Voorwaarts en terug, en weer voorwaarts. Eerst de opgewonden stormlopen voorwaarts in Galicië van de eerste oorlogsmaanden, de binnenvallende Russen tegemoet, met alle bloedige gevechten waar die in resulteerden, daarna de terugtocht, een verward rennen van rivier naar rivier, totdat men plotseling bij de Karpaten en de grens met Hongarije stond. Daarna een pauze, stilte, niets. Vervolgens orders over een nieuwe opmars, de Karpatische bergpassen uit, naar de vlakten in het noordoosten en het belegerde Przemysl. De verliezen zijn enorm geweest.
De winter komt ongewoon vroeg. Het is begonnen met flinke sneeuwval die alle wegen plotseling onbegaanbaar heeft gemaakt, waardoor het de Oostenrijks-Hongaarse eenheden onmogelijk is om zich voorwaarts te verplaatsen. De divisie van Pal Kelemen zit gevangen op een van de dichtgevroren bergpassen. De bijtende, opwaaiende sneeuw vormt hoe hopen rond de paarden. Kou lijdende soldaten hurken om zwakke vuurtjes of stampen rond terwijl ze zich warm proberen te slaan. Pal Kelemen noteert in zijn dagboek op 13 oktober 1914 :
Er staat maar één heel gebouw in de bergpas, een kleine herberg die op de grens ligt. In de eerste ruimte is een veldtelegraaf geïnstalleerd; in de tweede zijn de stafofficieren van het cavaleriekorps ingekwartierd. Ik arriveer hier om elf uur ’s avonds en stuur een bericht naar het hoofdkwartier waarin ik verklaar dat het op dit moment onmogelijk is verder te gaan. Daarna ga ik in een hoek liggen, op een matras en leg een deken over me heen.
Ik lig half wakend, uitgeput, een paar officieren om me heen rusten op hoopjes stro. De rillende en beneden mannen om het huis hebben vuur gemaakt met behulp van planken van de ernaast gelegen stal en de vlammen treken nog meer verdwaalde soldaten aan.
Er komt een sergeant binnen die om toestemming vraagt een van zijn kameraden naar de warmte binnen te brengen. De man in kwestie is nauwelijks nog bij bewustzijn en zou buiten in de kou ongetwijfeld gestorven zijn. Ze leggen hem naast de deur op een armvol stro. Hij is in elkaar gekropen. Zijn lange jas is op meerdere plaatsen doorboord door kogels en de rand is geschroeid door vuur van een nachtelijke slaapplaats.
De slaap overmant me. De ‘titi-tata’ signalen van de telegraaf veranderen in een verafgelegen ruisen. In de schemering word ik gewekt door het lawaai van de mannen die zich opmaken om verder te marcheren. Alleen de soldaat die gisteravond is binnengedragen, ligt nog op de vloer. Een van de adjudanten komt binnen, merkt de soldaat op die onbeweeglijk in zijn hoek ligt, stapt op hem af maar deinst verschrikt achteruit. Verontwaardigd geeft hij het bevel om het lijk van deze man, overduidelijk overleden aan cholera, onmiddellijk te verwijderen.
bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...