Op 23 februari 1919 neemt de gemeenteraad van Ieper een belangrijke beslissing : ze gaan voor de wederopbouw van de stad. Die beslissing wordt genomen in een zitting die 10 uur duurt, van 9u ’s morgens tot 19u ’s avonds. Daarmee gaat de gemeenteraad in tegen de wens van Winston Churchill. Die heeft als Britse minister van oorlog verklaard dat hij de Ieperse ruïnes wil bewaren. Berichten daarover zijn ook al in de pers verschenen.
De bijeenkomst zelf is te danken aan de gastvrijheid van het Franse plaatsje Le Touquet. Daar worden 6.000 Belgische vluchtelingen, onder wie veel Ieperlingen, opgevangen, naast de talrijke Britse en Franse oorlogsslachtoffers. Het Ieperse stadsbestuur onder leiding van burgemeester Colaert wordt er gehuisvest in de Villa Domrémy. Op 23 februari 1919 vergadert de Ieperse gemeenteraad in de raadzaal van Le Touquet nadat ze hier van de Fransen en van koning Albert I de goedkeuring hebben gekregen.
Nadat hij de leiding nam van de novemberrevolutie, heeft Kurt Eisner de Beierse vrijstaat uitgeroepen en is hij regeringsleider van Beieren geworden. Politiek gezien is hij socialist, maar gezien de SPD de oorlog in 1917 nog steeds steunt, is hij daarna lid van de USPD (Unabhängige Sozialdemokratische Partei Deutschlands).
Aan de rechterkant wordt Eisner gehaat omdat hij in 1918 de staking in munitiefabrieken steunt. In december 1918 publiceert hij documenten om Duitslands hoofdschuld aan de oorlog te bewijzen, wat hem in nationalistische kringen nog meer onpopulair maakt. Maar ook aan de linkerzijde heeft hij vijanden. Als in januari 1919 in Beieren de Spartakusbeweging de wapens opneemt, laat Eisner kommunisten en anarchisten oppakken.
Op 21 februari 1919 verlaat Kurt Eisner het ministerie van buitenlandse zaken om zijn ontslagbrief te gaan voorlezen in het parlement. Hij is in het gezelschap van 2 partijleden en 2 lijfwachten. Een voormalige luitenant, graaf Anton von Arco auf Valley schiet hem 2 kogels in de rug en in het hoofd. Eisner sterft ter plaatse. Von Arco wordt neergeschoten door de lijfwachten van Eisner en geraakt zwaargewond. Hij wordt geopereerd en herstelt van de schotwonden. In eerste instantie wordt hij ter dood veroordeeld maar deze doodstraf wordt later omgezet in gevangenisstraf. In 1925 wordt graaf von Arco vrijgelaten.
Iedere ochtend rond half negen komt een limousine de Franse premier Georges Clemenceau ophalen in zijn huis in de rue Franklin nummer 8 om hem naar het Ministerie van Oorlog te brengen. Dat is al jaren de gewoonte en dus ook op 19 februari 1919. Alleen is er deze keer een ongenode gast Emile Cottin. Die heeft de voorbije dagen aandachtig gekeken naar het parcours van de wagen en opgelet waar de wagen moet vertragen. Dat is aan het kleine kruispunt van Passy, de huidige Square Costa Rica. Zodra de wagen daar is en vertraagt, rent hij naar voor en hij schiet 10 keer op de premier. Een goed schutter is Cottin niet. Twee kogels schieten het raam van de wagen aan diggelen, één kogel treft een agent en de zeven anderen schiet hij af op de plaats waar Clemenceau zit.
De chauffeur rijdt Clemenceau snel terug naar huis. Een menigte snelt toe en stort zich op de aanvaller. De politie kan met moeite voorkomen dat die ter plekke geluncht wordt. Georges Clemenceau is behoorlijk populair, zeker omdat hij door zijn wilskracht en volharding is blijven streven naar de overwinning. Dokter Laubry stelt vast dat drie kogels Clemenceau geraakt hebben. Eén ervan zit te dicht bij zijn hart en zal nooit verwijderd worden.
Op 14 maart 1919 verschijnt Emile Cottin voor de rechtbank. Hij is een meubelmaker met anarchistische sympathieën. Zijn motief voor de aanslag was een staking uit 1918 in een munitiefabriek, die door de politie zwaar is aangepakt en waarbij agenten op de stakers hebben geschoten. Op de vergaderingen van anarchisten die Cottin bijwoont, wordt Clemenceau als stakingsbreker beschouwd. Emile Cottin betuigt geen spijt en wordt ter dood veroordeeld. De krant Le Libertaire start een campagne om de doodstraf om te zetten. Ze vergelijken de straf met de recente vrijlating van de moordenaar die Jean Jaures in 1914 heeft vermoord. De campagne slaagt in haar opzet : de uiteindelijke straf is 10 jaar cel, gevolgd door huisarrest.
Georges Clemenceau gaat de dag na de aanslag al weer aan het werk en sterft in 1929 zonder ooit nog last te hebben van die ene kogel dicht bij het hart. Emile Cottin sluit zich in 1936 aan bij een anarchistische brigade die gaat vechten in de Spaanse burgeroorlog en hij sneuvelt aan het front nabij Zaragoza.
Polen is één van de nieuwe staten waarvan de grenzen nog niet definitief zijn bepaald door de vredesconferentie in Parijs. De Polen willen zoveel mogelijk historisch Pools grondgebied veroveren en kijken daarbij vooral ten oosten van Warschau. Terzelfdertijd willen de bolsjewieken hun revolutie naar het westen brengen om de communisten in Duitsland te steunen. Het is dan ook een kwestie van tijd voor beide partijen met mekaar slaags raken.
Vaak wordt 14 februari 1919 gezien als de startdatum voor de Pools-Russiche oorlog van 1919-1920. Dan vindt een eerste schermutseling plaats in Bereza Kartuska tussen Poolse soldaten en soldaten van het Rode Leger. De Polen halen de bovenhand en verjagen de Russen. In 1920 vindt de 2e slag om Bereza Kartuska plaats.
Op 13 februari 1919 wordt in België een nieuwe partij opgericht. Ze krijgt de naam “het Vlaamse front” maar zal algauw onder de naam Frontpartij bekend staan. Deze partij ontstaat enerzijds uit de Vlaamse Frontbeweging die aan het Ijzerfront is opgericht, en anderzijds uit activisten die tijdens de oorlog verkozen samen te werken met Duitsland om hun eisen te verwezenlijken (denk aan de vernederlandsing van de universiteit van Gent). Tot 1919 zoeken de Vlaams-nationalisten onderdak bij andere partijen maar voortaan hebben ze een eigen partij. Bij de verkiezingen in 1919 behaalt de Frontpartij 50.000 stemmen en vier verkozenen: Staf De Clercq voor Brussel, Adiel Debeuckelaere voor Antwerpen, Hendrik Borginon voor Aalst en Boudewijn Maes voor Gent.
Op 5 februari 1919 begint een staking bij Riegos y Fuerza del Ebro, filiaal van het elektriciteitsbedrijf Barcelona Traction Light and Power. Dit bedrijf staat in de volksmond bekend als “la Canadiense”, omdat het kapitaal voornamelijk vanuit Canada kwam. De staking duurt 44 dagen en slaagt erin na verloop van tijd om een groot deel van de Catalaanse industrie lam te leggen.
Aan de oorsprong van deze staking ligt een ontslag van acht bediendes bij de boekhouding van Riegos y Fuerza del Ebro. Uit solidariteit leggen bediendes van de boekhouding op 5 februari 1919 het werk neer en ze eisen dat hun 8 ontslagen collega’s weer in dienst genomen worden. Op vraag van de bedrijfseigenaar wordt de politie ingeschakeld waarop vanaf 8 februari ook andere afdelingen in staking gaan. De eisen van de stakers breiden zich ook uit : naast het weer in dienst nemen van de ontslagen bediendes eisen ze loonsverhoging. De vakbond Confederacion Nacional del Trabajo (CNT) ondersteunt de staking. Op 17 februari gaat de Catalaanse textielindustrie in staking. Op 21 februari gaan de arbeiders en bediendes van alle stroomfabrikanten in staking en daarmee leggen ze 70% van de Catalaanse industrie lam.
De Spaanse regering ziet zich genoodzaakt om te onderhandelen met het stakerscomité. Maar de staking breidt eerst nog uit. Op 7 maart wordt het treinverkeer lamgelegd en vanaf 12 maart is de staking algemeen. Op 16 maart eindigen de onderhandelingen tussen regering en vakbonden met het aanvaarden van de 40-uren week. Vanaf april 1919 is SPanje het eerste land waar de veertig-uren-week algemeen aanvaard is.
Bratislava, huidige hoofdstad van Slovakije, heeft al meerdere namen gekend. Voor de Duitstaligen was het Pressburg, voor de Hongaren Pozsany en voor de Slovaken Presporok. Aan het einde van de eerste wereldoorlog worden er in de oude Duitse en Oostenrijks-Hongaarse gebieden nieuwe naties opgericht. Eén van de nieuwe naties is Tsjechoslovakije . De bevolking van Pressburg (Duitsers, Hongaren en Slovaken) wil niet bij Tsjechoslowakije ingelijfd worden en denkt erover om een vrije stad te stichten.
In november en december 1918 nemen de Tsjechische legionairs Slovakije beetje bij beetje in. Op 31 december 1918 wordt ook Pressburg bezet door de Tsjechen. De inwoners verzetten zich. Er wordt een algemene staking uitgeroepen en er vinden massademonstraties plaats. De Tsjechen vuren op de menigte en er vallen 9 tot 15 doden. Op 4 februari 1919 veranderen de Tsjechen de naam van de stad in Bratislava en wordt ze de hoofdstad van Slovakije.
Het Teschen dispuut verwijst naar de regio waarover Polen en Tsjechen in januari 1919 een zevendaagse oorlog hebben uitgevochten. Teschen maakt deel uit van Silezië en beiden volkeren maken aanspraak op deze regio. In deze zevendaagse oorlog hebben de Polen het nadeel dat ze overal grensconflicten uitvechten. Het gros van hun leger vecht tegen de Oekraiëners en tegen het Russische Rode leger dat de revolutie westwaarts wil brengen.
De aanspraak van beide volkeren is in feite logisch. In het Oostenrijks-Hongaarse tijdperk werden geregeld talentellingen gehouden. Daaruit bleek dat drie districten voornamelijk Poolstalig waren en dat er in vier andere districten vooral Tsjechisch gesproken werd. Het belang van de regio ligt in de aanwezigheid van steenkool en de spoorlijn tussen Kosice en Bohumin die Tsjechië en Slovakije met elkaar verbindt. Dat is dan ook de reden dat Tsjechie de regio vooral onverdeeld in handen wil krijgen. Diplomatieke gesprekken lossen een deel van de grensconflicten op maar niet de discussie rond Teschen.
Terwijl de Polen het grootste deel van hun leger in het oosten hebben, vallen de Tsjechen aan op 23 januari 1919 na een ultimatum in de richting van Bohumin en Karvina. De Polen trekken zicht terug tot de Weichsel. Op 30 januari 1919 steken de Tsjechen de Weichsel over en ze nemen de spoorlijn tussen Bohumin en Jablunkov in bezit. De Polen trekken zich terug tot Skoczow waar ze na gevechten kunnen standhouden. De Tsjechen maken zich klaar op 31 januari 1919 voor een nieuwe aanval maar die wordt afgeblazen door diplomatieke druk van de Britten, Fransen en Amerikanen. De Tsjechen verschuiven hun posities naar een nieuwe grenslijn die op 2 februari 1919 wordt bekrachtigd in Parijs . Daarmee is Teschen dan toch in twee gedeeld.
In juli 1920 wordt de regio definitief verdeeld op een conferentie in Spa. De spoorlijn die Tsjechië met Slovakije verbindt en de regio ten zuiden wordt aan de Tsjechen gegeven. Iets minder dan de helft van de regio en een derde van de bevolking wordt aan Polen toegewezen.
Met het einde van de eerste Wereldoorlog worden er ook minder inspanningen gevraagd aan de industrie voor het aanmaken van wapens, munitie en dergelijke. Met de demobilisatie van de soldaten komen er zo heel wat werkkrachten vrij die niet direct een nieuwe baan krijgen. Daarom stelt een vakbond in Schotland voor om de 47-urenweek te vervangen door een 40-urenweek. De staking begint op maandag 27 januari 1919 met een Bijeenkomst van 3000 arbeiders in Glasgow. Op 30 januari 1919 sluiten zich daar 40.000 arbeiders bij aan van de Clyde Engineering and Shipbuilding Industries. De situatie wordt zo ernstig dat het oorlogskabinet in Londen erover vergadert.
Op 31 januari 1919 komen stakers samen op George Square om te wachten op het antwoord van Lord Provost of Glasgow op de petitie die de vakbonden hebben overhandigd. Om 12u20 beginnen er gevechten tussen de politie en de stakers. De gevechten gaan de rest van de dag door. De regering besluit tanks en soldaten naar Glasgow te sturen om de rust te doen weerkeren. Glasgow verandert de komende weken in een militair kamp maar de staking is daarmee over. Deze periode wordt ook wel de vergeten revolutie van Groot-Brittannië genoemd.
Op 31 januari 1919 wordt er hevig gevochten om Paju tussen Esten en Finnen aan de ene kant en Sovjettroepen en Litouwse bondgenoten aan de andere kant. De Esten zijn al de ganse maand januari 1919 bezig met tegenaanvallen tegen de oprukkende Sovjetsoldaten die de revolutie westwaarts willen brengen.
Voor de bevrijding van Valga is het noodzakelijk dat de Esten eerst Paju innemen. Estse partizanen doen al een eerste poging op 30 januari maar ze worden door de Litouwers verdreven. Op 31 januari doet een bataljon van 300 soldaten onder leiding van Julius Kuperjanov een tweede poging. Tegenover hen staan 1200 Litouwers die kunnen rekenen op ondersteuning van Sovjetsoldaten. Bij de aanval raakt Kuperjanov zwaar gewond. Enkele uren later komt er versterking voor de Esten. 380 Finse vrijwilligers lanceren een nieuwe aanval op de Litouwse stellingen. Het komt tot lijf aan lijf gevechten waarbij de Esten en Finnen tenslotte de bovenhand halen.
Op 1 februari marcheren de Esten Valga binnen zonder enige weerstand. Op 2 februari overlijdt Julius Kuperjanov aan zijn verwondingen.
Onderstaande schilderij is van Maximilian Maksolly.