een order gegeven om verder te gaan. De officieren sprongen eerst uit de tranchee en werden gauw gevolgd door de mannen. Ze naderden tot op een vierhonderd meter van de vijand. Zodra die dat opmerkte, werd er opnieuw een hels vuur op hen geopend. Het was meelijwekkend te zien hoe de ongelukkigen neergemaaid werden. De ene na de andere stortte neer en toch liepen de overblijvenden tot aan de eerste linie. De plaats waar zij over gelopen hadden, was geheel bezaaid met lijken.  (…)

Odon_19150424b

Het bombardement ging even hard door. Onze artillerie liet zich goed horen en op sommige momenten namen onze kanonnen het ernstig op. Toen het donker werd, kwam er opnieuw versterking van de Fransen. Rond 22 uur werden we weer gas gewaar. Het was net als gisteren. Opeens zagen we de Fransen achteruit trekken. Ze zeiden dat ze door de vijand aan de kant van de gemeente Zuidschoote waren omsingeld. Onmiddellijk ontruimden we onze tranchee en legden ons in een gracht aan de kant van een straat. Onmiddellijk kregen we bevel van onze majoor Denys om de tranchee van de Fransen weer in te nemen.Toen die ons zagen terugkeren, kregen ze ook het bevel om mee te gaan. De zoeaven, die onze koelbloedigheid zagen, keerden allemaal samen met ons terug. (…)

24 april 1915
Toen het de dag erna licht werd, zagen we tot onze grote verwondering dat het front helemaal veranderd was. Bij de Fransen van de Belgische sector was er geen winst ondanks alle moeite. Het bombardement van onze artillerie stopte geen moment. De hele dag zagen we dat de Fransen een aanval voorbereidden. Ja, tegen de avond togen de zoeaven aan het werk en veroverden ze een groot deel van wat ze daags voordien hadden verloren. De volgende avond werden wij afgelost door het 3e linieregiment. Mijn peloton werd niet afgelost omdat men ons net gevonden had. Zo bleven we die nacht zitten.

bron : Ivan Adriaenssens, Odon – oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat, Lannoo

Odon vecht in Steenstrate

De eerste Duitse gasaanval aan het westelijk front was gericht tegen de Fransen (lees meer op deze pagina). Maar ook de Belgen waren bij de gevechten betrokken (informatie op deze pagina) .In het boek van Luc Vandeweyer, Koning Albert en zijn soldaten, Manteau werden de grenadiers, waaronder Odon van Pevenaege, al vermeld. Hoog tijd dus om Odon zelf aan het woord te laten. In zijn dagboek schrijft Odon het volgende over deze gevechten rond Steenstrate.

22 april 1915
De 22e april begon de vijand bij valavond heel de sector van Steenstrate te bombarderen zonder ophouden. Ondertussen lieten ze hun geweren en mitrailleurs ook nog eens goed draaien. Die dag was mijn bataljon in repos bij de burgemeester van Oostvleteren. Het was de tweede dag van onze repos. Iedereen vroeg zich af wat dit kon betekenen. Het bombardement werd steeds heviger. Rond 22 uur was het alert voor ons. Meteen schoten we onze tenue aan en zonder een hap eten voor de volgende dag vertrokken we. Alles wat we kregen, waren cartouches. Onderweg werd er weinig lawaai gemaakt, want iedereen was bevreesd. Op onze piketplaats gekomen vernam ik dat de vijand de Fransen had aangevallen en ook een kant van ons regiment. Ze hadden de Franse linie al ingenomen. Toen wij dat hoorden, verbeterde onze moreel niet. Toch liet ik de moed niet zakken. Na het lezen van een mooi gebed voelde ik me al een stuk beter. Zo kwamen we bij de Kemmelbeek. Hier werden we opeens iets gewaar aan onze ogen. Iedereen vroeg zich af wat dat kon zijn. Ook onze keel begon meteen pijn te doen. Maar niettemin bleef er niemand achter. De kogels begonnen over te vliegen en ook de ene schrapnel na de andere. De compagnie werd verdeeld in drie groepen. Het tweede peloton – het mijne – moest zich vestigen aan de rechterkant van de Lizernemolen. Die molen was afgebroken door de genie van de 6e D.A in de dagen dat wij hier tranches maakten, op 14 oktober 1914.  Net naast die molen was er een tranchee gegraven. Daar moesten wij in. Door een regen van kogels trokken wij erheen. Aan de tranchee gekomen sprongen wij er gauw in om ons zo goed mogelijk tegen de mitrailleurs van de vijand te beschermen. Het bombardement nam in hevigheid toe. (…) Zo bleven we hier tot de volgende ochtend.

23 april 1915
Rond 2 uur ’s nachts deden de Duitsers opnieuw een aanval die voorafgegaan werd door een sterke wolk gas waar we niet konden doorkijken en die ons bijna verstikte. Mijn ogen deden niets dan tranen en aan onze keel konden we het bijna niet uithouden van de pijn. Het duurde drie kwartier voor het gas begon te verdwijnen. Maar desondanks waren onze mannen niet opgehouden met schieten. Door het voortdurende schieten van onze kant waren de Duitsers er niet in geslaagd vooruit te komen.

Odon_19150423

bron : Ivan Adriaenssens, Odon – oorlogsdqgboek van een Ijzerfrontsoldaat, Lannoo

de Belgen zetten zich schrap bij Steenstraete

Op 22 april 1915 lanceren de Duitsers hun eerste gasaanval op het westelijk front (lees meer daarover op deze pagina). De gaswolk drijft naar de Franse loopgraven waar de eerste slachtoffers vallen en paniek uitbreekt. De Franse loopgraven sluiten naar het noorden toe op de Belgische loopgraven. Hier zit de 6e divisie onder generaal Armand De Ceuninck. De Belgen hebben zich ingegraven achter het kanaal naar Ieper. De grenadiers zitten het dichtst tegen de Fransen aan, tot op 200 meter ten noorden van het onooglijke gehucht Steenstraete.

Bataljonschef de Callataÿ is op 22 april 1915 met zijn troep van piket te Pypegaele, als hij rond vijf uur in de namiddag een dikke mist met appelgroene kleur ziet opdoemen. Hij neemt de telefoon om het voorval te melden en krijgt te horen dat de Fransen zich halsoverkop terugtrekken en Steenstraete aan de vijand laten. Dat betekent dat de Duitsers het kanaal zijn overgestoken.

De grenadiers, waar we Odon van Pevenaege terugvinden, zijn in repos in Oostvleteren. Ze horen schieten vanuit de richting Steenstraete en het duurt niet lang of het alarm wordt geblazen. De grenadiers vertrekken zonder eten mee te nemen, maar wel met een massa kogels. Er is een doorbraak, maar ze geven de moed niet op en trekken naar de Kemmelbeek. Daar komen ze een eerste maal in contact met het gifgas, maar het gas is al niet meer zo sterk zodat er geen paniek uitbreekt zoals in de Franse loopgraven. Odon zit bij de Lizernemolen in de tweede linie achter wat struikgewas. De grenadiers vormen nu front naar het zuiden, richting Steenstraete en Lizerne, terwijl hun linkerflank aan het kanaal en de Ieperlee stand moet houden.

Steenstraete_april1915Generaal De Ceuninck laat zijn kanonnen vuren, zowel op het voorland van de eigen troepen als dat van de Franse buren. Dat heftige schieten gaat de hele nacht door en draagt er flink toe bij om het Duitse offensief te smoren. De artilleriebarrages geven de eigen infanteristen moed om vol te houden. Ze klampen zich vast aan een verbindingsloopgraaf die de dijk van het kanaal verbindt met de Lizernemolen. Die molen vormt een belangrijk steunpunt in de 2e Belgische defensielijn.

Vanaf dan wordt dag en nacht gevochten. In alle vroegte van 23 april vallen de Belgen het groepje huizen van Steenstraete aan. Ondanks het Duitse artillerievuur raken ze behoorlijk ver. Ze blijven pas steken in een loopgraaf op korte afstand van enkele gebouwen. Daar graven de grenadiers zich een loopgraaf. Daar zien ze in de avondschemering een aanval van Franse zouaven doodlopen. In de loop van de nacht van 23 op 24 april krijgen ze een gaswalm over zich heen maar ze houden stand.

Op 23 april 1915 beschiet de Duitse artillerie de hele Belgische frontlijn tot bij Nieuwpoort. Vooral voorposten en de eerste loopgraaf worden geviseerd. Dit gebeurt om de Belgen te beletten versterkingen naar het zuiden te sturen. In de nacht van 22 op 23 april is er trouwens al een infanterieaanval geweest op voorposten tussen Stuivekenskerke en Oud-Stuivekenskerke.

Toch worden er Belgische versterkingen naar het zuiden gestuurd. Het 4e linie krijgt op 23 april om half twaalf ’s avonds het bevel zich klaar te maken voor vertrek. De volgende ochtend (24 april) staan tramwagons klaar om het regiment via Oostvleteren naar het front te brengen. Het 4e linieregiment wordt echter door een Duitse piloot opgemerkt en de soldaten krijgen een urenlange artilleriebeschieting over zich heen. In de nacht van 24 op 25 april komt er weer een gifgasaanval bij. Het 3e linie wordt aangevallen in dezelfde nacht om 23 uur. In de nacht van 25 op 26 april worden de Belgen zwaar beschoten door de Duitse artillerie. Daarna valt de Duitse infanterie aan maar de Belgen houden stand. Tegen 1 uur is het ergste achter de rug.

Ondertussen zijn de Fransen ook begonnen aan tegenaanval. Op 25 april veroveren ze Lizerne. Ook de Canadezen dragen zeker hun steentje daartoe bij, ondanks het feit dat ook zij zware verliezen hebben geleden tijdens de gifgasaanval.

bronnen

Luc Vandeweyer, Koning Albert en zijn soldaten, Manteau

Ivan Adriaenssens, Odon oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat, Lannoo

Odon_p92

strijders van over de Middellandse zee

Het bericht dat ik gisteren publiceerde over de graven van Algerijnse soldaten (met als titel Arabische stenen), deed me denken aan het dagboek van grenadier Odon van Pevenaege. Odon noteert op 19 oktober 1914 het volgende :

’s Morgens was het om 3 uur reveille. Na het rassemblement gingen we in de richting van Loo. Onderweg zagen we veel Fransen. Te Loo aangekomen zag ik Arabieren te paard. Dat had ik nog nooit gezien.

MarokkaanseSpahi1915De Arabische cavaleristen in dienst van het Franse leger werden Spahis genoemd. Het woord is afkomstig via het Turks van Het Perzische sipahi, wat ruiter betekent. Zowel in Algerije als in Marokko worden er Spahi-regimenten gevormd.

Eind augustus 1914 arriveert een Marokkaanse divisie in Frankrijk. De Duitsers hebben zich dan ingegraven op de heuvelruggen van Vimy, tussen Atrecht en Lens in Frans-Vlaanderen. Daar wordt de Marokkaanse divisie ingezet. Op anderhalf uur tijd breken de Marokkaanse soldaten door de 4 Duitse loopgraven. Ze hebben slechts één fout gemaakt : winnen waar het niet verwacht werd. Het Franse leger heeft bijgevolg geen versterkingen klaar om de overwinning te consolideren en dus wordt deze grond later weer prijsgegeven.

Later wordt de divisie noordelijker ingezet. Een van de weinige Marokkaanse officieren Brick Ben Kaddour sneuvelt  in Radinghem bij Rijsel. Een deel van de divisie arriveert op 13 november 1914 aan het kanaal Ieper-Ijzer en verovert er Bikschote. Ook nabij Hill 60 in Zinnebeke ziet men deze Marokkaanse soldaten vechten. Eind januari 1915 wordt de Divisie op rust gesteld bij Duinkerke.

Naast de Marokkanen zijn er ook Algerijnen aan het front in Vlaanderen. Zij vangen de eerste gaswolk van de Duitsers op nabij Ieper op 22 april 1915.

De afbeelding van modelbouwsoldaat mag geenszins het vermoeden wekken dat ik deze soldaten als speelgoedfiguren wil beschouwen. Onderstaande link met als titel “Marokkanen aan de Ijzer” zal het tegendeel bewijzen. Maar soldaten die al te lang zijn vergeten, worden beter herdacht met een kleurenafbeelding dan met een klassieke zwart-wit-foto.

bronnen

Ivan Adriaenssens, Odon – oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat

http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/08/04/marokkanen-aan-de-ijzer

Odon maakt kennis met de Bavarois

Odon van Pevenaege noteert in zijn dagboek onder de periode van 1 januari 1915 tot en met 12 februari 1915 het volgende :

BeiersRegiment13Net als de mannen uit de tranchée werden we gekantonneerd in Lampernisse. We hadden zes dagen repos. Tijdens de drie dagen tranchée hadden de grenadiers met de Bavarois kennisgemaakt toen die voor ons lag in Diksmuide. Ze waren overeengekomen om op nieuwjaarsdag niet te schieten, wat zo gebeurde. De hele dag praatten ze met elkaar en van beide kanten werden er souvenirs uitgewisseld. Ook werden door onze vrienden van achter de Rijn de doden begraven die nog tussen de linies lagen. Tegen de avond gaven ze het teken om hun “werk” te herbeginnen. Jammer genoeg zijn die mannen kort daarna vertrokken.

Toen die zes dagen om waren, gingen wij weer drie dagen in de tranchées. In het algemeen werden we dagelijks gebombardeerd door de vijand, echter altijd met kanonnen van klein kaliber die weinig of geen schade aanrichtten. Zo ging het alsmaar over en weer met drie dagen tranchée en zes dagen repos in de sector Diksmuide tot 13 februari 1915.

Volgens Wikipedia moeten de Duitse soldaten behoord hebben tot het 43e reserve Division.

bronnen

Odon, Ivan Adriaenssens, Lannoo

http://de.wikipedia.org/wiki/43._Reserve-Division_%28Deutsches_Kaiserreich%29

Odon ontmoet zijn neef Cyriel tijdens de repos in Alveringem

Odon Van Pevenaege schrijft in zijn dagboek over de laatste dagen van november het volgende :

Na twee dagen zonder enige actie, gingen we de Fransen aflossen. Zij lagen juist voor Diksmuide. Het was het 93e Régiment Territorial dat mijn bataljon moest vervangen. Ze maakten de rechterkant van de sector uit. Er werd ons gezegd dat we 2 dagen tranchée en dan 4 dagen repos zouden hebben. Zo ging het ook. Na 2 dagen werden we afgelost door de karabiniers. Aangezien er 3 regimenten in een divisie zijn, hadden we 2 dagen tranchée en 4 dagen repos. Maar de mannen vroegen om 3 dagen tranchée en 6 dagen repos te doen. Onze generaal stemde daarmee in. Zo moesten we minder over en weer lopen. Mijn werk in de tranchée was erg gemakkelijk. Ik was délégué bij mijn pelotonchef. Die 2 dagen waren snel voorbij en we waren weinig gebombardeerd geweest.

Tijdens onze 4 dagen repos in Alveringem kregen we versterking van enkele oude soldaten die uit de forten van Antwerpen overgekomen waren naar Frankrijk. Bij die mannen bevond zich mijn neef Cyriel Van Pevenaege, maar omdat we elkaar al lang niet meer gezien hadden, herkende ik hem niet. Maar hij herkende mij wel. Zo waren die 4 dagen snel voorbij.

Cyriel Van Pevenaege (links op de foto)

Cyriel Van Pevenaege (links op de foto)

Cyriel Van Pevenaege was de neef van Odon. Tijdens hun jeugd hebben ze elkaar veel gezien, maar tijdens hun jeugdjaren minder. Zo komt het dat Odon Cyriel niet had herkend, maar andersom dus wel. Cyriel overleefde de oorlog, en het was hij die in 1918 het dagboek, de foto’s, de paternoster en het naamplaatje van Odon mee naar huis bracht.

bron : Odon, oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat, door Ivan Adriaenssens, uitgeverij Lannoo.

Odon gaat na zijn rustperiode terug naar de eerste linie

Odon Van Pevenaege noteert op 15 november 1914 een aantal gebeurtenissen die duidelijk over een aantal dagen gespreid zijn. (bron : “Odon – oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat”, Ivan Adriaenssens, uitgeverij Lannoo)

Na die twee weken (rust) keerden we terug naar Fortem. Hier verbleef onze compagnie vlak bij de kerk van Oeren. De hele nacht regende het zonder ophouden. ’s Anderendaags gingen we verder in de richting van Lampernisse. We werden ernaartoe geleid langs kleine binnenwegen. Toen we in deze parochie arriveerden, kregen we repos in een stuk bietenveld, tot verdere orders zouden volgen. Het weer was niet goed en er dreigde voortdurend regen. Rond 16u kwam dan het bevel om voorwaarts te gaan. We gingen weer in de richting van Oostkerke. Achter het dorpsplein gekomen volgden we de spoorweg naar Diksmuide. Zo gingen we tot aan het gehucht Oude Bareel, baan Diksmuide-Oudekapelle en Diksmuide-Pervijze, dat wil zeggen de Drijstraat. Hier gekomen nam mijn bataljon de weg van Oudekapelle en na enkele honderden meters draaidenb we het veld in, richting Diksmuide. Het was een aardeweg, die ons door het vlakke land leidde. Het was er zo vuil dat er veel makkers hun schoenen verloren. Ik moest mijn geweer gebruiken als wandelstok. Desondanks viel ik in een gracht vol water. Het weer was ook al niet goed. Men zei dat we hier maar tweehonderd meter van de eerste linie waren en dat we ons tijdens de dag moesten schuilhouden. Als de vijand ons zag, zouden ze beginnen bombarderen. (…)
Na te hebben gegeten deed ik mijn natte schoenen uit om van sokken te veranderen en zonder veel gerucht te maken vertelden we elkaar onze belevenissen. Het duurde niet lang voor we sliepen. Toen ik ontwaakte, was het al licht. Ik ging door een kier van de deur loeren om het terrein te bekijken zonder zelf gezien te worden. De Fransen die op de eerste linie zaten, waren tranchees aan het graven.

Soldaten graven loopgraven - uit het boek "Odon"

Soldaten graven loopgraven – uit het boek “Odon”

Odon en Raoul genieten van relatieve rust

EInd oktober 1914 waren ze nog allebei verwikkeld in hevige gevechten. Maar sinds de onderwaterzetting zijn de gevechten geluwd. Odon Van Pevenaege noteert het volgende in zijn dagboek :

2 tot 15 november 1914 – Pas na lange tijd gingen we naar Lampernisse en vervolgens naar Fortem. Om 2 uur ’s ochtends kwamen we eindelijk in Wulveringem aan. Ons bataljon moest in Het Zwaantje kantonneren (gehucht van Wulveringem) . Onze compagnie werd gelegerd op de hoeve van de burgemeester. Wij verbleven hier een veertiental dagen. In die periode ging de compagnie enkele dagen werken in Oeren en in Fortem aan het kanaal. Daar ging ik met de andere clairons naar de dagelijkse repetitie in een hoeve, vlakbij het dorpsplein.

Wulveringem - gehucht het Zwaantje

Wulveringem – gehucht het Zwaantje

In het dagboek van Raoul Snoeck staat het volgende te lezen :

28 oktober 1914. Om vier uur ’s morgens mogen we ons uit de gevechtszone terugtrekken. De Fransen zijn er ! Het werd tijd. We zijn op, halfdood van vermoeidheid, kou en ontbering. Enkel 65 van de 215 man in mijn compagnie hebben het overleefd.  We blijven slechts overeind door loutere vastberadenheid. Het 2e linie verzamelt in een weide van Booitshoeke (langs de weg Pervijze – Veurne). Met wat rest van ons regiment trekken we ’s nachts naar de Panne. (…)
1 november 1914 Al drie dagen ben ik in De Panne, met drie weken verschrikkelijke strijd achter de rug. Hier is het betrekkelijk rustig, uitgezonderd op patrouille, waar men ons zoals het hoort op geweerschoten onthaalt. (…)
2 november 1914 We leggen loopgraven aan in Wulpen, waarin we ook verblijven.
7 november 1914 We vertrekken om  de loopgraven in Ramskapelle te bezetten, waar we een dag van piket zijn. Daarna volgt een dag wacht en vervolgens een dag rust in Wulpen. De kou is geweken, nu volgt een vieze modderdooi. De loopgraven zijn herschapen in riolen.

Ramskapelle 1914

Ramskapelle 1914

bronnen :

Ivan Petrus Adriaenssens, Odon, Lannoo

Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, vertaald uit het Frans door André Gysel, Snoeck-Ducaju