de laatste dagen van Michael Collins

In augustus 1922 woedt de burgeroorlog in Ierland. Het conflict draait rond het al dan niet aanvaarden van het Brits-Ierse verdrag dat Ierland de status van Vrijstaat geeft maar niet van republiek. De tegenstanders van het verdrag verzamelen zich in het Iers republikeins leger (Irish Republican Army of IRA). De voorstanders van het verdrag horen bij het Iers nationaal leger onder leiding van Michael Collins. Maar in de zomer van 1922 zal het Iers nationaal leger zijn opperbevelhebber verliezen.

Omdat Michael Collins ziek en koortsig is, adviseert zijn arts de reis uit te stellen. Maar hij vertrekt toch. Collins’ konvooi verlaat Dublin, op zondag 20 augustus om 5.15 uur en maakt zijn eerste stop bij Maryborough Jail (nu Portlaoise Prison), waar Collins het overbrengen van een aantal gevangenen bespreekt naar het kamp van Gormanstown om de overbevolkte omstandigheden te verlichten. 

Daarna gaat het konvooi naar Roscrea Barracks voor een inspectie en ontbijt. In de Limerick-kazerne ontmoet Collins generaal Eoin O’Duffy.  Het konvooi rijdt vervolgens door Mallow en ze brengen die nacht door in Cork City, waar hij verblijft op het militaire hoofdkwartier in het Imperial Hotel. Die avond ontmoet Collins zijn zus, Mary Collins-Powell, en haar zoon, Seán, en de rest van de avond dient voor overleg met generaal Emmet Dalton

Op maandag 21 augustus bezoekt Collins zijn zus, en heeft hij weer overleg met generaal Dalton.  Collins bezoekt ook enkele lokale banken in een poging om republikeinse fondsen op te sporen. In juli heeft de IRA  120.000 pond aan douane-inkomsten verzameld en dit geld verborgen op de rekeningen van sympathisanten. Bij elke bank zegt Collins tegen hun managers dat ze de deuren moeten sluiten en dat ze de banken alleen zouden laten heropenen als de managers volledig meewerken. 

Collins en Dalton reizen vervolgens de vijftig kilometer naar Macroom waar Collins Florence O’Donoghue ontmoet, een IRA lid en een van de leiders in County Cork in de Onafhankelijkheidsoorlog, maar die neutraal is in de burgeroorlog.  O’Donoghue erkent dat de IRA  de oorlog niet kan winnen en dat Collins naar het zuiden komt op zoek naar vrede. Collins probeert  de oorlog te beëindigen en de leiders aan de andere kant een overeenkomst te geven.  Na de lunch in het Imperial gaan ze op pad om het leger in Cobh te bekijken en keren in de vroege avond terug naar Cork.

Collins’ gezelschap verlaat het Imperial Hotel, Cork, op dinsdag 22 augustus om 6.15 uur. Het militaire escorte is veel te klein voor de bescherming van de opperbevelhebber van de Vrijstaat, vooral omdat ze door enkele van de meest actieve anti-verdragsgebieden van Zuid-Cork zullen reizen. Het konvooi gaat rond 8 uur door Macroom richting Béal na mBláth, waar het stopt om een ​​routebeschrijving te krijgen, vervolgens door Crookstown en vervolgens naar Bandon.

In Bandon ontmoet Collins kort generaal-majoor Seán Hales. Bij Clonakilty stopte het konvooi voor de lunch in Callinan’s Pub. ’s Middags gaat het konvooi naar Roscarberry en Collins drinkt wat in de Four Alls Pub (eigendom van zijn neef Jeremiah) bij Sam’s Cross, waar Collins verklaart: ‘Ik ga dit regelen. Ik ga een einde maken aan deze bloedige oorlog.” . Op de terugweg passeert Collins’ gezelschap de verbrande overblijfselen van zijn ouderlijk huis, Woodfield, en Collins wijst naar de ruige stenen muren. ‘Daar,’ zegt hij tegen Dalton, ‘daar ben ik geboren. Dat was mijn thuis.” 

Het konvooi verlaat om 17.00 uur het Eldon Hotel in Skibbereen en keert terug naar Cork. Collins ontmoet op deze reis zijn grote vriend John L. Sullivan. Het konvooi maakt op de terugweg een omleiding rond Clonakilty vanwege een wegblokkade. Het stopt bij Lee’s Hotel in Bandon voor thee. 

Maar ondertussen hebben de republikeinen niet stil gezeten. In de vroege ochtend van dinsdag 22 augustus komt het hinderlaaggezelschap bijeen in Long’s Pub . De mannen die zich in Béal na mBláth verzamelen, zijn officieren die getraind zijn in guerrillaoorlogvoering en die bijeenkomen om een ​​ stafvergadering te houden.   Ze zien de mogelijkheid om het ​​vijandelijk konvooi op zijn terugreis te overmeesteren en besluiten de uitdaging aan te gaan en het in een hinderlaag te lokken.

De hinderlaag vindt plaats in Béal na mBláth  net voor zonsondergang, om 19.30 uur. Zodra de eerste schoten worden gelost, geeft Collins het bevel : “Stop, we zullen tegen ze vechten.”. Het Lewis-machinegeweer in de pantserwagen loopt verschillende keren vast en zodra dat gebeurt, profiteren de republikeinen van de stilte in het vuren om hun posities te verplaatsen.

Dan rent Collins ongeveer vijftien meter de weg op, valt in een vooroverliggende schietpositie en schiet op de republikeinen op de heuvel. Dalton hoort dan de zwakke kreet: “Emmet, ik ben geraakt.” Dalton en commandant Seán O’Connell rennen naar de plek waar Collins met zijn gezicht naar beneden op de weg ligt en vinden een angstaanjagende gapende wond aan de basis van zijn schedel achter het rechteroor. . … O’Connell knielt nu naast de stervende Collins die nog bij bewustzijn is, en fluistert in het oor van de snel zinkende man troostende woorden. Ze proberen nog de wonde te verbinden maar al snel zien ze dat Michael Collins dood is.

bron : https://www.irishcentral.com/roots/history/michael-collins-death-timeline

Michael Collins

geruchten van de Turkse voorposten

Sinds de zomer van 1921, waarbij de Turken het Griekse leger voor Ankara tot staan brachten, zijn er geen grote veldslagen meer geweest. De Griekse en Turkse posities blijven grotendeels ongewijzigd. Grieken proberen tevergeefs steun te krijgen van de Britten en Fransen. Ondertussen versterkt Mustafa Kemal zijn leger verder in afwachting van het grote moment. En dan komen er hoopvolle berichten van de Turkse voorposten. Die berichten sijpelen door tot in de achterhoede waar de Duitse officier in Turkse dienst Hans Tröbst die ook opvangt. We laten hem hieronder in zijn dagboek aan het woord. Op 2 augustus 1922 noteert Tröbst het volgende :

Bij de Turkse voorposten zijn er burgers uit Afyonkarahisar verschenen met de melding :”De Grieken zijn weg, ze hebben de ganse spoorweg naar Smyrna bij hun terugtocht vernield. Wij hebben geen overheid meer, komt alstublieft. “. Aangenomen dat dit waar is en dat Eskişehir ontruimd is, dan beoordeel ik dit op een andere manier als de triomferende Turken. Deze veldtocht is niet op een militaire manier maar een politieke manier gevoerd. Sinds weken is het een publiek geheim dat de Grieken ijverig evacueren en ontruimen. Als men een gedemoraliseerd leger aanvalt, en dat is het Griekse leger zeker, dan mag je met 75% waarschijnlijkheid aannemen dat die kerels het op een lopen zetten. Ali Ishan Pasha had om die reden willen aanvallen, maar het parlement heeft hiervoor geen toestemming gegeven. En daarom heeft hij zijn ontslag ingediend.

En terwijl de evacuering volop bezig is, verschijnt de Britse generaal Townshend. Daar zie ik verbanden tussen. Volgens mij hebben de Engelsen de Grieken gedwongen om te ontruimen, en Townshend is met dit bericht en Engelse voorstellen of moet ik zeggen voorwaarden naar Ankara gekomen. Misschien moeten de Grieken terug naar de Sèvres-linie, die hun oorspronkelijk op basis van het vredesverdrag door de Entente is gegarandeerd. Griekenland heeft zich door de oorlog financieel geruïneerd en het heeft de ENgelse leveringen contant moeten betalen. Nu moppert men dat de Engelsen Saloniki van de Grieken als betaling willen. Dat zou nog eens een leuk Engels geschenk zijn. Engeland heeft zich al alle bgrote bronnen van inkomsten laten verpandenen nu dwingt het ook nog Saloniki af en laat Griekenland als een uitgeperste citroen achter.

Nu ben ik toch zeer benieuwd hoe het theaterstuk verder loopt. Gaan de Grieken weglopen tot Smyrna of zelfs Athene ? In ieder geval ligt de weg naar Konstantinopel open en is de woede tegen Engeland groot. Wat nu ?

bron : Hans Tröbst – Mit den Kemalisten Kreuz und Quer durch Anatolien – (Ein Soldatenleben in 10 Bänden 1910 – 1923) Kindle-editie

Hans Tröbst uiterst links op de foto in gezelschap van 3 andere Duitsers – Ankara 1921

slag om Kilmallock

De Ierse burgeroorlog is het resultaat van een splitsing in de Ierse Republikeinse beweging na de ondertekening van het Engels-Ierse Verdrag in 1921. Het Verdrag verleent Ierland zelfbestuur als een heerschappij binnen het Britse rijk en maakt ook de opdeling van de zes graafschappen van Ulster mogelijk . Voor velen binnen de Republikeinse beweging wordt dit als onaanvaardbaar gezien en als een verraad dat leidt tot een splitsing tot voor- en tegenstanders van het verdrag. Na mislukte pogingen om vreedzame oplossingen te vinden, beginnen zowel het Iers Nationale Leger (voorstander) als het Iers Republikeinse Leger (IRA – tegenstander) strategische locaties te bezetten.

Dit leidt tot de eerste vijandelijkheden, maar pas op 27 juni 1922 begint de Ierse burgeroorlog met het bombardement door het Nationale Leger van de Four Courts in Dublin, dat bezet is door de IRA. Na hevige gevechten in heel Dublin, verovert het Nationale Leger de stad en begint het de rest van het land in te trekken.

De IRA slaagt erin om de provincies ten zuidwesten van een lijn gevormd van Limerick naar Waterford (bekend als de Munster Republiek) te houden. Na de val van Limerick City de IRA verdedigingswerken op rond de drie County Limerick-steden Bruff, Bruree en Kilmallock waarbij Kilmallock centraal staat in die verdediging omdat het een belangrijk knooppunt is van weg- en spoorverbindingen naar County Cork.

De gevechten, die op 20 juli 1922 beginnen en duren tot de verovering van Kilmallock door de strijdkrachten van de Vrijstaat op 5 augustus, zijn een van de weinige gevechten tijdens de oorlog waarbij gedefinieerde fronten bestaan tussen de twee tegengestelde partijen met versterkte gebouwen, barricades en zelfs loopgraven worden gebruikt.

Alles start met de aanval door de IRA op Bruff op 20 en 21 juli 1922. Na de val van Limerick City staakt de IRA de aanval tijdelijk, maar de volgende dag zijn ze erin geslaagd Bruff in te nemen. Deze overwinning is echter van korte duur, aangezien het Nationale Leger uiteindelijk op 23 juli Bruff herovert.

De volgende fase van de strijd concentreert zich op de stad Bruree ten westen van Kilmallock. Het Nationale Leger neemt de stad op 30 juli in na hevige gevechten waarbij artillerie en pantserwagens worden ingezet en waarbij verschillende strijders aan beide kanten omkomen. De IRA-commandant Liam Deasy, die het belang van de stad als startpunt voor een aanval op Kilmallock kent, lanceert onmiddellijk een tegenaanval met gepantserde auto’s en loopgraafmortieren. 

Zodra zowel Bruff als Bruree veilig zijn gesteld door het Nationale Leger, plannen de veldcommandanten, generaals Eoin O’Duffy en Murphy, de laatste aanval op Kilmallock. Dit houdt in dat veldartillerie (verkregen uit Groot-Brittannië) wordt ingezet.  Op 3 augustus 1922 maken ongeveer 2000 soldaten van het Nationale Leger, gesteund door pantserwagens en de artillerie, een algemene opmars naar Kilmallock vanuit het westen, noorden en oosten. De meeste gevechten bij Kilmallock vinden plaats op de nabijgelegen heuvels rond de stad. De troepen van het Iers Republikeinse Leger (IRA) hebben meer ervaring dan de troepen van het Nationale Leger, maar naarmate de strijd vordert, is het gebruik van artillerie tegen hun posities veelzeggend en dit dwingt hen uiteindelijk van de heuvels rond Kilmallock.

bron : https://liammck1745.wordpress.com/2018/02/25/the-battle-of-kilmallock-tracing-the-battle-on-the-ground/

Een gevangene van het IRA wordt weggevoerd door een soldaat van het Iers Nationaal Leger

Italiaans links op de barricades

Nadat de fascisten in bepaalde steden de macht hebben overgenomen, komt er van de linkerzijde een antwoord. De Alleanza del Lavoro roept op tot een algemene staking. De oproep, waartoe op 29 juli 1922 wordt besloten, zou geheim blijven tot de avond van 31 juli. Maar de publicatie van het nieuws in de Genuese hervormingsgezinde krant “Il Lavoro” op 30 juli stelt de fascisten in staat zich nationaal te organiseren voor repressie. De fascisten geven de regering 48 uur om de onrust te stoppen, waarna zij zullen ingrijpen.

In Genua, op de eerste dag van de staking, op 1 augustus 1922, zijn er botsingen tussen fascisten en antifascisten, die in de volgende twee dagen toenamen. De politiediensten breken in de nacht van 3 op 4 augustus de barricades op die zijn opgericht om het linkse hoofdkwartier te verdedigen. In die augustus 1922 zijn er doden en gewonden, en talrijke arrestaties en bevelen aan arbeiders om de regio te verlaten. In de volgende dagen bereiken de fascisten het doel van hun financiers, de Genuese reders: de vernietiging van de coöperatieve organisaties van de haven en het herstel van de oude methoden om havenarbeiders uit te buiten.

De staking in augustus toont de vechtlust van de arbeidersklasse. Maar gelanceerd zonder  voorbereiding, benadrukt het eens te meer het gebrek aan leiderschap en verdeeldheid van de linkse partijen en bewegingen in Italië. De lijst met nieuwe verwoestingen van vakbonden en politieke organisaties, volksadministraties beslaat het hele schiereiland.

Er zijn twee gevallen waarin de volkstroepen erin slagen de agressie af te weren : de steden Bari en Parma blijven links. In Parma zijn 15.000 fascisten onder leiding van Italo Balbo die de buurten van Oltre Torrente aanvallen, maar na vijf dagen gevechten met de linkse  Arditi del Popolo moeten ze hun nederlaag toegeven.

bron : Ma a Parma e Bari no pasaràn! – Patria Indipendente

Barricades in Parma – augustus 1922

zwarthemden veroveren de steden

In juli 1922, te midden van verwoesting van socialistische kantoren en politieke moorden, rukken de Italiaanse fascisten onstuitbaar op en zetten het hele land op zijn kop. De een na de ander belanden de grote Italiaanse steden in de handen van de zwarthemden, die de stadscentra bezetten en de ongunstige gemeenteraden verjagen. Na de verovering van Novara zal de fascistische leider Cesare de Vecchio in zijn toespraak op 20 juli 1922 zeggen :”De schuilplaatsen van het rode beest zijn bij honderden vernietigd. Nooit in Italië passeerde meer zuiverende wind en meer leeuwenkracht. Overal schijnt en klopt de driekleur, opnieuw ingewijd tussen de rijstvelden in de brandende julizon.”

De “achtergrond” van juli 1922 verschilt niet zo veel van een jaar dat wordt gekenmerkt door de escalatie van fascistisch geweld. Om deze maand echter centraal te stellen in de etappes die leiden tot de Mars naar Rome, is er de intensivering van een offensief dat enige tijd door de zwarthemden is gelanceerd en dat in de zomer van ’22 een beslissend moment vindt op weg naar de verovering van de macht: het innemen van steden .

Tussen juli en augustus 1922 vallen in feite verschillende belangrijke steden onder de klappen van de squadristi : Cremona, Viterbo, Novara, Rimini, Ravenna, Milaan, Ancona, Bari, Terni, Varese. De stedelijke centra worden binnengevallen door de fascisten, het hoofdkwartier van de oppositie verwoest, de politieke tegenstanders geslagen en vernederd, de onzichtbare administraties verdreven uit de instellingen. Zo komt de ontoereikendheid van de liberale staat en zijn autoriteiten steeds duidelijker naar voren, volledig uitgebuit door het fascisme, dat eind oktober zal profiteren van deze crisis.

bron : https://www.ildolomiti.it/societa/2022/il-domino-delle-citta-dal-sud-al-nord-il-luglio-1922-e-la-presa-fascista-dei-centri-urbani