De spanning stijgt langzaam maar zeker in het Ruhrgebied door actie en reactie van de Frans-Belgische bezetters en de Duitse bevolking.
1 maart 1923 : Frankrijk en België delen mee dat ze de doodstraf opleggen aan iedereen die in bezet Duitsland transportlijnen saboteert.
2 maart 1923 : Franse legertroepen die het Duitse Ruhrgebied bezetten, nemen 232 locomotieven en honderden goederentreinwagons (en hun ladingen) in beslag tijdens ochtendlijke raids in de steden Düsseldorf, Hamborn en Wanne, als straf voor achterstallige herstelbetalingen.
3 maart 1923 : Het Franse leger breidt zijn inbeslagname van spoorwegemplacementen in de Ruhr uit en neemt de controle over het belangrijkste industriële centrum in Darmstadt , samen met de havens van Mannheim en Karlsruhe , en de dorpen Lorch am Rhein en Knielingen , nu een deel van Karlsruhe.
6 maart 1923 : De Duitse bondskanselier Wilhelm Cuno vertelt de Reichstag dat Duitsland geen directe onderhandelingen met Frankrijk zal aangaan over de kwestie van de herstelbetalingen, maar dat via een derde partij zal doen. De regering van de Britse premier Bonar Law wordt door de oppositie onder druk gezet om een meer definitief standpunt in te nemen over de kwestie van het Franse beleid ten aanzien van het Ruhrgebied.
10 maart 1923 : Twee Franse functionarissen (een legerofficier en een spoorwegchef) worden vermoord aangetroffen in de buurt van het bezette Buer, Duitsland.
12 maart 1923 : Zeven Duitse burgers worden gedood en 13 gewond in Düsseldorf door Franse troepen in het bezette Ruhrgebied na de moord op twee Franse functionarissen op 10 maart.
13 maart 1923 : De Franse minister van Oorlog André Maginot kondigt aan dat nog eens 15.000 Franse soldaten naar het Ruhrgebied en het Rijnland zullen worden gestuurd.
15 maart 1923 : Duitsland biedt 20 miljard goudmarken aan Frankrijk en België om de bezetting van het Ruhrgebied te beëindigen.
20 maart 1923 : Een vertegenwoordiger van het Duitse ministerie van Financiën zegt dat hyperinflatie en de bezetting van het Ruhrgebied het onmogelijk hebben gemaakt om de financiën van het land te beheren, aangezien de begroting voor 1922-1923 een tekort vertoonde van 7,1 biljoen (7.100.000.000.000) mark. De Sovjet-Unie kondigt aan dat het 70.000 ton graan zal sturen om arbeiders in het Ruhrgebied te helpen.
Op 5 december 1922 keurt het Britse Lagerhuis de Irish Free State Constitution Act goed. Op 6 december kondigt Koning George V de Ierse Vrijstaat af. Op 7 december stemmen beide huizen van het parlement van noord-Ierland unaniem voor de optie om uit te treden uit de Ierse Vrijstaat en aan te sluiten bij het Verenigd Koninkrijk. Op dezelfde dag worden 2 leden van het Ierse parlement (de Dail) neergeschoten : Sean Hales en Patrick O’Malley zijn het slachtoffer van een wraakactie van de Irish Republican Army (IRA) die zich verzet tegen de Ierse Vrijstaat en het Iers-Britse verdrag. O’Malley overleeft de aanslag in tegenstelling tot Sean Hales. Deze aanslag van de IRA is trouwens een reactie op de eerdere executies van aanhangers van de IRA door de Ierse Vrijstaat die vanaf 17 november 1922 plaatsvinden.
Op 8 december 1922 komt de regering van de Ierse Vrijstaat in spoedzitting bijeen. Als wraak op de aanslag worden 4 aanhangers van de IRA opgehangen : Rory O’Connor (39), Joe McKelvey (24); Liam Mellows (30) en Richard Barrett (32). De Ierse burgeroorlog belandt daarmee in de fase van opeenvolgende wraakacties.
Nu de Turken Smyrna hebben veroverd en het Griekse leger op de vlucht is, is de vraag wat de volgende stap van veldmaarschalk Mustafa Kemal zal zijn. Als Constantinopel zijn einddoel is, en dat is meer dan waarschijnlijk, dan kan het tot gevechten komen met het Britse leger dat daar gestationeerd is sinds het einde van de Groote Oorlog.
In een interview gepubliceerd op Daily Mail , 15 september 1922, verklaart de leider van de Turkse nationale beweging Mustafa Kemal dat “onze eisen na onze recente overwinning hetzelfde blijven als voorheen. We vragen om Klein-Azië , Thracië tot aan de rivier Maritsa en Constantinopel … We moeten onze hoofdstad hebben en ik zou in dat geval verplicht zijn om door te marcheren tot in Constantinopel met mijn leger, wat een aangelegenheid van slechts een paar dagen zal zijn. Ik verkies de stad te verkrijgen door middel van onderhandelingen, hoewel ik natuurlijk niet oneindig kan wachten.” Het Britse kabinet komt op dezelfde dag bijeen en besluit dat de Britse troepen hun posities moeten handhaven. De volgende dag, in afwezigheid van minister van Buitenlandse Zaken Lord Curzon , geven bepaalde ministers van het kabinet een communiqué uit waarin ze Turkije bedreigen met een oorlogsverklaring door Groot-Brittannië en de Dominions , op grond van het feit dat Turkije het Verdrag van Sèvres heeft geschonden . Op 18 september, bij zijn terugkeer in Londen, wijst Curzon erop dat dit de premier van Frankrijk , Raymond Poincaré , woedend zal maken, en hij vertrekt naar Parijs om te proberen de zaken glad te strijken. Poincaré heeft echter al de terugtrekking van het Franse detachement bij Chanak (Çanakkale in het Turks) bevolen, maar haalt de Turken over om de neutrale zone te respecteren. Curzon bereikt Parijs op 20 september 1922 en bereikt, na verschillende boze ontmoetingen met Poincaré, overeenstemming over een wapenstilstand met de Turken.
Maar de Turken zitten ook niet stil. Ernest Hemingway, oorlogscorrespondent voor The Toronto Daily Star is aanwezig bij het volgende incident.
Een andere nacht houdt een torpedobootjager een bootlading Turkse vrouwen tegen die vanuit Klein-Azië aan het oversteken zijn. Bij het zoeken naar wapens blijken alle vrouwen mannen te zijn. Ze zijn allemaal bewapend en blijken later kemalistische officieren te zijn die zijn uitgezonden om de Turkse bevolking in de buitenwijken te organiseren in geval van een aanval op Constantinopel.
In de Britse politiek zijn Lloyd George, Winston Churchill en de conservatieven Lord Birkenhead en Austen Chamberlain pro-Grieks en willen oorlog. Alle andere conservatieven van de coalitie in zijn regering verwerpen oorlog. De positie van Lloyd George als hoofd van de coalitie wordt onhoudbaar. Zijn kabinet is beïnvloed door valse inlichtingen, waaronder de mogelijkheid dat Turkije een militaire overeenkomst kan sluiten met Sovjet-Rusland . Hoewel MI6 meldde dat Turkije en Sovjet-Rusland al uit elkaar dreven, blijft het kabinet bezorgd over een interventie door de Sovjet-marine. Churchill publiceert een pro-oorlogsmanifest dat waarschuwt voor een grootschalig Turks offensief in Europa dat het resultaat van de oorlog ongedaan zal maken. Dit manifest wordt in binnen- en buitenland bekritiseerd en brengt de Britse regering in verlegenheid. Onder meer de premier van Canada is ontstemd omdat hij niet eerst geraadpleegd is over de mogelijkheid van een oorlogsverklaring. En bovendien wil de Brits publieke opinie niets van oorlog weten.
Op 23 september 1922 besluit het Britse kabinet Oost-Thracië aan de Turken te geven, waardoor de Grieken het zonder slag of stoot moeten verlaten. Dit overtuigt Kemal om de opening van wapenstilstandsbesprekingen te accepteren en op 28 september vertelt hij de Britten dat hij zijn troepen heeft bevolen elk incident in Chanak te vermijden. Daarmee is elke oorlogsdreiging geweken.
Op 9 september 1922 is de stad Smyrna overspoeld door de hartstochten die in een decennium van oorlog voeren zijn gewekt. Als de Turkse cavalerie deze ooit welvarendste en meest kosmopolitische stad van het Ottomaanse rijk binnenrijdt, kijkt de christelijke meerderheid van de bevolking in nerveuze afwachting toe. Smyrna is een stad waarin moslims, jode, Armeniërs en Grieks-orthodoxe christenen eeuwenlang min of meer vreedzaam hebben samengeleefd. Maar na bijna tien jaar oorlog zijn de onderlingen etnische verhoudingen in de stad verstoord. Het Ottomaanse rijk is tijdens de Balkanoorlogen van 1912 en 1913 Europese gebieden kwijt geraakt. En nadat het aan de kant van Duitsland heeft gevochten, zijn ook de Arabische gebieden ontnomen door Britten en Fransen. Na de Groote Oorlog is er een drie jaar durend conflict uitgevochten tussen Grieken en Turken, dat gekenmerkt is door talrijke wreedheden jegens moslims en christenen.
In september worden een aantal rekeningen vereffend nu duidelijk is wie de oorlog gewonnen heeft. Vlak nadat het Turkse leger Smyrna heeft veroverd, arresteren soldaten de orthodoxe aartsbisschop Chrysostomos, een uitgesproken voorstander van de Griekse invasie, en dragen hem over aan hun commandant, generaal-majoor Sakalli Nuredin Pasja. De generaal levert Chrysostomos uit aan een Turkse mensenmassa. Een waarnemer, een Franse matroos vertelt :
De massa stortte zich met rauwe kreten op Chrysostomos en sleepte hem door de straat tot bij een kapperszaak, waar Ismael, de Joodse eigenaar, zenuwachtig in de deuropening toekeek. Iemand duwde de kapper opzij, greep een wit laken en knoopte dat om Chrysostomos’ nek. Hij riep :”We gaan hem scheren.”. Ze rukten de prelaat zijn baard uit, staken zijn ogen uit met hun mes, sneden zijn oren , zijn neus en zijn handen af. Niemand kwam tussenbeide. Ze sleepten vervolgens het verminkte lichaam van Chrysostomos naar een nabijgelegen straatje, waar ze hem in een hoek gooiden en lieten creperen. (Volgens andere bronnen eindigde het nog gruwelijker met het vierendelen van Chrysostomos).
De gewelddadige dood van de orthodoxe metropolie van Smyrna is slechts de ouverturen van een golf van geweldsorgieën. In de loop van de volgende twee weken worden naar schatting 30.000 Grieken en Armeniërs afgeslacht. Nog veel meer worden er beroofd, in elkaar geslagen of verkracht door Turkse soldaten, paramilitaire troepen en plaatselijke tienerbendes.
In de namiddag van 13 september 1922 gaan in de Armeense wijk van de stad de eerste huizen in vlammen op. De volgende ochtend staan ook de meeste christelijke wijken van Smyrna in brand. Binnen enkele uren hebben duizenden mannen, vrouwen en kinderen hun toevlucht gezocht aan de kade. Terwijl Turkse troepen de kade afsluiten, proberen veel wanhopige vluchtelingen de geallieerde schepen in de haven te bereiken. ALs het steeds duidelijker wordt dat de geallieerden niet zullen ingrijpen, plegen enkele angstige Grieken zelfmoord door het water in te springen en zicht te verdrinken. Anderen willen zich zwemmend in veiligheid brengen, terwijl ze als een razende een van de geallieerde schepen proberen te bereiken. Kinderen en bejaarden worden onder de voet gelopen door een massa die wanhopig tracht te ontsnappen aan de ondraaglijke hitte van de brandende gebouwen om hen heen. Vee en paarden, die onmogelijk te evacueren zijn, breken hun voorpoten voordat ze in het water worden geduwd om te verdrinken – een tafereel dat wordt vereeuwigd in het korte verhaal “on the Quai at Smyrna”, geschreven door de dan nog onbekende buitenland correspondent van the Toronto Star, Ernest Hemingway.
De Ierse onafhankelijkheidsoorlog (1919-1921) is nog geen jaar gedaan of het geweld breekt terug uit in Ierland. In 1922 is er nochtans hoop door het Brits-Ierse verdrag dat de rust eindelijk kan weerkeren. Dat verdrag voorziet in de Ierse vrijstaat met een eigen leger en politie. Het verdrag voorziet ook de mogelijkheid voor Noord-Ierland om bij het Verenigd Koninkrijk te blijven. Maar Vrijstaat betekent ook dat Ierland binnen het Brits gemenebest blijft met de Britse koning als staatshoofd. En dat gaat voor sommige Ieren niet ver genoeg. Dat bewijst ook de stemming in het Ierse parlement op 7 januari 1922. Het verdrag wordt goedgekeurd met 64 stemmen voor en 57 stemmen tegen. De Ierse nationalisten zijn diep verdeeld.
De Ierse president Eamon de Valera treedt af bij wijze van protest maar wordt niet herverkozen dor het parlement. Daarop verwijt hij de Ierse parlementairen dat ze hun eed aan de Ierse republiek schenden door het verdrag te aanvaarden. De verdeeldheid van de Ierse nationalisten komt tot uiting als de Valera begin maart 1922 een nieuwe partij sticht.
De verwarring is compleet bij de verkiezingen op 18 juni 1922. Er komen twee nationalistische partijen op die beiden de naam Sinn Féin dragen, maar waarbij de ene partij voor en de andere tegen het Brits-Iers verdrag is. De aanhangers van het verdrag behalen de meerderheid en ze worden gesterkt door de resultaten van de niet-nationalistische partijen waarvan de meerderheid ook achter het verdrag staat. Maar Eamon de Valera, zijn politieke aanhangers en de meerderheid van de IRA blijven gekant tegen het verdrag. Volgens sommigen zou de Valera gezegd hebben :”De meerderheid heeft het recht niet verkeerd te handelen.”.
Michael Collins en Arthur Griffith zetten ondertussen hun schouders onder de Ierse Vrijstaat en stichten het Iers nationaal leger dat de IRA moet vervangen. Maar hun tegenstanders zitten niet stil. Eenheden van de IRA die gekant zijn tegen het verdrag bezetten vanaf april 1922 de “Four Courts”, zo genoemd naar de vier gerechtshoven die in hartje Dublin zetelen. Griffith wil het Ierse leger direct laten optreden, maar Collins laat deze IRA aanhangers ongemoeid. Hij gokt erop dat de aanhangers van het verdrag de meerderheid behalen bij de verkiezingen en dat de bezetters van de Four Courts democratisch genoeg zijn om de bezetting dan te beëindigen. Maar dat gebeurt niet. Bovendien is er op 22 juni 1922 nog de aanslag op veldmaarschalk Wilson in hartje Londen. Deze aanslag dwingt de Ierse regering tot handelen. Als ze niet kunnen bewijzen dat zij de macht hebben in Ierland, dreigen de Britten zelf op te treden. Op 26 juni 1922 kidnappen de tegenstanders van het verdrag een Ierse generaal. Nu heeft Michael Collins geen keuze meer. Hij stelt de bezetters van de Four Courts een ultimatum. Op 27 juni moeten ze de bezetting beëindigen. Op 28 juni 1922 begint het Ierse leger de Four Courts te bombarderen. Na drie dagen bombardement geven de bezetters zich over. Maar vuurgevechten blijven nog voortduren in Dublin tot 5 juli 1922. De Ierse burgeroorlog is begonnen.
Sir Henry Wilson is een hoge Britse militair met een indrukwekkende staat van verdienste. Zijn eerste ervaringen doet hij op tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Voor de Groote Oorlog is hij al betrokken bij de spanningen in Ierland tijdens het Curragh incident in maart 1914. Tijdens de oorlog dient hij als stafchef in het British Expeditionary Force van generaal French. Als French wordt opgevolgd door Haig, wordt hij de voornaamste liaison officier en in 1918 chief of imperial general staff in het Britse leger. Na de oorlog is hij veiligheidsadviseur voor Ierland. ZO speelt hij ook een rol tijdens de Ierse onafhankelijkheidsoorlog (1919-1921).
Op 22 juni 1922 keert sir Henry Wilson terug van de inauguratie van het Great Eastern Railway War Memorial in Liverpool street station. Twee leden van het IRA die in Londen zijn gelegerd, Reginald Dunne en Joseph O’Sullivan, wachten hem bij zijn terugkeer op. Beiden zijn veteranen van het Britse leger. Wilson is makkelijk te herkennen gezien hij in militair uniform terugkomt van de ceremonie. De IRA aanhangers vuren maar missen het eerste schot. In plaats van zijn huis in te vluchten trekt Wilson zijn zwaard en valt hen aan maar zo geeft hij hen de kans opnieuw te schieten. Zes kogels treffen doel waarvan er twee dodelijk zijn.
Tijdens hun vluchten schieten de aanslagplegers nog 2 agenten en een chauffeur neer maar ze worden uiteindelijk toch overmeesterd. Ze worden veroordeeld voor moord en opgehangen op 10 augustus 1922. De Britse geheime dienst onderzoekt de moord en verdenkt de opperbevelhebber van de Ierse vrijstaat Michael Collins als opdrachtgever voor de moord.
In het kader van de grote Europese conferentie in Genua, waar overwinnaars en overwonnenen na de Groote Oorlog samenkomen, hopen de Duitsers een nieuwe regeling te treffen voor hun herstelbetalingen. Op Goede Vrijdag 1922 horen de Duitsers geruchten dat de westelijke mogendheden en Rusland het eens zijn geworden. De zaterdag voor Pasen nemen deze geruchten toe. Duits minister Rathenau probeert voortdurende de Britse premier Lloyd George te bereiken maar tevergeefs.
Die zaterdagavond, voor de onderbreking door de feestdagen, zit de Duitse delegatie geheel alleen in de lounge van haar hotel, eindeloos discussiërend en speculerend, terwijl de ene sombere mogelijkheid na de andere wordt overwogen. Tegen middernacht beëindigt men terneergeslagen de vruchteloze gesprekken en gaat naar bed. Maar twee uur later ligt iedereen nog wakker.
Rond die tijd wordt er zachtjes bij Maltzan op de deur geklopt : er is een heer met een gekke naam voor hem aan de telefoon. Maltzan gaat in kamerjas en op pantoffels door het trappenhuis naar beneden naar de telefooncel in de foyer. Aan de telefoon is Tsjitsjerin, de Russische minister van Buitenlandse Zaken :”Wij moeten elkaar morgen zo vroeg mogelijk ontmoeten,” zegt hij,” Het is van het grootste belang.”.
Van de Duitse gedelegeerden is Maltzan degene die zijn blik het meeste op het oosten gericht heeft. Hij wenst een verdrag met de Russen en zou het graag al voor Genua met hen hebben gesloten. De Russen weten dat of vermoeden het tenminste. Om twee uur in de ochtend trommelt Maltzan de hele Duitse delegatie uit bed.
En nu volgt de beroemde “pyjamaconferentie” in de kamer van Rathenau, Duits minister van Buitenlandse Zaken. Alle leden van de Duitse delegatie – de rijkskanselier, minister van Buitenlandse Zaken, ambtenaren en diplomaten – zijn in hun pyjama en kamerjas bijeengekomen en bespreken, moe door te weinig nachtrust – de nieuwe situatie. De Russen dringen aan op een onmiddellijke bijeenkomst met de Duitsers : nu, op de eerste paasdag in Rapallo, waar zij, ver van de andere delegaties gehuisvest zijn. Het plaatst de Duitsers voor zeer verdragende beslissingen die ter plekke en onmiddellijk genomen moeten worden. Moet men met de Russen een overeenkomst sluiten halsoverkop op paaszondag ?
Rathenau ziet de fraaie kans op een overeenkomst met het Westen in rook opgaan als hij het Russische aanbod accepteert. “Nu ik van de stand van zaken op de hoogte ben, ga ik met Lloyd George praten,”verklaart hij.Maltzan geeft ten antwoord :”Als u dat doet, treed ik af.”. Rijkskanselier Wirth maakt een einde aan de korte crisis door zich achter Maltzan te scharen. Om vijf uur ’s ochtens besluit de Duitse delegatie naar Rapallo te gaan. Rathenau drijft nog door dat men voordien de Engelse delegatie tenminste nog telefonisch op de hoogte stelt. Men belt de Engelsen tweemaal. De eerste keer slapen zij nog, de tweede keer hebben zij hun hotel verlaten.
In Rapallo verloopt die dag alles gesmeerd. De Russen zijn de beminnelijkheid zelve. Zij uiten zelfs geen bezwaren alks de Duitsers nog een voor hen gunstige verandering in het concept eisen. Om vijf uur ’s middags is het verdrag van Rapallo getekend. Naar de inhoud is het een zakelijk vredesverdrag, meer niet. Het vedrag van Brest-Litovsk is al in november 1918 geannuleerd. Er komt nu een werkelijk vredesverdrag in de plaats. Beide partijen erkennen elkaars territorium, knopên diplomatieke betrekkingen aan, zien wederzijds af van herstelbetalingen. Geheime clausules in militair of ander opzicht bevat het verdrag niet.
Niettemin is het verdrag een van de gebeurtenissen van de eeuw. Duitsland en Rusland , beide voor het eerst weer tot de Europese statengemeenschap toegelaten, hebben de gelegenheid te baat genomen tegenover deze gemeenschap gemene zaak te maken. En dat nog wel achter de rug van de conferentie van Genua om, en terzelfdertijd als het waren onder haar ogen. Lloyd George krijgt een aanval van razernij als hij het bericht ontvangt : zijn hele opzet ligt in duigen. De Franse delegatie pakt demonstratief haar koffers. Enkele kranten spreken overe oorlog.
Het gaat allemaal voorbij. Er komen verklaringen en verzekeringen, er wordt gesust, en langzaam keert de rust weer. De conferentie van Genua draait niet meteen op een mislukking uit; zij sleept zich nog een paar weken voort.
Het verdrag van Rapallo, hoe plotseling en overhaast ook tot stand gekomen, blijkt heel bestendig. Formeel blijft het bijna twintig jaar van kracht: tot Hitlers overval op Rusland op 22 juni 1941. Na de machtsovername van Hitler in 1933 wordt het natuurlijk een dode letter. Maar elf jaar lang, van 1922 tot 1933, bepaalt het feitelijk de betrekkingen tussen het Duitse RIjk en de Sovjet-Unie.
bron : Sebastian Hafnner, het duivelspact, Uitgeverij Rainbow, Amsterdam
Rijkskanselier Wirth (2e van links), en de Russische vertegenwoordigers Krassin, Tsjitsjerin en Joffe.
Van 10 april tot 19 mei 1922 vindt in Genua een economische conferentie plaats. Vrijwel alle Europese regeringsleiders zijn aanwezig, op de Franse premier Poincaré na. Frankrijk stuurt wel een bescheiden delegatie. Verder zijn er 33 andere landen aanwezig, zoals afgesproken op de Conferentie van Cannes, waaronder ook Duitsland en de Sovjet-Unie. Deze Europese conferentie is een idee van de Britse premier Lloyd George. Maar die heeft niet volledig carte blanche gekregen om zijn ideeën over een naoorlogs Europa uit te werken. In ruil voor de toestemming van de Fransen om met de Russen te onderhandelen moet hij het idee van het kwijtschelden van Duitse oorlogsschulden laten varen. Van het Britse parlement heeft hij een aantal richtlijnen meegekregen die vooral een strenge opstelling tegenover de Sovjet-Unie inhouden.
Er blijken al snel onoverkomelijke meningsverschillen te zijn tussen de delegaties van de Sovjet-Unie en Frankrijk. De Fransen eisen dat de Sovjet-Unie alle schulden van het vroegere Russische keizerrijk op zich zal nemen en zal terugbetalen voor er over een eventuele diplomatieke erkenning gepraat zou kunnen worden. Lloyd George geeft ondertussen door zijn gedrag de Duitsers het idee dat hij niet meer geïnteresseerd is ze te helpen met hun financiële problemen. Dat is een scherp contrast met een paar maanden eerder, wanneer hij op de Conferentie van Cannes heeft beloofd dat een aanzienlijk deel van de schulden kwijtgescholden zal kunnen worden. De sfeer op de conferentie is hierdoor niet al te best.
Op 11 juli 1921 om 12 uur start een wapenstilstand tussen de Irish Republican Army en de Britse overheid in Ierland. Een vredesvoorstel om een einde te maken aan de bloedige aanslagen over en weer lag er al van december 1920 op tafel. De Ieren krijgen eigen zeggenschap in het grondgebied van zuid-Ierland wettelijk voorzien in de Fourth Home Rule Bill die in november 1920 door het Brits parlement aanvaard werd. In de praktijk zijn er dan 2 parlementen op Ierse bodem : een in noord-Ierland in Belfast en één in zuid-Ierland in Dublin.
Maar de Britse premier Lloyd George is in eerste instantie niet gehaast om de wapenstilstand te ondertekenen. Het gevolg is dat het conflict weer maanden verder gaat met vele doden tot gevolg. Maar er is hoe langer hoe meer twijfel bij de Britten over de haalbaarheid van een louter militaire oplossing. Ook koning George V laat zijn ontevredenheid blijken over het uitblijven van een oplossing. Hij vraagt generaal Jan Smuts om een voorstel . Dit voorstel van Smuts wordt gedeeld met de premier Llloyd George en zijn kabinet. Op 24 juni 1921 schrijft Lloyd George naar Eamon de Valera, als de leider van meerderheid in zuid-Ierland om onderhandelingsgesprekken te beginnen. Gesprekken tussen de Valera en Lord Middleton vinden plaats tussen 4 en 8 juli. Op 8 juli 1921 wordt er dan formeel een wapenstilstand getekend door leden van het Ierse Dail cabinet, Robert Barton en Eamon Duggan en de Britse militaire bevelhebber generaal Neville Macready.
Het duurt nog even voor alle leiders van het Irish Republican Army op de hoogte zijn van de wapenstilstand. Niet iedereen is overtuigd en enthousiast over de wapenstilstand en het einde van de vijandelijkheden. Sommige IRA cellen vallen nog Britse eenheden aan. Dat leidt dan weer tot tegengeweld : op 10 juli 1921 nemen loyalisten wraak in Belfast voor de IRA aanslag van de dag ervoor. Er vallen 16 doden en 161 huizen gaan in vlammen op. Die gebeurtenissen staan bekend als Belfast’s Bloody Sunday.
Maar uiteindelijk zwijgen de wapens dan toch. De overgrote meerderheid van de mesen in Ierland is opluchting dat de nachtmerrie die 131 weken heeft geduurd, voorbij is. Sommigen komen dan ook samen om te bidden dat de wapenstilstand tot een definitief akkoord leidt (zie foto hieronder).
De Britten houden een conferentie van 12 maart tot 30 maart 1921 over het Midden-Oosten. De meeste bijeenkomsten worden gehouden in Caïro al zijn er ook belangrijke ontmoetingen in Jeruzalem. Doel van deze conferentie, bij de Britten gekend als “the Cairo Conference“, is de voormalige Arabische provincies van het Ottomaanse rijk een nieuwe indeling en plaats te geven in het Britse gemenebest.
De startpunten van deze conferentie waren het Sykes-Picot verdrag en de Balfour verklaring. Met het Sykes-Picot verdrag hebben Britten en Fransen in 1916 al afspraken gemaakt over de verdeling van het Ottomaanse rijk nadat ze de oorlog zouden winnen. De Balfour verklaring van 1917 verwijst naar de belofte van Arthur Balfour, staatssecretaris van Buitenlandse zaken, aan de Joden om voor hen een thuisland te stichten in het Midden-Oosten.
De hoofdpersonages van deze conferentie zijn Winston Churchill en de Britse officier Thomas Edward Lawrence, beter bekend als “Lawrence of Arabia”. Op de foto hieronder zijn ze samen te zien tijdens de Caïro conferentie. Beide mannen hebben mekaar al eerder ontmoet in 1919, maar dat had toen geen grote indruk gemaakt op Churchill. Maar tussen het verdrag van Versailles en de Caïro conferentie wijzigt Churchill van gedachten. Hij heeft het Colonial Office onder zijn hoede gekregen en heeft zo een onpopulaire oorlog in Mesopotamië (Irak) gekregen waar Britse en Indische soldaten het dagelijks aan de stok krijgen met Arabische rebellen. Om daaruit te geraken, benoemt hij T.E. Lawrence als zijn assistent. Beide mannen stellen een plan op om de voormalige Ottomaanse provincies te verdelen. Palestina wordt in tweeën verdeeld. Het westelijk deel krijgt de naam Palestina en het oostelijk deel wordt Transjordanië. Palestina blijft onder Brits mandaat en Transjordanië en Mesopotamië (het latere Jordanië en Irak) worden toevertrouwd aan de Hasjemieten, koning Hoessein en zijn zonen Faisal en Abdoellah. Faisal wordt koning van Mesopotamië en Abdoellah krijgt Transjordanië toevertrouwd.
We zijn nu honderd jaar verder en het mag duidelijk zijn dat de Britse regeling niet heeft geleid tot stabiliteit in de regio.