Gaston Le Roy wordt geëvacueerd

Gaston Le Roy maakt het begin van het bevrijdingsoffensief mee. Hij noteert het volgende in zijn dagboek :

28 september 1918 : Het Duitse geschut reageerde weinig, onze kanonnen vuurden om het hardst en verlengden hun schietbanen. Ze joegen de Duitsers in onze armen. Het waren triestige momenten voor hen. Mannen, mensen zoals wijzelf, kwamen met de handen in de lucht en bange gezichten aangelopen. Het leek wel opgejaagd wild bij klopjacht.

Het begon te regenen. Het water viel met bakken uit de hemel. Weldra sijpelde het door de kleren in de broek en mijn gewonde voet baadde in een te grote schoen. We trokken steeds vooruit, ondervonden weinig weerstand en namen honderden krijgsgevangenen. We geraakten tot voorbij Zonnebeke en Broodseinde en op de hoogte gingen we postvatten. Het was nog maar middag. Ik ben doodop. Mijn adem is afgesnoerd door het spannen van de knapzakken vol patronen. De pijn aan mijn voet wordt een foltering.

29 september 1918 : Daar ik niet meer kan stappen, word ik met een briefje “mank” achteruit gestuurd. Met kleine pasjes op een dikke stok en met veel geluk wat te kunnen rusten, eerst op een kar, dan in een auto en een tijdje op een munitiewagen kom ik, na om 6u ’s morgens te zijn vertrokken, ’s avonds om 6 uur in Zuidhuis aan.

Bij de verpleging schrik ik ervan mijn eigen voet te zien, ik kon me niet voorstellen dat hij zo gezwollen was. De dokter geeft er een snee in, reinigt de wonde en overhandigt me een briefje HEA (Hôpital d’Evacuation de l’Armée). Ik moet dus naar Frankrijk. Ondertussen brengen auto’s honderden gewonden aan.

30 september 1918 : Drinken en nog drinken. Sinds twee dagen heb ik niets gegeten en toch heb ik geen trek. Ze brengen me naar Waaienburg, want nu kan ik geen poot meer verzetten. Daar lig ik op een berrie tot een Rode Kruistrein me met honderden grotere sukkelaars meeneemt. Om 1 uur ’s nachts stopt de lijdenstrein. De meeste gewonden konden stappen, uitgenomen een metgezel en ik. Het duurt lang voor ze ons komen halen. Ze dragen me naast het station in een lokaal waar al veel volk is.

bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

RodeKruisTrein_1918

 

Bulgarije krijgt wapenstilstand

De nederlaag bij Dobro Polje vorige week heeft een tot een grote terugtrekking van de Bulgaarse legers geleid in de richting van de stad Veles. Op een lijn van meer dan honderd kilometer tussen Monastir (Bitola) en Doiran is het front in Macedonië ineengestort. De Bulgaren wisten daar twee jaar stand te houden tegen de multinationale Geallieerde strijdmacht.

Op 19 september 1918 slagen de Bulgaren er nog in om het offensief aan het Doiran-meer af te slaan. Ze  veroorzaken een bloedbad bij de aanvallende Britten en Grieken, die zowat 15.000 man verloren. Maar ook daar hebben de Bulgaren zich nu teruggetrokken.

De terugtrekking heeft op veel plaatsen het karakter van een vlucht gekregen. De voorraden en uitrusting worden achtergelaten. Veel soldaten deserteren: ze willen gewoon naar huis.  De Bulgaarse troepen zijn er al maanden ellendig aan toe. Ze worden slecht gevoed en gekleed en velen hebben niet eens schoenen. In die toestand lijkt het een wonder dat ze zolang hebben standgehouden. Gebrek aan moed en inzet kan men ze niet verwijten.

In Bulgarije zelf heerst een crisissfeer. De burgerbevolking, die al geruime tijd honger lijdt, toont haar ongenoegen. In de steden komen mannen en vooral vrouwen op straat om de stopzetting van de oorlog te eisen. Een paar divisies zijn aan het muiten geslagen en rukken op naar de hoofdstad Sofia “om de schuldigen te straffen” voor alle ellende die ze hebben moeten doorstaan.

In het Geallieerde hoofdkwartier in Saloniki is in de nacht van 29 op 30 september 1918 de wapenstilstand gesloten tussen Bulgarije en de Entente. Dat gebeurde na gesprekken met een driekoppige Bulgaarse delegatie: minister van Financiën  Andrej Ljaptsjev, de diplomaat Simeon Radev en generaal Ivan Loekov. Alle drie zetten ze hun handtekening onder de overeenkomst. Namens de Geallieerden tekent de Franse generaal Louis Franchet d’Espèrey, de opperbevelhebber van het Leger van de Oriënt. De wapenstilstand gaat op het middaguur van 30 september 1918 in.

 

bronnen
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/09/19/100-jaar-geleden-het-bulgaarse-leger-stort-ineen/

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/drafts/Wetenschap/29-09-1918-nieuwe-aanval-in-picardie-wapenstilstand-met-bulgar/

Cartoon_BulgarijeWapenstilstand

Pelt verliest een zoon nabij Passendaele

In een reactie op één van mijn berichten op Facebook maakt Davy Hermans me attent op het feit dat er ook een Overpeltenaar het leven heeft verloren tijdens het bevrijdingsoffensief op 28 september 1918. Het gaat om onderluitenant Alfons Roothans, geboren in Overpelt op de nationale feestdag van 1890. De moment van bestorming is ook beschreven in het dagboek van dokter Lievens (zie dokter Lievens dient de eerste zorgen toe) .

Tegen de middag bereiken we de Bayernstellung. Nu komen we in de vlakte voor de hoogte van Passchendaele en we rusten een uurtje uit. Het artillerievuur is stilgevallen want de mannen verplaatsen onze kanonnen, omdat onze sprong vooruit te groot is geweest en ze nu niet ver genoeg meer reiken. De bodem waar de zware stukken overheen moeten, is echter te drassig en ze verzinken er bijna in. Nieuwe balkenwegen worden aangelegd, maar het duurt te lang voor ze klaar zijn en we krijgen bevel de hoogte te bestormen zonder artillerievoorbereiding.

Om boven te geraken moeten wij twee en een halve kilometer afleggen tegen een moerassig helling zonder andere schuilplaats dan met water gevulde granaatputten. Met kleine groepejes van vijf tot zes man zetten we ons in beweging. Maar bij de eerste stappen al ratelt de hele berg met een knetterend mitrailleurvuur en regen het kogelballen op ons.

Bij die bestorming is Alfons Roothans overleden.

bronnen
http://blog.seniorennet.be/frverbaenen/archief.php?startaantal=420

André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

 

AlfonsRoothans_19180929

 

 

dokter Lievens dient de eerste zorgen toe

Dokter Lievens is erbij als het bevrijdingsoffensief start. Hij maakt alles mee vanaf de eerste minuut. We geven hieronder zijn uitgebreid verslag van de eerste dagen van het bevrijdingsoffensief verkort weer.

28-9-1918 : Om 2u30 begint een helse artillerievoorbereiding op heel het front van mijn divisie, en links bij de IXe divisie waar Jules zal vechten en rechts bij de XIIe infanteriedivisie. Dit trommelvuur duurt drie uur, dan start het rollend vuur en vooruit : naar de dood of de bevrijding ! Het is 5u30 en al schemerklaar.

Bij onze eerste stappen in het niemandsland komen we terecht in een welgevoed mitrailleurvuur, uitgespuwd vanuit sterk gebetonneerde schuilkoten. Maar we omsingelen ze in een oogwenk en verdelgen de Duitsers tot de laatste man. Onsze vuurpijlen stralen hoog hun sterrenvinken in de lucht om aan te artillerie duidelijk te maken dat de eerste lijn, de Frankenstellung, is ingenomen. Meteen daarna bewegen de knetterende explosies van onze granaten zich in een logge lijn vooruit voor een verdere aanval. Onze karabiniers lopen er zo dicht mogelijk achter zodat velen door scherven gewond raken en vallen. Ze zijn razend, niet alleen van de pijn, maar ook omdat ze de strijd moeten opgeven. Ik verzorg ze samen met mijn brancardier en laat ze dan liggen voor de volgende medische ploeg.

Daarna valt ook de Preussenstellung in onze handen. In Poelkapelle komen we bij een Duitse hulppost waar een vijandelijke geneesheer zijn gewonden aan het verzorgen is. Wij laten hem verder werken en met enkele van onze brancardiers verzorgt hij ook onze gewonden. Tegen de middag bereiken we de Bayernstellung en onze buit wordt groter bij elke stap zonder dat we zelf buitengewone verliezen lijden. Nu komen we in de vlakte voor de hoogte van Passchendaele en rusten een uurtje uit. Het artillerievuur is stilgevallen want de mannen verplaatsen onze kanonnen omdat onze sprong vooruit te groot is geweest en ze nu niet ver genoeg meer reiken. Het duurt lang voordat ze klaar zijn en we krijgen bevel de hoogte te bestromen zonder artillerievoorbereiding.

Bij de eerste stappen al ratelt de hele berg met een knetterend mitrailleurvuur en regent het kogelballen op ons. Ik moet me op mijn buik leggen om de gewonden te verzorgen en hun aantal groeit snel. Hoewel onze jongens sinds dagen geen enkele rust meer hebben, kruipen ze vooruit en bereiken tegen de avond de Flandernstellung op vijfhonderd meter van de hoogte van Passchendaele. Daar graaft elke man zich een putje en werpt de aarde als bortswering en dijk voor zich.

De regen maakt plaats voor een kille huilende wind en het slagveld schijnt eenzaam en dood. Daar klinkt een schreeuw uit het struikgewas :”Dokter ! Docteur !”. Ik dwaal in de richting vanwaar de roep lijkt te komen en weldra weerklinkt van alle kanten een afschuwelijk gehuil. Het zijn de stervenden en gewonden die om hulp en lafenis smeken. Ik zwerf van punt naar put om hen te bieden wat ik kan : een verband, een inspuiting, een teugje water. Waar blijven de mannen die hen moeten wegdragen ? Onze helden liggen doornat in ijskoud water, uitgepunt van de zware inspanningen, verstijfd door kou en bloedverlies. Ze overleven het niet als ze zo de nacht moeten doorbrengen. We dragen er zoveel mogelijk een duizendtal meter achteruit. Maar daar ziet er niemand meer naar hen om en hun gekerm klinkt altijd maar hoger en luider.

29-9-1918 : Meteen herbegint ons dolen over het doodsterrein. Wat ik gevreesd had, is uitgekomen. Talloze gewonden van gisteren vind ik nu bezweken van de kou en paars terug. Anderen liggen nog te sterven en hervatten hun geweeklaag. En er is nog niemand te zien om hen hier weg te brengen. Ik huil erbij als een kind omdat ik niets meer voor die rampzaligen kan doen…

bron : André Gysel, Dokter Lievens – dagboek van een arts , Lannoo

Onderstaande tekening is van Pierre Paulus, premiers pansements

PierrePaulus_PremierPansement

 

 

 

 

 

 

 

Boudewijn Hoornaert sneuvelt

Sociale media zijn een ideale manier om mensen met dezelfde interesse bij mekaar te brengen. Door onze gemeenschappelijke interesse in de Groote Oorlog heb ik Ivo De Wispelaere leren kennen. Ivo is zo vriendelijk geweest om me de tekst door te sturen die hij schreef naar aanleiding van de 100e verjaardag van het overlijden van zijn oudoom Boudewijn Hoornaert. De tekst van Ivo staat hieronder.

Exact 100 jaar geleden, op 28 september 1918 sneuvelde Boudewijn Hoornaert (°1891) tijdens de slag om het Bos van Houthulst. Hij was een van de oudere broers van onze grootvader Arthur Hoornaert (1893).  In tegenstelling tot Arthur, die in 1913 zijn dienstplicht deed en daarna rechtstreeks de oorlog inrolde, nam Boudewijn pas in 1915 (verplicht) dienst (net als vele andere vluchtelingen).

Na zijn opleiding en een ommetje via het 14e linieregiment kwam hij uiteindelijk terecht  in hetzelfde regiment (en compagnie nl. 23e I 1) als jongere broer Arthur.

Het Belgische leger verschanste zich gedurende een groot deel van de oorlog achter de IJzer, waar grote offensieven niet mogelijk waren door de overstroomde gebieden (inundaties) en er (zeker vergelijken met andere stukken van het front) een relatieve rust heerste.   In 1918 werd dan toch de beslissing genomen om, na een paar geallieerde successen, de loopgraven te verlaten en met wat later het Bevrijdingsoffensief werd genoemd, de Duitsers te verdrijven.

Tegen  1918 was het Duitse leger zodanig verzwakt dat de Belgische legerleiding het wel opportuun achtte om massale stormlopen op de Duitse stellingen uit te voeren.  Tot dan toe was dit in het Belgische leger verboden geweet (in tegenstelling tot het Franse en Britse leger), omdat koning Albert zuinig op zijn soldaten moest zijn. Enkele dergelijke initiatieven in 1914 hadden namelijk een rampzalig resultaat gehad.

Op 28 september 1918, onder een druilerige hemel, werd die aanval eindelijk ingezet. Na een urenlang bombardement over het ganse front, klonk het fluitsignaal en kroop iedereen over de rand van de loopgraven, het vers omwoelde niemandsland in.

Het 23e linieregiment had als opdracht gekregen om het Bos van Houthulst te veroveren via een frontale aanval.  Dat werd als een zeer moeilijke opdracht beschouwd omdat in de jaren ervoor de Duitsers dit bos tot een ware vesting hadden omgebouwd.  Zowel Franse als Engelse aanvallen waren in de jaren daarvoor al stukgelopen op dit bos.  Eind september 1918 werd het bos echter bezet door een Duitse divisie (toevallig ook met nummer 23) die niet meer op volle sterkte was, en die de aflossing met de vorige divisie nog niet helemaal had voltooid… Zo staken bijvoorbeeld veel kanonnen nog in hun gecamoufleerde beschermhoezen, klaar om geïnstalleerd te worden.

De stormaanval op de Duitse linies in het Bos lukte wonderwel, omdat de Belgische troepen niet oprukten langs de dreven die het bos doorkruisen. Daar hadden de  Duitsers mitrailleursposten geïnstalleerd, en die wilden de Belgen vermijden. Ze doorkruisten het bos zelf, en vermeden zo elke weg of dreef die hen kwestbaar maakte.  Een bos kon je het op dat moment trouwens niet echt meer noemen: door de vele bombardementen waren de bomen afgeknapt tot een paar meter hoogte.  Het bos van Houthulst leek eerder op een gigantisch veld vol kriskras  geplaatste dikke palen in de grond, waartussen de Belgische soldaten zich voortbewogen, terwijl ze de Duitse stellingen “opruimden’.

BoudewijnHoornaert

Boudewijn Hoornaert

Rond 11 uur ’s ochtends passeerden de Belgen de weg Houthulst-Poelkapelle, die ook doorheen het bos liep. Daar troffen ze op een bepaald moment enkele Duitse soldaten aan, die hun stellingen in de steek lieten en wegvluchtten.  Om de een of andere reden, en tegen de bevelen van zijn officier in, verliet Boudewijn toen zijn dekking en kroop in een boom (of wat daar van overbleef) om een betere schietpositie te bekomen.  Na enkele schoten zou één van de vluchtende Duitsers zich omgedraaid hebben en teruggeschoten hebben.  Helaas voor Boudewijn was het raak…  “Une balle dans la tête” volgens het ooggetuigenverslag dat Arthur later zou optekenen.  Volgens de officiële archieven “één kogel in de borst” (waarschijnlijk een standaardzin die de dood minder bloederig moest doen lijken).

Boudewijn komt in de familieverhalen naar voor als een vrij roekeloos iemand. Zo zou hij ooit in het kader van een weddenschap in de dakgoot van de kerktoren van Moorslede zijn geklommen om trompet te spelen voor het ganse dorp. Was het die durf en impulsiviteit die hem in het bos van Houthulst de das heeft omgedaan? Of lag het aan de borrels (vaak een mix van alcohol en verdovende of oppeppende middelen) die de soldaten kregen vlak voor de aanval om zich moed in te drinken, waardoor hij zich op dat fatale moment zo overmoedig gedroeg?

Jongere broer Arthur was op het moment van Boudewijn’s dood druk aan het pendelen tussen de compagniecommandanten (op de frontlijn) en de batailloncommandanten (ietsje meer terug naar achter).  Als verbindingsagent moest hij bevelen tussen beide commandostructuren overbrengen.  In de maanden voor het offensief was dat een job van de frontlijn naar het achterland, die hij deels te voet en deels met een opplooibare fiets uitvoerde… Tijdens het offensief zelf was dat vaak te voet, schuilend voor vallende obussen, springend van de ene verse bomput naar de andere, totdat hij zijn bericht kon overbrengen naar de officieren (kapiteins of luitenanten) in de eerste lijn. Het was een gevaarlijke job, omdat hij continu zijn dekking moest verlaten om vooruit te geraken.  In zijn legerdossier prijkt dan ook een eervolle vermelding om de dagorder van de divisie, omdat hij ‘onder het gevaar van vijandelijke projectielen zijn berichten overbracht’.

Tegen de middag was het ganse Bos van Houthulst veroverd door de Belgen.  De Franse generaal die het offensief  coördineerde, vroeg 3 keer bevestiging van het bericht dat de Belgen hun doel hadden bereikt in één voormiddag. Voornamelijk uit ongeloof omdat zowel Engelsen als Fransen hier nooit in geslaagd waren.

Toen tegen de avond Arthur weer terugkeerde van één van zijn opdrachten, passeerde hij langs de plek waar de lijken van gesneuvelde soldaten verzameld werden. Boudewijn lag ertussen.  Andere soldaten van het 23e linieregiment die ter plaatse waren, durfden Arthur niet te vertellen dat zijn broer er intussen ook terug lag.

Hoe Arthur uiteindelijk de dood van Boudewijn vernam, weten we niet.  Wel heeft hij een gans ooggetuigenverslag (opgetekend via soldaten die het zagen gebeuren) opgestuurd naar één van zijn schoonbroers, met de vraag om het bericht over te maken aan hun moeder. Dat gebeurde niet, maar de familie, die zich in Frankrijk bevond, kwam het uiteindelijk wel te weten via een officieel telegram van het leger, met als vermelding “Baudouin mort suite de ses blessures, Arthur en bonne santé – le colonel du 23ième”.

bron : Ivo De Wispelaere, e-mail van 27/9/2018

 

Raoul Snoeck sneuvelt

De laatste woorden in het dagboek van Raoul Snoeck worden geschreven door adjudant Van Nuffel. Hij noteert over 28 september 1918 het volgende.

Tegen twee uur ’s morgens bereiken we de stellingen van waaruit we zullen starten voor het grote offensief. Het is de nieuwe gevechtslijn aan de Kwadebeek, een positie die nauwelijks enkele dagen geleden op de vijand werd veroverd. Schuin rechts tegenover ons strekt zich het bos van Houthulst uit. Om half drie richt een lichtbaken een heldere straal de ruimte in. Op hetzelfde ogenblik barst een oorverdovend gedonder los uit duizenden vuurmonden. Onmogelijk je verstaanbaar te maken : het is een hels kabaal. Na een uur hebben we de Duitse kanonnen het zwijgen opgelegd. Alleen onze artillerie gaat onvermoeibaar door met haar vernietigend bevrijdingswerk. Eindelijk, na drie uur koortsachtig wachten, wippen we over de eerste stroken prikkeldraad op weg naar de overwinning… of de dood.

Tegen negen uur, na drie uur strijd, ontmoet ik Raoul met de rest van zijn peloton. We drukken elkaar warm de hand, tevreden nog te leven, en verzamelen onze mannen om er een nieuw peloton van te maken onder leiding van Raoul. We zijn al zeven, acht kilometer gevorderd, ondanks de Duitse mitrailleursposten. Tegen tien uur ’s morgens ligt de weg Diksmuide – Houthulst die parallel loopt met de heuvelrug van Klerken, binnen ons bereik.

We speuren alle kreupelhout en elke greppel af naar het minste rookwolkje, dat de verborgen mitrailleur moet verraden. Plots grijpt Raoul me bij de arm, wijst in de richting van een groep struiken en toont me een nest dat we nu heel duidelijk onderscheiden. Tegelijk beveelt hij me de rechtse mitrailleur in stelling te brengen, terwijl hij zich met de linkse gaat bemoeien. Ik spring in de kuil naast me, richt de loop en geef tegelijk instructies aan mijn mannen. Maar ik hoor geen mitrailleurbuien die het schieten van mijn mannen moet begeleiden. Waarom geeft Raoul zijn bevelen niet ? Instinctmatig draai ik me om.

Nooit in mijn leven was ik pijnlijker getroffen : in de bomtrechter naast me hangt het bovenlichaam van Raoul. Twee beekjes bloed sijpelen langs weerszijden van zijn hoofd. Ik trek hem uit het gat en druk hem tegen de boord, terwijl ik zijn hoofd recht houd. Vlug maak ik zijn bovenkleding los en mijn bevende hand zoekt zijn hart : nog vier slagen en dan niets meer. Zijn ogen, die een ogenblik geleden nog schitterden van opgewektheid, kijken me star aan. Ik begin te snikken, ik heb een echte vriend verloren.

Tijdens onze lange vriendschap beloofden we mekaar dat als het lot een van ons beiden zou vellen, de ander alle persoonlijke spullen zou meenemen voor zijn familie. Traag neem ik zijn portefeuille, zijn polshorloge, de portretten van zijn moeder en zus die hij altijd bij zich droeg.

Dan heb ik traag de ogen van Raoul gesloten. terwijl ik voor het nog warme lichaam afscheid van hem nam, heb ik gezworen hem te wreken… Ik heb woord gehouden.

bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, uit het Frans vertaald door André Gysel, Snoeck – Ducaju & Zoon

De tekening hieronder komt uit de graphic novel van Ivan Petrus Adriaenssens, afspraak in Nieuwpoort, Lannoo

RaoulSnoeck_19180928

 

 

Aanval op het bos van Houthulst

Belgische troepen veroveren op 28 september 1918 het stevig versterkte bos van Houthulst op de Duitsers. Voor de Franse generaal Jean Degoutte klinkt dit bericht zo onwaarschijnlijk dat hij driemaal om bevestiging vraagt. Een ooggetuige beschrijft het begin van de slag zo :

Een ijzige regen in een akelige nacht, als om de moed te beproeven van de ongeduldige manschappen. Om 2u30 barst de donder los van al het grof geschut. Een ontzaglijk gerommel dat onophoudelijk bromt en loeit als een orkaan, dat de grond ervan davert. Ontploffingen volgen op ontploffingen in de Duitse lijnen, als zovele vuurspuwende vulkanen : het reuzenwerk van dood en vernieling wint in hevigheid, terwijl de radeloze tegenstander langs alle kanten noodpijlen in de lucht doet ontvlammen.

Zoals de kaart aangeeft, neemt ook het 23e linieregiment, en dus ook mijn grootvader Martinus Evers,  aan de aanval deel.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Houthulst_191807928

soldaten maken zich klaar voor de grote aanval

Veel rusten is er niet bij aan het front, horen we op 27 september 1918 van Jerome Delamane.

’s Morgens om 2u kom ik in Elzendamme aan, na zes dagen tranchée (loopgraaf) gedaan te hebben. Onze strozakken zijn nat geregend. In een schuur slapen we tot 7u30.
Om 18u moeten we ten aanval trekken. Te voet gaan we naar Oostvleteren, waar de tram ons naar Steenstrate-brug brengt. We trekken verder naar Woesten : veel piotten zingen en maken een hels kabaal. Aan de post Draaibank krijgen we enkele uren rust in een loopgraaf maar tussendoor sjouwen we nog met munitie. Ondertussen is het middernacht en de dag van de aanval breekt aan.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Eindoffensief1918_01

de laatste notities van Raoul Snoeck

Raoul Snoeck schrijft voor de laatste keer in zijn dagboek en noteert het volgende op 27 september 1918.

Ik ben erg vermoeid. We zijn het allemaal. Viermaal in tien dagen hebben we aangevallen. Morgen opnieuw : het bevel is gegeven. De koning heeft tot het leger de volgende toespraak gericht :”Soldaten, we zullen een krachtige aanval uitvoeren op de vijandelijke stellingen. Zoals altijd komt het erop aan te winnen of te sterven. Toon u waardig tegenover de geallieerden die aan uw zijde vechten. Het is uw taak de indringer te verdrijven, die sinds meer dan vier jaar uw broeders verdrukt. Overal trekt Duitsland zich terug, de overwinning is aan u !”.

Dit keer is het menens. Met een waar genoegen vernemen we dat we in het offensief gaan. Vannacht moeten we Zarren en Klerken aanvallen. Het moreel van de mannen is bewonderenswaardig. We hebben de vaste overtuiging dat het deze keer moet lukken. Allen leggen niet alleen de beste wil aan de dag maar ook de vurigste moed en het zuiverste enthousiasme. Ze willen niet alleen vechten maar ook oprukken, niet enkel naar Gent maar tot in Berlijn.

Ik vrees niettemin dat ons leger nog harde noten te kraken krijgt. Maar laten we er niet meer aan denken : plicht voor alles. Sterven stelt niets voor, we moeten en zullen overwinnen. En nu aan het werk met de voorbereidingen, instructies en aanbevelingen. Ik schrijf mijn marraine dat ze niet ongerust moet zijn, als ik haar enkele dagen zonder nieuws laat. We zullen verschillende dagen in de strijd betrokken zijn.

Hier eindigen de notities van Raoul Snoeck. De tekening hieronder komt uit de graphic novel van Ivan Petrus Adriaenssens, afspraak in Nieuwpoort, Lannoo

bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, uit het Frans vertaald door André Gysel, Snoeck – Ducaju & Zoon

AfspraakNieuwpoort_Eindoffensief19180927

 

 

de plannen van koning Albert en generaal Foch

Koning Albert heeft gedurende jaren belet dat zijn soldaten op grote schaal stierven tijdens geallieerde offensieven. Nu beseft hij echter dat een koerswijziging zich opdringt. Vandaar dat de koning op 17 augustus 1918 aan Foch voorstelt om de Belgen een offensief te laten uitvoeren. Hij spreekt over een grote aanval in de sector Diksmuide.

Foch ziet meteen dat een Belgische aanvalsoperatie bij Diksmuide niet veel betekenis heeft. Hij neemt twee weken de tijd om na te denken. Pas op 2 september 1918 reageert hij op het Belgische voorstel. In een brief aan de Britse en Belgische militaire chef stelt hij voor dat Belgen en Britten een aanval zouden doen om het bos van Houthulst, de Vlaamse heuvelrug en de hoogten ten oosten van Ieper te veroveren.

Op 9 september antwoordt de Belgische generaal Gillain op de brief van Foch. Gillain benadrukt dat het Belgische leger wil deelenemen, maar dan heeft het versterkingen nodig en enige tijd om zich op de aanval voor te bereiden. Foch heeft begrepen waar de Belgische generaal op aanstuurt en hij laat weten dat hij koning Albert persoonlijk wil ontmoeten. Nu gaat alles opmerkelijk snel want het onderhoud gaat al door op 11 september. Op 12 september geeft generaal Gillain het operatieplan aan de chefs van de legerdivisies.

Vanaf 15 september zien de soldaten in de achterhoede zoveel voorbereidingen voor een offensief, dat ze er echt niet meer naast kunnen kijken. Pas op 27 september krijgen de soldaten te horen dat ze zich moeten klaarmaken om in de aanval te gaan.

bron : Luc Vandeweyer, Koning Albert en zijn soldaten, Manteau

HOUTEM        " Le Roi Albert et le general Foch à Houthem "