de Baghdad Bahn

In het eerste decennium van de 20e eeuw wreden rijke petroleumbronnen ontdekt in Mesopotamië, met name in het huidige Koeweit en in het gebied rondom de stad Mosoel. Mesopotamië raakte na de eerste wereldoorlog bekend als Irak maar maakte toen nog deel uit van het Ottomaanse rijk. De Europese mogendheden hadden echter al sinds lang de gewoonte om radgebieden van dat rijk – zoals bijvoorbeeld Libië en Egypte – als protectoraten in te palmen. Al in 1899 ontfutselden de Britten Koeweit aan de Ottomanen om het tot protectoraat uit te roepen en in 1914 in een zogezegd onafhankelijk sjeikdom om te toveren. Op die manier kon de ter plaatse opborrelende olie naar Engeland vloeien. Maar met een vloot als die van de Britten kon men nooit te veel petroleum hebben en dus kwam ook het diep in het binnenland gelegen Mosoel in het vizier van Lady Brittania, die vastberaden was om ‘heerseres der Zeven Zeeën’ te blijven.

Vanaf 1908, toen in Constantinopel de Jong-Turken aan de macht waren gekomen, was het Ottomaanse rijk echter met Duitsland beginnen aanpappen. De twee maakten zelfs plannen voor een spoorweg die Constantinopel zou verbinden met Bagdad, de niet ver van Mosoel liggende Mesopotaamse metropool. Via een verbinding doorheen de Balkan zou zo in de toekomst een spoorverbinding Berlijn – Constantinopel – Bagdad ontstaan. De Britten moesten er dus rekening mee houden dat de olie van Mosoel vroeg of laat naar Duitsland zou kunnen vloeien. Dat zou een groot voordeel betekenen voor de concurrerende Duitse oorlos- en handelsvloten en de zich bijzonder snel ontwikkelende moderne petrochemische industrie – tenzij de Britten natuurlijk zelf middelen vonden om die olievelden in te palmen. Uiteindelijk waren de Duitsers aan de vooravond van de Groote Oorlog bereid om over de spoorweg en de Mosoelse olie met de Britten een compromis te sluiten en samen te werken, alleen al omdat zij de financiële lasten van het project niet aankonden. Maar Londen had weinig vertrouwen in zo’n akkoord en bleef uitkijken naar een manier om exclusieve controle over de aardolie van Mesopotamië te verwerven. (…)

Groot-Brittannië wou stokken in de wielen van het Duits-Ottomaanse spoorwegproject steken en zag mogelijkheden in twee gebieden, namelijk de Balkan en Mesopotamië zelf. In de Balkan moedigden de Britten stilzwijgend Servië aan. Dat land diende als bron van inspiratie en steun voor de Zuid-Salvische minderheden in de Donaumonarchie Oostenrijk-Hongarije. Bijgevolg was het een uitgesproken vijand van Oostenrijk-Hongarije en hun bondgenoot Duitsland. Servië lag op de route van de geplande spoorweg van Berlijn naar Constantinopel en kon dus dat project helpen verijdelen. Tijdens de Balkanoorlogen van 1912-1913, waarbij het Ottomaanse rijk veel van zijn resterende gebieden aan de Europese kant van de Dardanellen verloor, zag Londen dan ook met genoegdoening hoe de Serviërs nieuwe gebieden inpalmden, namelijk Kosovo en Macedonië.

Londen smeedde ook plannen om Mesopotamië geheel of gedeeltelijk en direct of indirect onder Britse controle te brengen, desnoods met wapengeweld. Vanaf 1913 lagen plannen klaar om in het steeds meer waarschijnlijke geval van oorlog tegen het Ottomaanse rijk de strategisch belangrijke stad Basra te bezetten en van daaruit Mesopotamië te veroveren. Toen in 1914 de Groote Oorlog uitbrak, waren de Britten voorbereid om vanuit Egypte en India het Midden-Oosten binnen te vallen en ofwel langs de Tigris ofwel via Jeruzalem en Damascus naar Bagdad op te rukken. De beruchte Lawrence of Arabia zou niet plots uit de lucht komen vallen.

bron : Jacques R. Pauwels, De Groote Klassenoorlog 1914-1918, Epo pp 105-106