Louis Barthas verdwaalt in de voorste linie

Eind juni 1915 is Louis Barthas gelegerd nabij Sains-en-Gohelle, een gemeente in de Pas-de-Calais op zo’n 15 kilometer van Lens en 40 kilometer ten zuidwesten van Rijsel (Lille). Hij krijgt samen met zijn frontmakkers de opdracht een nieuwe loopgraaf aan te leggen op een plek waar de voorste linie niet meer bestaat door de aanhoudende artilleriebombardementen. In zijn dagboek noteert Barthas het volgende.

Om negen uur ’s avonds volgden we met circa veertig soldaten onderluitenant Malvesy die ons in groepjes verspreid opstelde. Het was een donkere nacht, landkaarten en kompas hadden geen enkel nut. We moesten ons door ons gevoel laten leiden. Maar deze keer kwamen we bedrogen uit want degenen die met de onderluitenant voorop liepen, kwamen in een Duitse loopgraaf terecht. We merkten het pas toen de vijandelijke wachtposten, misschien nog banger dan wij, met een keelstem riepen :”Halt, wer da ! Halt, wer da !”. We raakten in totale paniek. Het was redden wie zich redden kan, we wisten zelfs niet meer waar de Franse loopgraven waren. Er werd geschoten en met handgranaten gegooid. We verstopten ons in granaattrechters. (…)
Dit alarm zou wel eens aan aanleiding kunnen zijn tot een hele nacht ononderbroken vuurgevecht. Gelukkig gebeurde er niets. Het werd weer rustig en we konden verder werken.

bron : Louis Barthas , vertaald door Dirk Lambrecht, oorlogsdagboeken, uitgeverij Lubberhuizen

schilderij van Géo Michel - fusée éclairante

schilderij van Géo Michel – fusée éclairante

Nieuwe recruten in Veurne

In de Sint-Jozefzaal, Sporkijnstraat Veurne, vergadert de Herzieningsraad op 29 juni 1915 drie dagen na elkaar. Dagelijks moeten zich zo’n zestig mannen van de lichting 1915 melden en zij zullen na goedkeuring onmiddellijk ingelijfd worden. Niemand afgekeurd vandaag : de toekomstige soldaten mogen nog eens vrij uitgaan en moeten zich morgenvroeg melden voor de reis naar het opleidingscentrum in Frankrijk.

’s Avonds wordt er nog een stevige pint gedronken, het verdriet weggespoeld en ze eten nog een laatste keer van moeders keuken…

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Veurne_Sporkijnstraat

Herbert Sulzbach herstelt in Frankfurt

In het vorige bericht (lees hier)  lazen we dat Herbert Sulzbach de hospitaaltrein nam vanuit Frankrijk. Op 26 juni 1915 noteert hij het volgende in zijn dagboek:

Ik ben beter en krijg mijn uniform terug en word ontslagen uit het hospitaal. Daarna neem ik de trein vanuit Leipzig naar Frankfurt, waar ik aankom op de ochtend van 27 juni 1915. Ik kom thuis en vind mijn aangenaam verraste familie terug. Wat is het heerlijk om ’s avonds nog eens uit te gaan. Ik meld me aan in de kazerne en vind tot mijn verrassing luitenant Reinhardt terug. Die staat op het punt om met het 4e artilleriebataljon te vertrekken. Ik slaag erin om aan te sluiten bij zijn bataljon.

Ik krijg nog enkele dagen herstelverlof en ga fietsen in het bos met mijn liefje en het voelt aan of het vrede is. Ik reed met de Taunus naar het jachthuis, met mijn ouders en vrienden, en daar zaten we in een vredevolle omgeving. Je kon de bijen horen en het was moeilijk om te geloven dat slechts enkele uren verder per trein een vreselijke oorlog woedde.

Op het eerste gezicht is er in de stad niet veel veranderd. Je kan nog altijd uitgaan en dansen, al zie je niet veel burgers meer. Maar de mensen hebben nog geen tekorten.

bron : Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen and Sword Military

InderHeimat02

Een Taube boven Veurne

Op 23 juni 1915 om 6 uur ’s morgens hangt er al een Taube boven Veurne. Jozef Gesquière verwacht er niet veel goeds van, ook niet wanneer die na een paar uur verdwijnt. In zijn dagboek vervolgt hij :

Nog geen tien minuten na het verdwijnen van de Taube hebben we het al. Veertien schuifelaars, zo worden de aankomende obussen genoemd, volgen elkaar vlug op. Ze komen op verschilende plaatsen terecht. Slechts zes op de veertien ontploffen en richten geringen schade aan. Geen enkel slachtoffer vandaag.

De Taube is een vliegtuigtype dat in 1910 een eerste vlucht maakt. Voor de vorm van de vleugels keer ontwerper Igo Etrich naar de vorm van de zaden van de esdoorn. Van deze eerste militaire vliegtuigen werden er talloze gebouwd voor Duitsland en zijn medestanders. Vanaf begin 1915 werden ze vervangen door nieuwe types.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Taube02

Lemberg wordt terug Oostenrijks

Sinds de Duitsers hun Oostenrijks-Hongaarse bondgenoten meer ondersteunen, hebben de Russen hun greep op het Oostenrijks-Hongaarse Galicië moeten lossen. Alles is begonnen in mei 1915 met de slag bij Gorlice (lees meer daarover op deze pagina) . Begin juni heroveren de troepen van de Centralen Przemysl en half juni breken ze door de Russische linies aan de San (lees meer op deze pagina) .

Op 22 juni 1915 heroveren Duitse en Oostenrijks-Hongaarse troepen Lemberg (vandaag Lviv in Oekraïene). Deze herovering is bijzonder goed voor de moraal en is in feite vooral een Duitse overwinning. Maar om hun bondgenoten wat extra moed te geven, staan de Duitsers toe dat de Oostenrijks-Hongaarse troepen de stad binnenmarcheren.  Naast de opsteker voor de moraal is de verovering van Russische kanonnen en munitie een meevaller voor de bevoorrading van het Oostenrijks-Hongaarse leger. De Duitse generaal von Mackensen en de Oostenrijkse stafchef Conrad krijgen allebei promotie.

Oostenrijks-Hongaarse soldaten marcheren Lemberg binnen.

Oostenrijks-Hongaarse soldaten marcheren Lemberg binnen.

bron

Michael Neiberg en David Jordan, The history of world war I – the eastern front 1914-1920, amber books

Tilburger Courant telt de Belgische vluchtelingen

Het uitbreken van de eerste wereldoorlog leidde tot een grote vluchtelingenstroom naar het neutrale Nederland. In hoofdzaak ging het om burgers, maar er waren ook flink wat Belgische militaire en zelfs wat Duitse. Naar schatting een miljoen vluchtelingen bevonden zich tijdens de oorlog korte of langere tijd in Nederland, dat toen zelf maar zes miljoen inwoners telde.

Tilburger Courant meldt op 22 juni 1915 dat er zich volgens ambtelijke tellingen, in het begin van deze maand 16.500 Belgische vluchtelingen in de provincie Noord-Brabant bevinden. De meesten verblijven in Breda (2636), Bergen-op-Zoom (2578), Roosendaal (2000), Tilburg (1335) en Ossendrecht (536)

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Vluchtelingenmonument Enschede

Vluchtelingenmonument Enschede

Britten veroveren Bukoba

Britten veroveren Bukoba

Britse manschappen van het 25e Royal Fusiliers (Frontiersmen) komen op 21 juni 1915 over het Victoriameer om de kustplaats Bukoba (Duits Oost-Afrika, vandaag Tanzania, Rwanda en Burundi) aan te vallen. Het wordt de eerste overwinning van de Britten op de Duitsers in deze regio. Bij hun aanval verwoesten ze ook het telegraafkantoor om verdere communicatie met de Duitse legerleiding onmogelijk te maken.

Omwille van hun status als ‘onregelmatige troepen’ krijgen de Frontiersmen van de aanwezige Britse generaal de toelating om het stadje te plunderen, wat het Britse oppercommando later zal ontkennen.

bronnen

oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

https://nl.wikipedia.org/wiki/Duits-Oost-Afrika

http://www.25throyalfusiliers.co.uk/bukoba.html

Britse troepen halen de Duitse vlag omlaag in Bukoba - juni 1915

Britse troepen halen de Duitse vlag omlaag in Bukoba – juni 1915

Raoul Snoeck mijmert in De Panne

Raoul Snoeck noteert op 20 juni 1915 het volgende in zijn dagboek :

We rusten nog altijd uit in De Panne bij heerlijk weer. Blijven we hier nog lang, dan krijg ik opnieuw de smaak in het zindelijk leventje te pakken. Mijn nicht Duquenne woont hier niet veraf en komt me dikwijls opzoeken. Met enkele vrienden bereiden we dan lekkere maaltijden, maken mooie wandelingen en zingen liedjes van thuis. Na maanden loopgravenleven ben je een beetje wild. Tijdens de rustperiode breng je je dagen door op zoek naar avontuur, of slaap je van ’s morgens tot ’s avonds. (…)

De villa’s op de dijk die in de zomer nog een riant decor vormden, zijn ingenomen door soldaten en hebben een heel ander uitzicht. Vroeger waren ze bebloemd, koket, net en verzorgd en droegen leuke namen. Samen met de heldere kleurenschakeringen en de met geraniums en hortensia’s versierde terrassen zorgde dit alles voor een innig voorkomen. Deze heerlijke nestjes riepen dromen op van gelukkige bestemmingen, welverdiende rust, liefdesromans en huiselijke gezelligheid.

EN ik denk terug aan mijn kindertijd, aan de gezegende vakantieperiode die we elk jaar aan zee doorbrachten. Ik laat mijn gedachten afdwalen en beleef alles opnieuw. ’s Morgens stoeiden we in het water of visten op garnalen. Dikwijls liep ik naar moeder, nat tot aan de schouders. Gelukkig had ze altijd verse kleren bij want ik was een echte rakker. Ook het zand roept in mij zovele gelukkige herinneringen op. Ik ravotte erin met de kinderen van mijn leeftijd, blootvoets amuseerden we ons.

bron : Raoul Snoeck, vertaald door André Gysel,  In de modderbrij van de Ijzervallei, Snoeck-Ducaju & zoon

DePanne_1910_02

slachtpartij in Siirt

Rafael de Nogales is een Zuid-Amerikaans avonturier die zich heeft aangemeld bij het Ottomaans leger. Op 18 juni 1915 in de ochtend hebben een paar Turkse officieren in zijn gezelschap verteld dat de voorbereidingen in Bitlis nu klaar waren en dat ze nog alleen wachtten op een order van hogerhand, dat het doden in Siirt daarna op elk moment kon beginnen. Als de Nogales in Siirt toekomt, ziet hij een heuvel vlak bij de hoofdweg. Hij noteert het volgende in zijn dagboek.

De heuvel was gekroond met duizenden halfnaakte en nog bloedende lichamen, die op stapels lagen, in elkaar vervlochten in een laatste omarming in de dood. Vaders, broers, zonen en kleinzonen lagen zoals ze gevallen waren door de kogels of jatagans van de moordenaars. Uit meer dan één opengesneden keel liep het leven weg in hartslagen van warm bloed. Zwermen gieren zaten op de hopen, pikten de ogen van doden en stervenden uit, wier verstijfde blikken nog angst en onuitsprekelijke pijn leken te weerspiegelen, alles terwijl de aasetende honden hun scherpe tanden zetten in ingewanden die nog pulseerden van het leven.

Het veld van lichamen strekt zich uit tot op de straat, en om zich een weg te banen moeten ze hun paarden ten slotte ove de ‘bergen kadavers’ laten springen. Gechoqueerd en verdoofd rijdt de Nogales Siirt binnen. Daar zijn de politie en het islamitische deel van de stadsbevolking druk bezig om samen de christelijke huizen te plunderen. Hij ontmoet enkele overheidspersonen van de streek, onder meer het hoofd van de gendarmes van de stad, die de massamoord persoonlijk heeft geleid. Opnieuw krijgt de Nogales bevestigd dat het vermoorden van alle christelijke mannen van boven de twaalf niet zoals eerder een tamelijk spontaan opvlammende pogrom is geweest, maar een goed geplande, centraal gestuurde operatie.

Hij krijgt een nachtkwartier toegewezen in een van de geplunderde gebouwen. De Nogales begrijpt nu dat de aanvallen niet alleen meerd e Armeniërs betreffen, maar ook andere christelijke groeperingen. Het huis is namelijk van een Syrische familie geweest. Het is volkomen leeggeplunderd, op enkele kapotgeslagen stoelen na. Van de vorige eigenaars is geen spoor te bekennen, behalve een Engels woordenboekje en een heel klein beeldje van de Maagd Maria, verborgen in een hoekje. Op de vloeren en muren zitten bloedspatten.

bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum

armenian-genocide01

impressie uit de Dodengang

Begin juni 1915 is de dodengang een primitief uitgegraven greppel waarin de soldaten plat op de buik vooruit moeten kruipen. Zelfs bij kniezit dienen ze hun hoofd in te trekken omdat ze anders een te gemakkelijke prooi zijn van het vuur vanuit de petroleumtanks of van de overzijde van de Ijzer. De borstweringen van aardezakjes bieden nauwelijks bescherming en worden voortdurend door Duits artillerievuur omgewoeld.

Korporaal Libois noteert begin juni 1915 de volgende impressie. De foto toont adjudant Vico van het 12e linieregiment, genomen op 18 juni 1915, toen 100 jaar na de slag van Waterloo.

Adjudant Vico 12e regiment dodengang

Adjudant Vico 12e regiment dodengang

’s Avonds moeten we verder, de boyau in. Men brengt koffie aan, wat wij weten te waarderen. We nemen kogels mee, en aardezakjes en ijzeren platen. We laten onze ransels achter en om 23 uur begint de mars door de Boyau de l’Yser. Het duurt wel een eeuwigheid. Dante overdreef niet toen hij zijn hellevisioenen uitbeeldde !

De boyau volgt een rechte lijn langsheen de Ijzeroever. We geraken met moeite door de ingang. We moeten er trouwens niet aan denken enkele van de opgehoopte lijken weg te halen. Om in de boyau te geraken moet je iets van een slang hebben, en van een pad en een mol. De soldaten die we aflossen, moeten plat op hun buik kruipen zodat wij erover kunnen kruipen. Niemand zegt een woord. Shrapnels spatten in het rond en voortdurend horen we kogels fluiten en dof tegen de aardezakken slaan. We kruipen zo vlug mogelijk vooruit, steunend op knieën en ellebogen. Aan de schietgaten die de scherpschutters aan de overzijde van de Ijzer in het oog houden, moeten we springen. Het zweet druipt van onze gezichten. (…)

We houden een ogenblik halt. In het helle licht van een vuurpijl doemt een sinister beeld op : mensen die krioelen tussen opengereten lijken, macabere overblijfsels van mensen, schrikwekkende restanten. Ontzetting, afkeer en walg moeten we overwinnen. Het vergt iets bovenmenselijks om badend in angstzweet over de lijken te klauteren. En intussen fluiten aanhoudend kogels boven onze hoofden, suizen er obussen en verlichten lichtkogels dit schouwspel. (…)

We botsen weer op een reeks lijken, nog meer in ontbinding dan de vorige, waar we over moeten. Ons gelaat op het hunne, onze knieën over hun benen, en onze buik over hun lichaam slepend. En uit die opeenhoping stijgt een walgelijke, vieze geur op. Een hels tafereel.

We stoten alweer op menselijke lichamen. Dit keer leven ze. We hebben eindelijk onze post bereikt. Wat een opluchting. De aflossing zit erop. Niemand is gewond. De opdracht klinkt eenvoudig : loeren en zich in geval van een aanval verdedigen.

bron :  Siegfried Debaeke, Het drama van de Dodengang, uitgeverij de Klaproos