maskers voor de gueules cassées

De Groote Oorlog is de eerste geïndustrialiseerde oorlog. De wapens krijgen hoe langer hoe meer vernietigingskracht. Maar ondanks dat, slagen sommige zwaargewonde soldaten erin hun verwondingen te overleven, ten koste van een leven met zware verminkingen. Een speciale groep van die verminkte soldaten, zijn de soldaten waarvan het gezicht onherkenbaar is vervormd. De Fransen noemen deze gewonde soldaten met het verminkte gelaat de “gueules cassées” of “gebroken smoelen”.

De plastische chirurgie staat nog in haar kinderschoenen en dus is het behelpen als men deze verminkte soldaten terug een nieuw leven wil geven. De eerste chirurgie is in feite geen chirurgie, maar wel het vervaardigen van maskers om de verminkingen te verbergen. Eén van die beeldende kunstenaars is de Amerikaanse Anna Coleman Ladd. In 1917 opent ze een atelier in Parijs waar ze maskers maakt voor de soldaten. Dit masker maakt ze met behulp van plaaster waarbij ze achteraf de ontbrekende delen moet bijwerken op basis van foto’s van de soldaat van voor ze zwaargewond werden. Een masker maken duurt weken vooraleer de soldaat het kan passen. En daarna moet het masker nog worden bijgeschilderd om te passe bij de echte huidskleur. Tegen einde 1919 heeft de atelier 185 maskers geproduceerd. Haar werk en toewijding leveren Anna Coleman Ladd het Légion d’Honneur op.

bron : https://fr.wikipedia.org/wiki/Anna_Coleman_Ladd

Lousberg ontruimd

Het gesticht Lousberg in Gent wordt op 21 december 1918 ontruimd. De situatie wordt er omschreven als ‘amper menselijk’ : plaatsgebrek, tekort aan voedsel en zeep, te weinig lakens…
Vroeger was dit een hospitaal voor oude mannen, maar sinds de zomer van 1915 plaatsten de Duitsers hier prostituees en wellicht ook vrouwen die aan een geslachtsziekte leden maar helemaal geen prostituees waren. Mogelijk ging het de Duitsers vooral om de isolatie van de prostituees, eerder dan om hun genezing.

bron : oorlogskalender 2014 – 2018, Davidsfonds

Een troostvolle brief voor overzee

Maude Fisher, een Amerikaanse Rode-Kruis-verpleegster in Frankrijk, schrijft op 29 november 1918 een brief aan de moeder van de overleden jonge soldaat Richard Hogan, omdat ze niet wil dat de moeder alleen maar een kille overheidsbrief ontvangt. Hogan komt twee dagen na de wapenstilstand in het legerhospitaal terecht met griep die overgaat in longontsteking, en hij sterft twee weken na zijn opname.

Indien ik u kon spreken, kan ik u zoveel beter vertellen over de zieket van uw zoon en over de kleine dingen die zoveel betekenen voor een moeder die zo ver weg is van haar zoon. Een grote heuvel overschaduwt de plek waar uw zoon begraven is. De zon verdween er net achter op het ogenblik dat een geestelijke de laatste gebeden las voor uw zoon. Het land zal uw zoon eren omdat hij er zijn leven voor gaf, en het zal ook u liefhebben omdat u uw zoon schonk.

Wie de ganse brief wil lezen, kan terecht op http://historysstory.blogspot.com/2013/11/the-image-above-is-of-nurses-from-world.html

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

de laatste gesneuvelde Canadees

Getrouw aan het bevel van geallieerd opperbevelhebber Foch om tot het laatste moment in het offensief te gaan, voeren de Canadese troepen nog een laatste aanval uit. De Canadese generaal sir Arthur Currie stelt zich tot doel “de oorlog te kunnen beëindigen waar hij was begonnen” en “om het grondgebied te veroveren dat ze in 1914 verloren hadden”. Tijdens een laatste actie steekt de eenheid van George Price ten oosten van Mons (Bergen) het Canal du Centre over. In Ville-sur-Haine doorzoeken de soldaten enkele huizen van waaruit kort daarvoor nog Duitse schoten werden afgevuurd. Zij vinden er alleen de bewoners en hun familie. Wanneer de soldaten opnieuw naar buiten lopen, wordt Price  door een scherpschutter in de borst getroffen. De 23-jarige Alice Grotte, een jonge Belgische verpleegster, riskeert haar leven en helpt soldaat Price weer naar binnen. Daar sterft hij aan zijn verwondingen. George Price overlijdt om 10u58 en wordt daarmee beschouwd als de laatste gesneuvelde van het Britse Gemenebest.

bron : Mark De Geest, 14-18 in 100 dagen, Manteau

GeorgeLawrencePrice_19181111

weerzien nabij moeder Lambik

Gaston Le Roy is einde september van de frontlinies weggehaald. (Lees meer daarover in dit artikel) . Hij herstelt in Frankrijk en keert daarna terug naar zijn kameraden.

1 oktober 1918 : Ik heb lange uren in dat hospitaalbedje gerust. Mijn lichaam herpakt zich, ik voel me genezen. Maar mijn voet blijft me eraan herinneren waarom ik hier ben.  Ze zeggen dat duizenden mannen zijn omgekomen. Hier liggen veel zwaargewonden. Toen ik mijn voet liet verzorgen en zwaargewonden uitgestrekt op de marmeren plaat onder het mes hoorde kermen, kreeg ik kippenvlees.

2 oktober 1918 : Er zijn hier zoveel gewonden, zoveel dat de dokters de handen meer dan vol hebben en meer doen dan in hun macht ligt. Zij kunnen diet niet blijven volhouden. Ik hou het niet langer uit en trek mankend naar Calais. De dokter neemt dezelfde tram en geeft mijn gezel en mij een berisping, maar verder laat hij ons begaan.

3 oktober 1918 : Een auto brengt mij en anderen naar Saint-Pierre waar we zonder bevel moeten uitslapen. We bezien elkaar en vragen ons af : wat nu ? Ik sta op een schoen en een kous. Eindelijk na lang wachten duikt iemand op en die beveelt ons de tram te nemen naar Guines. Daar staat een wagen die ons naar Campagne brengt. Naar verluidt zijn de barakken van de ruiterij maar ze doen dienst als hospitaal.

6 oktober 1918 : De herstelden of wie zich als zodanig beschouwt, want velen zijn nog niet helemaal genezen, verlaten Campagne en trekken naar Gravelines. Ik ben bij de besten en verlang mijn wapenbroeders terug te zien. Door regen en modder stappen we naar Guines waar we lang op de trein wachten die ons naar Calais moet brengen.

8 oktober 1918 : In de BRI in Bray-Dunes blijf ik nog genieten van enige rustdagen.

12 oktober 1918 : Ik heb mijn rustoord aan het koele zeestrand verlaten. Ik stap langs Moeder Lambik naar De Panne. Ik ben blij mijn wapenbroeders terug te zien, maar ook heel bedroefd als ik de namen verneem van hen die hun lijdensweg hebben beëindigd. Ik hoor veel vertellen over die bange veertien dagen terwijl ik er niet bij was. Veertien dagen in het rumoer zonder rust, dagen zonder eten of drinken, dagen en nachten in het water, dagen van vruchteloze hoop op aflossing. Velen beweren in de volgende strijd achter uit te zullen blijven. Ik mag hen niet beoordelen. Ik heb dit lijden, dat ik me goed kan voorstellen, toch niet beleefd. Wat zou ik gedaan hebben als ik bij hen was gebleven ?

bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

MoederLambik

Willy Coppens stort neer

Maandag 14 oktober 1918. Om 5u30 openen de kanonnen in het oosten hun vuur. Willy Coppens heeft nog nooit zulk hevig artillerievuur gehoord in deze sector van het front. Om 5u35 komt een van de stafofficieren naar de piloten toe met een noodkreet uit de voorste linies : verniel de observatieballon bij Torhout. De Belgische artillerie is blootgesteld aan trefzeker tegenvuur en de Duitse vuurleider bevindt zich ongetwijfeld in de “saucisse”, die even achter de vijandelijke linies in de lucht zweeft.

Om 5u40 stijft Coppens op met zijn lichtblauwe Hanriot. Zijn formatiegenoot is een nieuwe piloot Etienne Hage. Als ze de loopgravenlinie naderen, ziet Coppens dat het niet om één ballon gaat maar om twee. De ene zweeft inderdaad boven Torhout, de andere stijgt op boven Praet-Bosch. Uit ervaring weet Coppens dat je de lagergelegen ballon als eerste moet aanvallen. Zodra een “saucisse” wordt aangevallen, beginnen de mensen op de grond hem neer te halen. En als een observatieballon genoeg naar beneden is gehaald, wordt het makkelijk voor de verdedigende luchtafweer om de aanvaller te raken.

Vliegtuig_WillyCoppens

Hanriot vliegtuig 

Maar Hage is onervaren en gretig. Coppens stevens af op de Torhout-ballon, maar Hage brengt zijn machine voor die van Coppens en dwingt hem zo de ballon boven Praet-Bosch eerst aan te vallen. Om 6u vuurt Coppens een eerste kort salvo af. Hij ziet dat het omhulsel van de ballon vlam heeft gevat en begint daarom koers te zetten naar de tweede ballon. Hage heeft echter niet gezien dat de ballon is gaan branden, en keert om voor nog een aanval. Ze keren beide terug naar de ballon boven Praet-Bosch en zien hem verkreukeld door het vuur naar de grond dwarrelen. Daarna zetten ze beide koers naar de Torhout ballon.

Coppens vliegt door een hagelstorm van ontploffende luchtafweergranaten en zwaaiende reeksen lichtsporen. Seconden later, het is 6u05, is hij zo dichtbij dat hij het vuur kan openen. Het moment daarop voelt hij een hevige slag tegen zijn linkerbeen. Er voert een witte golf van pijn door zijn lichaam. De schok is zo krachtig dat zijn rechterbeen onwillekeurig uitstrekt waardoor de rechterroerpedaal diep wordt ingedrukt en de machine naar beneden wordt geworpen. Kogels spuiten rond om de rondtollende, slingerende machine.

Nu heeft Coppens slechts twee gedachten. Eén : hij moet de gene linies bereiken, hij wil niet gevangen genomen worden. Twee : hij mag het bewustzijn niet verliezen, dan stort hij neer. Duizelig van de pijn en het bloedverlies rukt hij de vliegeniersbril en leren helm van zijn hoofd. De kou moet hem helpen om wakker te blijven. Dat lukt. Nadat hij de Belgische frontlinie is gepasseerd, maakt hij een buiklanding op een veldje naast een weg. Soldaten rennen naar hem toe om hem te helpen. Coppens wordt samen met twee gewonde soldaten naar een ziekenhuis in de Panne gebracht. Om 10u15 stopt de ambulance voor het Hôpital de l’Océan. Hij wordt op een brancard binnen gebracht. Daarna verliest hij het bewustzijn.

Na een week is het nog onzeker of hij zal overleven. In die week wordt zijn linkerbeen geamputeerd. Coppens wordt getroffen door neerslachtigheid maar zal het toch overleven. Onderstaande schilderij is van Colin Ashford.

bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum

ColinAshford_WillyCoppens

 

Gaston Le Roy wordt geëvacueerd

Gaston Le Roy maakt het begin van het bevrijdingsoffensief mee. Hij noteert het volgende in zijn dagboek :

28 september 1918 : Het Duitse geschut reageerde weinig, onze kanonnen vuurden om het hardst en verlengden hun schietbanen. Ze joegen de Duitsers in onze armen. Het waren triestige momenten voor hen. Mannen, mensen zoals wijzelf, kwamen met de handen in de lucht en bange gezichten aangelopen. Het leek wel opgejaagd wild bij klopjacht.

Het begon te regenen. Het water viel met bakken uit de hemel. Weldra sijpelde het door de kleren in de broek en mijn gewonde voet baadde in een te grote schoen. We trokken steeds vooruit, ondervonden weinig weerstand en namen honderden krijgsgevangenen. We geraakten tot voorbij Zonnebeke en Broodseinde en op de hoogte gingen we postvatten. Het was nog maar middag. Ik ben doodop. Mijn adem is afgesnoerd door het spannen van de knapzakken vol patronen. De pijn aan mijn voet wordt een foltering.

29 september 1918 : Daar ik niet meer kan stappen, word ik met een briefje “mank” achteruit gestuurd. Met kleine pasjes op een dikke stok en met veel geluk wat te kunnen rusten, eerst op een kar, dan in een auto en een tijdje op een munitiewagen kom ik, na om 6u ’s morgens te zijn vertrokken, ’s avonds om 6 uur in Zuidhuis aan.

Bij de verpleging schrik ik ervan mijn eigen voet te zien, ik kon me niet voorstellen dat hij zo gezwollen was. De dokter geeft er een snee in, reinigt de wonde en overhandigt me een briefje HEA (Hôpital d’Evacuation de l’Armée). Ik moet dus naar Frankrijk. Ondertussen brengen auto’s honderden gewonden aan.

30 september 1918 : Drinken en nog drinken. Sinds twee dagen heb ik niets gegeten en toch heb ik geen trek. Ze brengen me naar Waaienburg, want nu kan ik geen poot meer verzetten. Daar lig ik op een berrie tot een Rode Kruistrein me met honderden grotere sukkelaars meeneemt. Om 1 uur ’s nachts stopt de lijdenstrein. De meeste gewonden konden stappen, uitgenomen een metgezel en ik. Het duurt lang voor ze ons komen halen. Ze dragen me naast het station in een lokaal waar al veel volk is.

bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

RodeKruisTrein_1918

 

Belgische Brancardiers in de vuurlinie

De Legerbode publiceert op 24 september 1918 een stukje over de Duitse houding ten opzichte van het Rode Kruis :

Belgische brancardiers bemerkten twee gewonden tussen beide linies : een Belgische soldaat en een Duitse officier die om hulp vroegen. Onze brancardiers maakten zich klaar om te helpen en zwaaiden met de vlag van het verdrag van Genève om de aandacht te trekken van de vijand en stapten vooruit, de vlag voorop. Spoedig werden ze beschoten door een Duits machinegeweer. Dekking zoekend raakte ze tot bij de Belgische soldaat. Het machinegeweer volgende hen nog steeds. Toen ze de Duitse officier begonnen te verzorgen, werd de arm van sergeant-brancardier Van Wezemael verpletterd en een kogel reet de kaak open van brancardier Groenen. Zij moesten er dan van afzien de Duitse officier te helpen. Hij stierf ter plaatse door de schuld van zijn landgenoten.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Onderstaande tekening is van Georges Bruyer, getiteld brancardiers ramenant un blessé.

GeorgesBruyer_BrancardiersRamenantUnBlesse_1917

dood van Joe English

dood van Joe English

In het legerhospitaal van Vinkem overlijdt op 31 augustus 1918 de veelzijdige Vlaamse kunstenaar Joe English, wellicht aan de gevolgen van een slecht verzorgde blindedarmonsteking. Bij zijn graf in Steenkerke vindt in 1920 de eerste Ijzerbedevaart plaats. Tien jaar later wordt hij bijgezet in de crypte van de Ijzertoren.

Joe English, zoon van een Ierse vader en een Vlaamse moeder, groeit op in Brugge. Bij het uitbreken van de oorlog wordt hij gemobiliseerd in Veurne, waar hij dienst doet als bibliothecaris in de Vlaamse soldatenbibliotheek, ontwerpt hij de typische heldenhuldezerkjes voor Vlaamse gesneuvelden.

Joe English self portrait

Joe English – zelfportret

 

Hemingway raakt gewond

Ernest Hemingway, winnaar van de Nobelprijs literatuur in 1954, wil ook zijn steentje bijdragen tot de oorlog maar wordt afgekeurd, mogelijk omwille van zijn ogen. Hij gaat dan maar werken als ambulancier bij het Rode Kruis.

Op 8 juli 1918 loopt Hemingway tijdens zijn werkzaamheden als ambulancier aan het Italiaanse front zware verwondingen op door mortiervuur. Ze zullen hem ongeveer een half jaar hospitaal kosten. Hij was nauwelijks een maand aan het front.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Ernest_Hemingway_in_Milan_1918_retouched_3