Britten veroveren Polygoonbos

De slag van het Polygoonbos vormt een tweede succes van de “bite and hold” tactiek van de Britse generaal Herbert Plumer, na de Battle of Menin Road Ridge, die enkele dagen geleden eindigde.

Hier wordt de tactiek zo mogelijk nog strikter toegepast. Na iedere vooruitgang van 1 tot 1,5 kilometer houden de Britse troepen halt, om dan alles in gereedheid te brengen voor de te verwachten Duitse tegenaanval. Op papier oogt de strategie eenvoudig, maar laten we niet vergeten dat bij deze veldslag de twee Australische divisies 5471 mannen verloren.

Polygoonbos komt op 27 september 1917 in geallieerde handen, de omgeving daags erna. Daarna begint Plumer aan de voorbereiding van de volgende slag, die van Broodseinde.

bron : oorlogskalener 2014-2018, Davidsfonds

Battle-of-Polygon-Wood

slag om Menin Road Ridge

Vijf dagen geleden begonnen de gevechten om de heuvelrug bij de Meensesteenweg, vaak vermeld onder zijn Engelstalige naam Battle of the Menin Road Ridge. De slag, onderdeel van de derde slag om Ieper, eindigt op 25 september 1917 met een Britse overwinning, en belangrijker nog met de wetenschap dat de nieuwe tactiek van generaal Herbert Plumer uitstekend werkt en bovendien de Duitse legerleiding grote kopzorgen baart.

De nieuwe tactiek, bite and hold (bijten en vasthouden), gebruikt de sterke en goed uitgebouwde Duitse defensiestructuur tegen de Duitsers zelf. De generaal kiest voor een zeer zware aanval op een smal front onder aanhoudend gordijnvuur. Zodra dit veroverd is, kunnen de Britten vandaar de uitstekende Duitse versterkingen gebruiken om de vijand te bestoken. Ze gebruiken dezelfde strategie in Polygoon Wood (26 september) en Broodseinde (14 oktober).

Het schilderij hieronder is van Paul Nash, getiteld “the Menin Road”.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

PaulNash_MeninRoad

de laatste vlucht van Werner Voss

Werner Voss is bij de Duitse luchtmacht vanaf 1916. Hij behaalt enkele weken zijn vliegbrevet en wordt al snel instructeur. In juli 1916 wordt Voss overgeplaatst naar het front als staartschutter van een tweezits-verkenningsvliegtuig. Voss blijft in deze functie tot hij in november 1916 een baan als gevechtspiloot krijgt.  Op 27 november 1916 behaalde Voss zijn eerste overwinning.

Tegen april 1917 heeft Voss 25 vijandige toestellen neergeschoten en wordt hij onderscheiden met de Pour le Mérite, de hoogste Duitse onderscheiding. Manfred von Richthofen nodigt hem uit in zijn luchteskader, het beroemde Jagdgeschwader 1. De samenwerking tussen Von Richthofen en Voss klikt zo goed, dat Von Richthofen hem benoemt tot wingman. Dit houdt in dat Voss bij alle luchtgevechten rechts van Von Richthofen vliegt. Tegen juli 1917 vernietigt Voss 13 vijandige vliegtuigen en komt zijn totaal op 38 luchtoverwinningen.

Op 23 september 1917 komt Voss alleen tegenover 6 Britse vliegtuigen te staan. Hij vat moedig het gevecht aan, maar de overmacht is te groot en Voss sneuvelt onder de kogels van de Brit Rhys-Davies. Zijn toestel stort neer nabij Frezenberg.

bronhttps://nl.wikipedia.org/wiki/Werner_Voss

WernerVoss

 

 

de laatste brief van Horace Rex

De Australische luitenant Horace Joseph Rex schrijft een brief op 24 september 1917 aan zijn moeder vanuit Flanders Fields. Zijn laatste brief want op 7 oktober 1917 sneuvelt hij. Op de Mensenpoort staat zijn naam naast die van duizenden andere oorlogshelden zonder graf…

HoraceJosephRexJe hebt ongetwijfeld gehoord over het Australische aandeel in de grote aanval. De jongens haalden gemakkelijk al hun objectieven. In feite beklaagden ze zich dat de moffen niet wilden vechten. Een sergeant van het 10e bataljon viel een versterkte vesting aan en voor dat ze goed wisten wat er aan de hand was, staken due Hunnen de armen in de lucht en smeekten om erbarmen. Onze sergeant sloeg de eerste man neer en beval zijn mannen om komaf te maken met de rest. Wat ze ook prompt deden. Dit is natuurlijk maar een voorbeeld uit de vele.

We namen Glencorse Wood in, Nonnenbosschen Wood en vervolgens Polygon Wood. Het is werkelijk om te lachen dat ze die plekken bossen nemen. Ik kan je niet beschrijven hoe ze eruit zien : toegetakeld, verscheurd en omgewoeld alsof er om de 10 meter een aardbeving plaatsvond. Slechts hier en daar staat er nog een stronk overeind.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

PolygonWood_1917

Paardenkeuring te Gent

Schrijfster Virginie Loveling vraagt zich op 23 september 1917 in haar oorlogsdagboek af waar alle opgeëiste paarden zijn.

Om de twee of drie weken is er gedwongen paardenkeuring. De beste zijn al lang meegenomen, vervolgens ook de afgekeurde en nu is het de beurt aan de afgereden knollen. Ze zijn in menigte naar het front gestuurd, krachtig en gezond, of voor andere diensten gebruikt. Te oordelen naar het steeds vernieuwen van de voorraad, moet hun leven kort zijn.

Het is een deerniswekkend schouwspel om de laatste uitgeputte paarden te zien. In lamlendige groepen worden ze langs de minst gebruikte straten naar de weiden buiten de stad gedreven om te herstellen. Het zijn geraamten, als het ware met een schurftige huid overdekt, hinkend, verwond, wankelend…

Dagelijks sterven er tien, twaalf of meer. Op een dag lagen er dertig dood. De rompen worden weggevoerd. Ja, naar waar ? Naar het slachthuis om er worst van te maken ? Of naar de brandoven waar ze tot een bruin, zwart, stinkend meel gemalen worden. ?

bronnen
oorlogsdagboek 2014-2018, Davidsfonds
Foto gevonden op http://www.geheugenvannederland.nl

Paardenkeuring_GroteOorlog

de vastberaden brancardier

Brancardier Valère De Boodt is op 22 september 1917 voor dertien dagen met verlof in Le Tréport waar ook een deel van zijn familie verblijft. Zijn vreugde maar ook zijn vastberadenheid blijken uit de regels die hij schrijft in zijn dagboek :

Hoe zoet smaakt een verlof na zoveel lange maanden zuur leven, na alle vermoeienissen en gevaren. Na enkele dagen ben ik alweer een heel ander mens. Hoe gelukkig zullen we zijn als deze wrede oorlog voorbij zal zijn. Konden wij maar bij onze terugkeer in België alles terugvinden zoals wij het hebben achtergelaten. Wat moeten vader, moeder en zussen om ons lot bekommerd zijn.

Wees gerust, geliefden, uw zonen doen trouw hun stoere plicht en zullen deze voor u, tot de laatste ademtocht vervullen.

bronnen
oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds
http://wo1dudzele.brugseverenigingen.be/NSBDUDZELEDOETDEGROETENAAN/NIEUWMUNSTER19141918

ValereDeBoodt_1918

Valère De Boodt in 1918

 

 

de papegaai van de Spaanse loskaai

Vaak houdt de bemanning van een U-boot een dier aan boord als mascotte, meestal een scheepshond, konijn of vogel. Een kat was uitgesloten omdat die ongeluk kon brengen. Exotische dieren zoals een papegaai of een aap komen ook voor. Doorgaans zijn de dieren afkomstig van gepraaide schepen die exotische havens hebben aangedaan.

Leutnant zur See Friedrich Siegel, tweede in bevel van UC-64, heeft een papegaai aan land gebracht en achtergelaten in zijn woning op de Spaanse loskaai in Brugge. De papegaai is op een van de patrouilles van UC-64 meegenomen van een gezonken schip, mogelijk de Franse bark Ville de Dieppe. Het beestje draagt de naam Roku en zal zijn baasje overleven, nadat Siegel niet meer van een patrouille terugkomt. De UC-64 vergaat op 20 juni 1918.

bron : Tomas Termote, oorlog onder water, Davidsfonds

Siegel_SpaanseLoskaai

 

 

Japanse Canadezen in de eerste linies

Ergens in de omgeving van het Franse dorpje Aix-Noulette sneuvelt Tagakichi Fukuï op 21 september 1917. Hij is een van de Japanse Canadezen die het leven laat in de loop van de eerste wereldoorlog.

Op het einde van de 19e eeuw emigreren heel wat Japanners naar Canada, vooral naar de staat British Columbia, om daar een nieuw leven op te bouwen. Om hun trouw te betonen aan hun nieuwe vaderland willen een aantal onder hen dienst nemen in het Canadese leger. Uiteindelijk slagen 196 Japanse immigranten erin om opgenomen te worden in Engelstalige bataljons in Alberta en trekken naar Europa. 55 zullen nooit terugkeren.

Drie van deze Japanse Canadezen rusten naast elkaar op de gemeentelijke begraafplaats van Aix-Noulette : naast Tagakichi Fukuï zijn dat ook nog Kichimatsu Sugimoto en Yoïchi Kamakura. Deze laatste woonde nog maar negen jaar in Canada op het ogenblik van zijn dood.

JapaneseCanadianSoldier_ww1

de slag om Frezenberg

De datum van 20 september 1917 is wellicht de meest voorkomende op grafstenen van Zuid-Afrikaanse soldaten in de wijde omgeving van Ieper. Bij het begin van de derde slag om Ieper valt de 9e Schotse divisie aan in de buurt van Frezenberg in Zonnebeke. Tot die Schotse manschappen die deze brigade telt, hoort ook de Zuid-Afrikaanse infanteriebrigade. Van de 2576 manschappen die deze brigade telt, keert slechts de helft ongedeerd terug. De anderen zijn gedood, gewond of vermist. De Zuid-Afrikaanse gesneuvelden worden nadrukkelijk herdacht op het Schots monument op de Frezenberg (Ieperstraat, Zonnebeke).

Het schilderij hieronder toont een tafereel uit deze slag en is van de hand van William Wollen.

WilliamBranesWollen_BattleOfFrezenberg1917

doodsangst voor Gaston Le Roy

Gaston Le Roy noteert het volgende in zijn dagboek op 11 september 1917.

Beschieting. Nooit zag ik de dood zo nabij als vandaag. Ik hield de wacht op een drie meter hoog heuveltje. Het was mooi weer en ik genoot van een schoon vergezicht op onze stellingen en op de Duitse. Tevreden omdat het moorden zo veraf leek, rookte ik dromerig een sigaretje, tot ik tot de werkelijkheid werd teruggeroepen door een dubbele ontploffing in de Duitse lijnen.

benieuwd keek ik naar de stofwolk die uit de grond opsteeg. De Duitsers schieten in hun eigen lijnen, dacht ik. Helaas, daar ontplofte er al één bij mijn heuveltje en één achter de wachtpost. Twee aan twee volgden de granaten rond mijn stelling, hoe langer hoe sneller, de wachtpost was het mikpunt. Mijn toestand werd hachelijk. Ik wou voor de dood mijn post niet verlaten en trachtte me moedig te houden, hoe bang ik ook was. (…) Voor, achter, links en rechts regende het granaten. (…)

Een makker die onder dit satanisch geweld de schuilplaats onder de heuvel had verlaten (een dwaasheid) en bij mij was gekropen, kon niet meer terug en deelde een tijd mijn doodsangst. (…) Zo wachtten we twee eeuwigdurende uren op de dood, die gelukkig niet kwam. We zaten van kop tot teen onder stof en modder.

bron : André Gysel, Gaston le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

de tekening is van Jacques Tardi.

Tardi_01.jpg