Aanloop naar de slag bij Jutland

Op 31 mei en 1 juni 1916 wordt de grootste zeeslag van de grote oorlog uitgevochten, bekend onder de namen slag bij Jutland (Britten) en slag voor het Skagerrak (Duitsers). Hoewel Groot-Brittannië en Duitsland beide over een grote zeemacht beschikken, worden er slechts twee grote zeeslagen uitgevochten. De andere, slag bij Doggersbank, vond plaats op 24 januari 1915.

De Duitsers willen de zeeblokkade van hun land doorbreken, maar de Britten zijn op de hoogte van een gedeelte van hun plannen. Daardoor verschijnt de Home Fleet met een grotere vloot dan verwacht en valt zij aan vooraleer de onderzeeërs van de Hochseeflotte op hun posities zijn.

Bovendien zijnde Britse schepen talrijker dan de Duitse : 28 slagschepen tegen 22, 9 slagkruisers tegen 5 enzovoort. Het Britse geschut is van een zwaarder kaliber, maar de Duitse schepen zijn beter gepantserd en hebben nauwkeuriger apparatuur voor afstandsmeting.

Meer informatie over deze slag is te lezen op deze pagina.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Jutland_Skagerrak_1916.jpg

 

water voor het front

Een legerkamp met flink wat soldaten heeft nood aan een behoorlijke voorraad water. Onderpastoor Van Walleghem legt uit hoe dat gebeurt in Westouter.

Te Westouter heeft men op drie plaatsen de beken afgedamd die van de heuvels stromen. Zo heeft men grote waterreservoirs, soms wel met de oppervlakte van een gemeet (oude landmaat die varieert in grootte). Dat water leidt men dan door ijzeren buizen soms een half uur ver, maar op sommige plaatsen ook wel eens een uur ver. Daar wordt het water opgevangen in grote bakken, waar de waterkarren het komen halen. Eveneens daar zijn de drinkbakken voor de paarden. In veel plaatsen zijn ook waterputten gedolven, soms wel 12 meter diep. De boorden ervan zijn sterk bezet met hout.

bronnen
oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds
foto komt uit Daniël Vanacker, België in de grote oorlog, Roularta
Wie gedetailleerde informatie wilt over waterwinning in de oorlog, kan terecht op http://wereldoorlog1418.nl/drinkwaterzuivering/index.html

Drinkwater_1916.jpg

 

makkers rouwen om Firmin Deprez

Firmin Deprez was samen met Joris Lannoo (de latere uitgever) ingedeeld bij het 6e linieregiment in de sector Noordschote. Hun compagnieën lagen vlak naast elkaar. ALs student in de rechten werd Firmin Deprez eens opgeroepen om een andere soldaat te verdedigen voor de krijgsauditeur. Inzake de Vlaamse taalkwestie was Firmin duidelijk wat radicaler dan Lannoo. Begin april 1916 had hij Jeroom Leuridan opgezocht in de sector Pervijze, niet zo ver van dez beruchte petroleumtanks in Diksmuide. Leuridan noteerde op 13 april 1916 in zijn dagboek dat er aan en achter het front heel wat commotie was bij de Vlaamse soldaten. Er was toen al veel beweging onder de Vlamingen aan het front, maar nog geen volwaardige ‘frontbeweging’.

FirminDeprez1916In mei 1916 zijn de Duitsers extra actief aan het Ijzerfront en elders in België. Met hun gedurige aanvallen willen ze de geallieerde soldaten vastpinnen en voorkomen dat ze de Fransen versterkingen kunnen sturen nu die in Verdun zwaar onder vuur liggen.

Op 20 mei 1916 heeft Firmin Deprez nog een vergadering in Izenberge met aalmoezeniers en brancardiers. Daar wordt op aandringen van Firmin een tekst opgesteld met de titel Wat Vlaamsche studenten kunnen doen. Het is een oproep om de actie niet uit te stellen tot de oorlog voorbij is, er moet nu al gewerkt worden. Daar is Firmin rotsvast van overtuigd. Op die vergadering wordt zijn allerlaatste foto genomen, die we aan deze pagina toevoegen.

In de nacht van 21 op 22 mei 1916 sneuvelt Firmin door de kogel van een Duitse scherpschutter. Voor Joris Lannoo is dit een harde slag. Hij herinnert zich Firmin als ‘een wandelende apostel voor allen : zijn godsvrucht, zijn Vlaamse overtuiging en verantwoordelijkheidsgevoel als bevelvoerder van een infanteriepeloton, mochten allen tot voorbeeld en bevinding strekken. Hij was de man van de rechte lijn op elk gebied en al de soldaten waren vol achting voor hem’.

Op de begrafenis in Oostvleteren dagen ook vele studiegenoten uit Leuven op, waar Firmin rechten had gestudeerd. Joris Lannoo is er niet bij omdat hij zijn sector aan de Ieperlee niet kan verlaten. De pers achter het front bericht vanaf 26 mei 1916 uitvoerig over de dood van Firmin Deprez. Daarnaast zetten verschillende studiekringen hun schouders onder Heldenhulde, een initiatief voor gesneuvelde Vlaamse soldaten dat Joris Lannoo van bij het begin steunt en waarvoor hij zich actief zal inzetten.

bron : Romain Van Landschoot, een Vlaamse viking aan het front, Lannoo

 

emotionele roetsjbaan voor Raoul Snoeck

Mei 1916 is een emotionele roetsjbaan voor Raoul Snoeck met hoogtes en laagtes, gevaar aan het front, verlof in Parijs en ziekte.

6 mei 1916 Wat een rotweer. De regen zet alles onder water, we verzuipen in onze loopgraven. Het moreel is goed. Ik voorzie een derde oorlogswinter. Het is verschrikkelijk maar wat kunnen wij eraan verhelpen ? (…)

10 mei 1916 De laatste dagen hebben de Duitsers heel regelmatig hun aanvallen op de Dodengang vernieuwd. De bestormingen worden voorafgegaan door hevige bombardementen met torpedo’s, bommen en obussen.

16 mei 1916 Aan een brave kerel van de compagnie vroeg ik of hij mijn oppasser wou worden. Altijd had hij dat aan anderen geweigerd, maar hij antwoordde :”U bent een goed mens, ik wil wel uw ordonnans zijn.”. Hij heet Paul Vandenberghe, een eenvoudige jongen uit het Roeselaarse platteland. Zijn broers zijn bekende wielrenners. Hij zal mijn taak een beetje verlichten. Net zoals ik is hij soldaat van de klasse 13, we zijn al samen sinds het begin van de oorlog.

19 mei 1916 Ik ben voor zeven dagen met verlof in Parijs. Zoals gewoonlijk amuseer ik me goed. Ik maak van de gelegenheid gebruik om me te laten fotograferen met helm en in legerjas. Ik reken erop dit krijgshaftig portret aan mijn familie te kunnen toesturen.

26 mei 1916 Opnieuw in het kantonnement. Ik verlaat Parijs altijd met spijt in het hart, wan tik moet er zulke goeie vrienden achterlaten. Ze zijn erg toegewijd en ontvangen me als een zoon of een broer. De dagen die ik bij hen in de mooie Lichtstad doorbreng, doen al het andere vergeten. Ah ! Wat is Parijs toch mooi !
En nu vooruit ! Op naar een nieuwe periode van strijd en ellende.

30 mei 1916 Ik vertoon verschijnselen van bronchitis, griep, influenza, alles ineens. Tien dagen ben ik compleet van de kaart geweest. Ik denk veel aan mijn ouders. Hoe ongerust zouden ze niet zijn, mochten ze weten dat ik ziek was !
Mijn verwonding heeft me zes maand achter het front gehouden. Ik mag niet klagen. Wie nog nooit het front verlaten heeft, is nog ongelukkiger dan ik.
De laatste weken doorworstel ik een zwarte periode, ik val ten prooi aan verschrikkelijke buien van neerslachtigheid. Soms ben ik zo bedroefd dat niets me kan troosten. Ik heb geen veerkracht meer, geen energie, misschien is het lafheid. Maar wie nooit gezondigd heeft, mag de eerste steen werpen. De moedeloosheid maakt me kapot.

bron : Raoul Snoeck, In de modderbrij van de Ijzervallei, uit het Frans vertaald door André Gysel, SNoeck-Ducaju & zoon

RaoulSnoeck_Parijs_Mei1916

deze foto liet Raoul Snoeck in mei 1916 in Parijs maken

Barthas ontsnapt aan de dood

Louis Barthas voelde de adem van de dood…

Op 17 mei 1916 ontketenden de moffen van twaalf tot vier uur ’s middags het meest verschrikkelijke bombardement op heuvel 304 dat ik tijdens deze oorlog ooit heb gezien of gehoord. De ontploffende granaten lieten dichte rook en stof achter, met daarboven zwarte flarden; een loodgroene lucht verduisterde het licht van de zon. (…)

Ik zat in mijn eentje aan het uiteinde van onze gang, weggedoken in een klein gat, toen plotseling een grote granaat op drie of vier meter afstand van mij insloeg. Door de kracht van de luchtdruk werd het tentzeil weggerukt waarmee ik mij tegen de zon en de vliegen beschermde.  Zelf had ik het gevoel dat ik onder iets verpletterd was. Ik bleef een paar seconden liggen omdat ik geen lucht meer kreeg. Het was de adem van de dood die ik gevoeld had. Ze zeggen dat die ijskoud is, ik vond hem eerder schroeiend heet. (…) Ik was weer een keer aan de dood ontsnapt; ik haastte me uit het boven mij ingestorte gat en liep naar de schuilplaats van onze goede afdelingscommandant, onderluitenant Lorius, twintig meter verderop.

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen.

tranchee

Duitse luchtmacht boven Mort-Homme

Louis Barthas stelt vast dat de Duitse luchtmacht ongehinderd verkenningsvluchten kan doen boven de frontlinies in Verdun.

We zouden de hele duur van onze aflossing tot onze nek in het water hebben gestaan als niet op 16 mei 1916 ’s morgens een frisse bries de wolken verdreef en de zon weer scheen. Verschillende vijandelijke vliegtuigen lieten onmiddellijk hun onrustbarende geronk horen en cirkelden de hele dag over de heuvels 304 en Mort-Homme als onheilspellende vogels die de voorbode vormen van storm. Naïef dachten we dat onze moedige vliegers onmiddellijk de indiscrete verkenners zouden verjagen. Maar dat gebeurde niet. Die dag en ook de volgende dagen bleven ze ongestraft op lage hoogte zweven om onze stellingen te verkennen.

Kolonel Douce zei hierover :’Toen we in Artois waren, zeiden ze dat in Verdun elke dag vliegtuigen van de moffen werden neergehaald. Nu we hier zijn verklaren de communiqués dat hetzelfde gebeurt in Artois.’.

bronnen
Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen
tekening komt uit Yann & Hugault, Edelweiss

Edelweiss01_04.jpg

 

Duitsers heroveren heuvelrug van Vimy

Tijdens de 2e week van april 1916 veroveren Canadese troepen gedeelten van de strategisch belangrijke heuvelrug van Vimy. Deze succesvolle aanval was een voorbereidend onderdeel van een latere grote geallieerde aanval, die de geschiedenis zal ingaan als de slag bij Arras.

Natuurlijk onderkent de Duitse legerleiding evenzeer het strategische belang van de heuvelrug van Vimy en zij lanceren op 21 mei 1916 een tegenaanval. Eerst is er een geweldig Duits bombardement (70.000 granaten in vier uur tijd) dat reikt over een relatief smalle strook tot voorbij de eerste twee geallieerde linies en de verbindingsloopgraven. Tijdens de daaropvolgende grondaanval nemen de Duitsers niet alleen talrijke gevangenen, ze komen ook in het bezit van de bovengrondse toegang tot Britse mijntunnels.

De geallieerden doen nog wel enkele tegenaanvallen, maar de Duitsers behouden het heroverde terrein.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

DuitseAanval.jpg

Barthas op patrouille op de côte 304

Louis Barthas is in de meidagen van 1916 in Verdun, meer bepaald op heuvel 304 (côte 304) tegenover de al even beruchte heuvel van de Mort-Homme. Door de hevige gevechten waarbij loopgraven al eens van bezetter wisselen, is het niet altijd zeker wie je tegenover je hebt.

De eerste linie had tussenruimtes van zo’n 400 meter tussen afdelingen en compagnieën. We waren er daardoor niet zeker van of recht voor ons Fransen of Duitsers lagen. De tussenruimtes werden zwaar gebombardeerd en waren absoluut onverdedigbaar. Die nacht kreeg sergeant Fontès van onderluitenant Lorius de opdracht een ‘moedige’ man te vinden. Hij moest mee op erkenning om te ontdekken of zich vóór ons soldaten van de Kaiser of van Poincaré (Franse president) bevonden. In onze afdeling vond sergeant Fontès geen enkele vrijwilliger die de benaming ‘moedig’ wilde krijgen. Iedereen had wel een voorwendsel te weigeren : de een had blaren aan zijn voeten, of reuma, de ander kon bewijzen dat hij aan de laatste patrouille had meegedaan. Jonge soldaten maakten gebruik van hun kwetsbaarheid en de ouderen van hun uitputting.

Ten slotte richtte sergeant Fontès zich aarzelend tot mij : ik, een korporaal die om zijn vooruitstrevende socialistische ideeën en zijn pacifisme bijna kapot was gemaakt. Het is waar dat hij zich niet als meerdere maar als kameraad of zelfs als vriend tot mij richtte. Ik aanvaardde de opdracht maar wel onder voorwaarde dat ik drie nachten vrijgesteld zou worden van wachtdienst, patrouille en corvee.

Zonder uitrusting, alleen met een geweer bajonet en twee dozen patronen vertrokken we. De maan gaf een beetje licht en het terrein waarover we liepen was doorzeefd en omgeploegd, net alsof er een aardbeving was geweest. Hier was geen leven meer in de natuur. Na enkele honderden meters in die chaos leken de grenzen van de horizon oneindig nietig : we voelden ons verloren in het midden van een uitgestrekte woestijn.

Plotseling hoorden we een verward geluid van stemmen. Angstig spitsten we onze oren : was het een Duitse patrouille of Fransen op corvee ? Maar al gauw hoorden we een paar luide vloeken die deden vermoeden dat hier mensen uit het zuiden van Frankrijk in de buurt waren. Het was een ploeg foerageurs uit mijn vroegere 21e compagnie onder commando van kapitein Hudelle, die ons als door de Voorzienigheid geroepen passeerde.

bron : Louis Barthas, Oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen.

broquet_fusee.jpg

Broquet – patrouille suprise par une fusée

 

Strafexpedition

Oostenrijk-Hongarije heeft nog een rekening te vereffenen met Italië. Oorspronkelijk was Italië een bondgenoot, maar het verklaarde zich neutraal toen de oorlog uitbrak in 1914 en koos daarna de zijde van de geallieerden in 1915.In eerste instantie beperkt Oostenrijk-Hongarije zich tot defensieve acties. Maar op 15 mei 1916 lanceert het Königliche und Kaiserliche Armee (K.u.K.) voor het eerst een offensief aan het Italiaanse front, meer bepaald in de Trentinostreek. De Italianen worden verrast. De langgeplande aanval wordt geopend over een 32 kilometer lang front. Ondanks het bergachtige terrein boekt het Oostenrijks-Hongaarse leger vooruitgang, vooral dankzij hun gespecialiseerde bergtrorpen. Het Oostenrijks-Hongaarse 11e en 3e leger, onder aartshertog Eugène, doorbreken in de volgende dagen de linies van generaal Roberto Brusati’s leger. Op 20 mei 1916 beveelt de Italiaanse opperbevelhebber, generaal Luigi Cadorna, zijn mannen van het 1e leger te vechten tot de dood.

Dit offensief staat ook bekend als de Strafexpedition of als de slag bij Assiago.

bronnen
Ian Westwell, 1914-1918, de eerste wereldoorlog dag na dag, Deltas
https://nl.wikipedia.org/wiki/Slag_bij_Asiago

LudwigKoch_Vergeltung

 

Duitse furie in Diksmuide

Op dinsdag 2 mei 1916, om 4 uur ’s morgens, schiet de streek aan het Ijzerfront wakker van het kanongebulder. De Belgische frontlinie tussen Diksmuide en de Dodengang ligt zwaar onder vuur. In de kantonnementen van Eggewaartskapelle, Kruis-Abeele en Steenkerke wordt alarm geblazen. De drie bataljons van het 2e linieregiment op rust moeten meteen optrekken naar de Ruiterstelling en de Dodengang. Daar vallen die dag liefst 600 obussen. Gelukkig kan het 2e linieregiment die dag een Duitse inval verijdelen. Verliezen : 6 doden en 16 gewonden. Aan de overkant van de Ijzer vallen wel drie Belgische voorposten in Duitse handen. Maar het 8e linieregiment zet alles op alles en kan ze nog dezelfde dag heroveren. De kost aan mensenlevens in het 8e linie is hoog : 30 doden en circa 120 gewonden.

Drie weken houdt de furie van de Duitse kanonnen ten noorden van Diksmuide aan. Op 9 mei 1916, wanneer hij aan de telefoon zit in één van de huisjes De Burg, bevindt René Deckers zich onverwachts te midden van een zondvloed van obussen. De ene na de andere telefoonverbinding wordt verbroken. Vijf, zes obussen van 105 mm ontploffen dicht in de buurt. Het huisje davert. Met de enkele telefoonlijnen die resten kan René Deckers de commandant van het 2e linieregiment (Sint-Jansmolen) en het hoofdkwartier van de 1e legerdivisie alarmeren. Wanneer ook die hun geschut in werking stellen, is het geweld voor de soldaten in eerste linies oorverdovend.

Het 2e bataljon heeft 2 Duitse aanvallen op de dodengang kunnen afslaan, zo luidt het op 12 mei 1916 in het dagboek van René Deckers.

De vijand toonde zich bijzonder stoutmoedig. Eén na één kropen de mannen over de strook van 17 meter die beide loopgraven van elkaar scheidt. De Duitser die de rij aanvoerde, poogde een mitrailleur aan het einde van de Dodengang te plaatsen. Maar zijn hoofd werd door een granaat afgerukt.

De Ruiterstelling bewijst in die periode zijn defensieve kracht. Diverse keren slagen de Duitsers erin om binnen te dringen in de Dodengang, terwijl hun artillerie de Ruiterstelling onder vuur neemt. Maar de aanvallers zijn niet opgewassen tegen het afweervuur van de hoger gelegen mitrailleursposten. Met blank wapen en handgranaten slagen manschappen van het 2e linieregiment er telkens in de Dodengang te heroveren.

bronnen 
Siegfried Debaeke, het drama van de Dodengang, de Klaproos
foto komt uit Daniël Vanacker, België in de grote oorlog, Roularta

Diksmuide_191605.jpg