Thuiskomst van dokter Lievens

Dokter Lievens kan eindelijk na meer dan 4 jaar zijn gezin terugzien.
15 november 1918 : Ons regiment trekt in dagmarsen naar Brussel. Ik bekom de toelating om van Wenduine naar Waasmunster te trekken langs Brugge, Gent en Lokeren.
Omstreeks 19u kom ik er aan. Eindelijk dus is dat zoete uur aangebroken waar ik jaren en maanden van droomde als van opperste zaligheid voor ons, arme bannelingen. Maar ik weet niet waar mijn hoofd staat en met welke zoete namen mij toespreekt, hoe al die geliefden mij draaien en keren om me langs ale kanten te bekijken. Mijn hoofd is duizelig. Te hevige emoties stompen mijn gevoelens af en beletten me ten volle van mijn geluk te genieten.

Dan brengt men mij mijn kindertjes die ze ijlings zijn gaan wakker schudden. Met hun slaperige oogjes piepen ze mij  half lachend en half monkelend bedeesd :”dag papake”. Wat een zalige ontroering die klanken te horen, die schatjes aan mijn hart te drukken en op mijn gezicht hun kusjes en de warme tranen van mijn vrouwke te voelen.

Nu pas besef ik wat ik verloren heb door vier jaar het zoete familieleven te missen. Mijn vrouwtje is wat vermagerd maar haar wezen straalt zo gelukkig en vredig dat zij mij daardoor nog oneindig en bekoorlijker schijnt. Vrouw en kinderen zo altijd bij mij te hebben, met hen vreugde en leed te delen, voor hen mijn leven lang te werken, komt mij voortaan als het opperste geluk voor…

17 november 1918 : Ik moet alweer vertrekken. Maar deze keer is de scheiding minder hard en het weerzien al in het zicht. Ik vind mijn bataljon terug in Nazareth.
bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

 

Vreugde rond een piano

Dokter Lievens blijft de opmars van nabij meemaken.

15 oktober 1918 : Ditmaal heeft het vervoer van de gewonden het heel goed gedaan. Dit is onder meer te danken aan het inzetten van krijgsgevangenen en aan de goed berijdbare steenweg. De auto’s kunnen om zo te zeggen onze vooruitgang stap voor stap volgen. De Duitsers bieden hevige weerstand aan de overzijde van het kanaal van Roeselare en hun grof geschut spuwt zonder ophouden gas en schroot op onze stellingen.

16 oktober 1918 : Om 6 uur lukt het onze genietroepen twee bruggen over de Roeselaarse vaart te werpen. We trekken erover zonder problemen en komen om 8 uur in Kachtem aan, een klein dorpje, waar niet veel verwoest is. Voorbij de kerk zien we in de richting van Emelgem een vlag op een huisje wapperen en weldra herkennen we met innige ontroering de Belgische driekleur.

Bij meneer Borst aan de Vijfwegen in Emelgem moeten we koste wat het kost binnen. In het salon staat een bestoven piano. Ik spring ernaar toe en aanstonds dreunt een krachtige Brabançonne uit alle monden. De nationale zang wordt bij de buren gehoord en loopt van huis tot huis als een elektrische stroom. De geestdrift is onbeschrijfelijk. Iedereen weent van blijdschap. De soldaten omhelzen de burgers, oude vrouwtjes vallen in zwijm, kindjes huilen. Alle zangen en kreten dwarrelen dooreen. Die brave mensen, die gedurende vier lange jaren ontberingen hebben geleden, halen hun karige reserves uit hun goed verborgen hoekjes en delen ze met volle armen aan de soldaten uit.

bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

piano_GrooteOorlog

 

Pelt verliest een zoon nabij Passendaele

In een reactie op één van mijn berichten op Facebook maakt Davy Hermans me attent op het feit dat er ook een Overpeltenaar het leven heeft verloren tijdens het bevrijdingsoffensief op 28 september 1918. Het gaat om onderluitenant Alfons Roothans, geboren in Overpelt op de nationale feestdag van 1890. De moment van bestorming is ook beschreven in het dagboek van dokter Lievens (zie dokter Lievens dient de eerste zorgen toe) .

Tegen de middag bereiken we de Bayernstellung. Nu komen we in de vlakte voor de hoogte van Passchendaele en we rusten een uurtje uit. Het artillerievuur is stilgevallen want de mannen verplaatsen onze kanonnen, omdat onze sprong vooruit te groot is geweest en ze nu niet ver genoeg meer reiken. De bodem waar de zware stukken overheen moeten, is echter te drassig en ze verzinken er bijna in. Nieuwe balkenwegen worden aangelegd, maar het duurt te lang voor ze klaar zijn en we krijgen bevel de hoogte te bestormen zonder artillerievoorbereiding.

Om boven te geraken moeten wij twee en een halve kilometer afleggen tegen een moerassig helling zonder andere schuilplaats dan met water gevulde granaatputten. Met kleine groepejes van vijf tot zes man zetten we ons in beweging. Maar bij de eerste stappen al ratelt de hele berg met een knetterend mitrailleurvuur en regen het kogelballen op ons.

Bij die bestorming is Alfons Roothans overleden.

bronnen
http://blog.seniorennet.be/frverbaenen/archief.php?startaantal=420

André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

 

AlfonsRoothans_19180929

 

 

dokter Lievens dient de eerste zorgen toe

Dokter Lievens is erbij als het bevrijdingsoffensief start. Hij maakt alles mee vanaf de eerste minuut. We geven hieronder zijn uitgebreid verslag van de eerste dagen van het bevrijdingsoffensief verkort weer.

28-9-1918 : Om 2u30 begint een helse artillerievoorbereiding op heel het front van mijn divisie, en links bij de IXe divisie waar Jules zal vechten en rechts bij de XIIe infanteriedivisie. Dit trommelvuur duurt drie uur, dan start het rollend vuur en vooruit : naar de dood of de bevrijding ! Het is 5u30 en al schemerklaar.

Bij onze eerste stappen in het niemandsland komen we terecht in een welgevoed mitrailleurvuur, uitgespuwd vanuit sterk gebetonneerde schuilkoten. Maar we omsingelen ze in een oogwenk en verdelgen de Duitsers tot de laatste man. Onsze vuurpijlen stralen hoog hun sterrenvinken in de lucht om aan te artillerie duidelijk te maken dat de eerste lijn, de Frankenstellung, is ingenomen. Meteen daarna bewegen de knetterende explosies van onze granaten zich in een logge lijn vooruit voor een verdere aanval. Onze karabiniers lopen er zo dicht mogelijk achter zodat velen door scherven gewond raken en vallen. Ze zijn razend, niet alleen van de pijn, maar ook omdat ze de strijd moeten opgeven. Ik verzorg ze samen met mijn brancardier en laat ze dan liggen voor de volgende medische ploeg.

Daarna valt ook de Preussenstellung in onze handen. In Poelkapelle komen we bij een Duitse hulppost waar een vijandelijke geneesheer zijn gewonden aan het verzorgen is. Wij laten hem verder werken en met enkele van onze brancardiers verzorgt hij ook onze gewonden. Tegen de middag bereiken we de Bayernstellung en onze buit wordt groter bij elke stap zonder dat we zelf buitengewone verliezen lijden. Nu komen we in de vlakte voor de hoogte van Passchendaele en rusten een uurtje uit. Het artillerievuur is stilgevallen want de mannen verplaatsen onze kanonnen omdat onze sprong vooruit te groot is geweest en ze nu niet ver genoeg meer reiken. Het duurt lang voordat ze klaar zijn en we krijgen bevel de hoogte te bestromen zonder artillerievoorbereiding.

Bij de eerste stappen al ratelt de hele berg met een knetterend mitrailleurvuur en regent het kogelballen op ons. Ik moet me op mijn buik leggen om de gewonden te verzorgen en hun aantal groeit snel. Hoewel onze jongens sinds dagen geen enkele rust meer hebben, kruipen ze vooruit en bereiken tegen de avond de Flandernstellung op vijfhonderd meter van de hoogte van Passchendaele. Daar graaft elke man zich een putje en werpt de aarde als bortswering en dijk voor zich.

De regen maakt plaats voor een kille huilende wind en het slagveld schijnt eenzaam en dood. Daar klinkt een schreeuw uit het struikgewas :”Dokter ! Docteur !”. Ik dwaal in de richting vanwaar de roep lijkt te komen en weldra weerklinkt van alle kanten een afschuwelijk gehuil. Het zijn de stervenden en gewonden die om hulp en lafenis smeken. Ik zwerf van punt naar put om hen te bieden wat ik kan : een verband, een inspuiting, een teugje water. Waar blijven de mannen die hen moeten wegdragen ? Onze helden liggen doornat in ijskoud water, uitgepunt van de zware inspanningen, verstijfd door kou en bloedverlies. Ze overleven het niet als ze zo de nacht moeten doorbrengen. We dragen er zoveel mogelijk een duizendtal meter achteruit. Maar daar ziet er niemand meer naar hen om en hun gekerm klinkt altijd maar hoger en luider.

29-9-1918 : Meteen herbegint ons dolen over het doodsterrein. Wat ik gevreesd had, is uitgekomen. Talloze gewonden van gisteren vind ik nu bezweken van de kou en paars terug. Anderen liggen nog te sterven en hervatten hun geweeklaag. En er is nog niemand te zien om hen hier weg te brengen. Ik huil erbij als een kind omdat ik niets meer voor die rampzaligen kan doen…

bron : André Gysel, Dokter Lievens – dagboek van een arts , Lannoo

Onderstaande tekening is van Pierre Paulus, premiers pansements

PierrePaulus_PremierPansement

 

 

 

 

 

 

 

Belgen door griep geveld

Dokter Lievens schrijft over de Spaanse griep in zijn dagboek.

14-5-1918 : De influenza (Spaanse griep) verspreidt zich in mijn bataljon. In alle compagnies komen gevallen voor, maar de 6e wordt bijzonder beproefd. De een na de ander wordt ziek, iedereen is aangetast. We zouden de sector Nieuwpoort-Bad moeten overnemen, maar dat is door de griep onmogelijk en we blijven nog een termijn in tweede lijn.

16-5-19 : Nu zit ik zelf met de kwaal die me 38° koorts bezorgt, maar na drie dagen ben ik aan de beterhand. Ondertussen heb ik mijn gewone dienst voortgezet, wat erg afbeulend is. In de 6e compagnie zijn slechts zeven man niet ziek. We blijven in rust tot 20 mei. Ondertussen zijn de zieken veelal uit het hospitaal teruggekeerd, maar enkelen hebben verwikkelingen opgedaan en zijn gestorven aan broncho-pneumonie. Anderen zijn nog in herstelverlof. We blijven in tweede lijn tot 2 juni 1918.

bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

griep1918

 

gasaanval in Nieuwpoort

Dokter Lievens noteert het volgende in zijn dagboek met datum 8 april 1918 :

’s Nachts moeten twee raids plaatsvinden : een door de 1e karabiniers en een door mijn regiment in Sint-Joris waar ik een eerste verpleegpost moet installeren. Omstreeks 23u regent het Duitse gasgranaten over Nieuwpoort, zeker tot 10 uur.

Om 2 uur moet ik me door de stikwalm naar mijn post in Sint-Joris begeven. Ik hou mijn gasmasker klaar en snuif eerst een beetje de lucht op om te weten of het nodig is het op te zetten. Me dunkt dat de geur niet doordringend is en ik gerust kan doorstappen.

In Sint-Joris slagen onze mannen erin een mitrailleur buit te maken en ze komen ongedeerd terug, uitgenomen de aalmoezenier Franco de Wyels die een wonde aan de rechterarm met beenbreuk heeft opgelopen en die ik ter plaatse verzorg. Ondertussen hebben de Duitsers Nieuwpoort opnieuw met gas bestookt. Rond 8 uur komen enkele mannen naar mijn post met vergiftigingsverschijnselen. Na een eerste verzorging stuur ik hen door naar het hospitaal. Steeds nieuwe ongelukkigen komen er aan met roddelende ogen en bloedfluimen hoestend, maar ik doe mijn werk voort zonder iets te voelen.

Rond 14 uur voel ik een prikkeling aan mijn ogen en wellen er enige tranen op. Ik hecht er niet veel belang aan en werk verder. Meer dan tweehonderd soldaten heb ik op dat ogenblik naar het hospitaal doorgestuurd. De prikkeling op mijn ogen wordt pijnlijk en het is alsof er een waas, een lichte rook voor het gezicht zweeft. Ik heb niet veel tijd om eraan te denken want steeds nieuwe slachtoffers komen aan. Omstreeks 16 uur zie ik bijna niets meer. Mijn hoofd begint te gloeien en mijn oogleden knipperen krampachtig. Dan begin ik te braken en ik voel me zo doodmoe dat ik mij moet laten vallen en zo blijf doorsukkelen. Om 18 uur is elk slachtoffer geëvacueerd en laat ik me meenemen in een wagen die me naar het hospitaal de Oceaan in De Panne brengt. Ik word er helemaal ontkleed en gewassen. Ze verzorgen mijn ogen en stoppen me in bed.

bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo
Onderstaande tekening komt uit de stripreeks Moeder Oorlog.

MoederOorlog_19180408

verpleging onder moeizame omstandigheden

Dokter Lievens beschrijft helse maartdagen in zijn dagboek.

21 maart 1918 : Om 5 uur krijgen we gasalarm. Een hevige beschieting met mosterdgasgranaten en andere gassen woedt op heel ons front en verplicht ons het gasmasker op te zetten. Buiten is het nog donker en je kan niet zien of de gasrook in de lucht hangt. Gewonden worden aangebracht, onder wie luitenant De Coene, die ik allen moet verzorgen met het gasmasker op.

Het is uiterst lastig werken want ik heb moeite om adem te halen. Ondertussen komen nog halfverstikte mannen binnen, wat me verwittigt voor het gevaar. Als ik mijn masker ook maar even oplicht, zal ik niet alleen hetzelfde lot of nog erger ondergaan, tevens zullen al mijn zieken en gewonden zonder hulp blijven. Door die gedachte aangespoord werk ik voort, terwijl mijn borst hijgend als een blaasbalg in een smidse naar lucht snakt. Algauw begin ik te voelen dat de stikstof vat krijgt op mij want bij herhaling moet ik niezen en braken in mijn gasmasker. Toch mag ik het niet afzetten. Maar de brilglazen verduisteren dermate dat alles voor mijn ogen begint te schemeren en ik alle werk moet staken. Mijn oren ruisen, mijn hoofd gloeit en ik voel dat het zo niet kan voortduren. Ik denk aan mijn vrouwke en aan mijn lieve kindertjes en vraag me angstig af wat er van hen zal worden. Ik beveel ze aan bij Onze-Lieve-Heer en offer mijn lijden op voor hun geluk en welzijn. Dan prevel ik een akte van berouw en bereid me voor op het ergste…

Hoe lang ik zo bleef liggen, kan ik niet vertellen. Iemand heeft me een Tissant-apparaat opgezet, waardoor stilaan gezondere lucht in mijn longen komt. Ik herleef… Met knikkende knieën en bevende handen herbegin ik met werken zoveel ik kan. Aan allen die op me wachten breng ik in de mate van het mogelijke hulp en redding. Om 8 uur wordt het gasalarm afgeblazen, niettemin voel ik de hele dag een onverdraaglijke hitte in heel mijn lichaam. Er is geen gelegenheid om een ogenblik rust te nemen. Ik zou zo graag een beetje slapen.

22 maart 1918 : ’s Avonds trek ik naar de Poste Durand in Nieuwpoort, waar mijn bataljon in reserve gaat liggen. Onze totale verliezen tijdens de voorbije drie dagen : 223 doden en gewonden.

bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

Gasmasker_201803

 

op het slagveld na de veldslag

Dokter Lievens bezoekt op 19 maart 1918 de eerste linies na de hevige gevechten in sector Nieuwpoort.

Ik moet naar de post van Sint-Joris (Vache crevée). Tegen de avond krijg ik bevel om met een speciale ploeg het slagveld door te lopen om de doden weg te halen en tevens te zien of er geen gewonden meer liggen. Ik trek de Ijzer over op een vlot, volg de overkant tot tegen de briquetterie (steenbakkerij), neem daar de vaart van Passendale en kom weldra ter plaatse. De maan schijnt maar een fijne regen heeft de bodem in modder herschapen. Met moeite vind ik onze ongelukkige jongens, die in alle houdingen op het verschrikkelijke doorploegde land liggen. Velen lijken enkel te slapen, anderen zijn ijselijk verminkt. Anderen liggen er samen met Duitsers. Nog verderop liggen er alleen vijandelijke lijken.

En tussen al die doden houden onze dappere overlevenden stil en stom de wacht. Onze helden houden daar stand in groepjes van twee of drie man in granaatputten. Sinds twee dagen hebben ze bijna niets te eten of te drinken gekregen en dat nog te midden van al die emoties bovenop de gaswalm en de kruitrook, die keel, longen en darmen doen branden. Wie zal zich ooit het honderdste deel kunnen inbeelden van de pijn, de agnst en de ontbering die onze arme jongens moeten doorstaan ? 

De tekening hieronder is van de Fransman George Barrière.

bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

GeorgeBarriere_SoirdAttaque

dokter Lievens ontsnapt aan de dood

Dokter Lievens noteert op 18 maart 1918 in zijn dagboek.

Vorige nacht beleefden we een hevige gasbeschieting. Gedurende anderhalf uur moesten we onze gasmaskers opzetten. Zes mannen zijn lichtjes van streek omdat zij niet rap genoeg hun maskers opzetten. Vanmorgen vallen de Duitsers nog eens aan in de sector Nieuwpoort. Voor ons wordt alarm geblazen en we staan klaar om onze makkers in de eerste linies hulp te bieden. Maar de aanval wordt afgeslagen en wij mogen weer in onze hutjes kruipen om wat rust te nemen.

Om 12 uur wordt nieuw alarm geblazen voor onze compagnie die het bevel krijgt om als versterking naar Nieuwpoort te trekken. Alle wegen naar onze stellingen worden zwaar bestookt. Als onze majoor Flémalle met de eerste mannen over de Pelikaanbrug sluipt, heeft de Duitse kabelballon ons opgemerkt en gemeld aan de artillerie. Het volgende ogenblik liggen brug en weg onder kanonvuur. Het wordt bijna onmogelijk nog een voet te verplaatsen en toch kruipen we tegen de dijk aan van boom tot boom tegen het water. Zo raak ik heelhuids bij de brug. Op dat ogenblik wordt het hachelijk. Al onze kanonnen links uit het driehoekige bos en uit de duinen spuwen hun trommelvuur. De Duitse granaten gieten een zee van moordend ijzer over heel Nieuwpoort en daartussenin mitrailleren Duitse vliegtuigen onze jongens vanop nauwelijks vijftig meter hoogte.

Met de laatste compagnie ben ik helaas nog vijfhonderd meter van de onderaardse gang die ons moet redden. En ik moet er nochtans door. Tien passen lopen, dan op de buik tegen de aarde geplakt. Nu bestoken de vliegtuigen ons met een soort projectielen die vuursprankelend openkletsen terwijl het maar granaten en shrapnels blijft regenen. Ik spring recht, gevolgd door een brancardier die naast mij huilt en roept e, stormrecht voor me uit zo rap als mijn benen me kunnen dragen. Ik loop de onderaardse gang voorbij zonder hem op te merken en bereik de eerste huizen van Nieuwpoort. Ik loop voort, altijd voort tot ik een driehonderd meter verder bij de grote Rodekruisvlag uitkom, die boven een goed versterkte kelder uitsteekt. Daar weigeren mijn benen me verder te dragen en rol ik uitgeput en ademloos de trappen af. Ik ben gered !

De tekening hieronder is van Léon Broquet, “ma dernière vision de la guerre”.

bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, LannooLeonBroquet_MadernièreVisiondeLaGuerre

Strijd zonder kwartier te Nieuwpoort

Dokter Lievens noteert op 12 maart 1918 het volgende in zijn dagboek.

Volgens een Duitse krijgsgevangene is om 4 uur een aanval op Nieuwpoort gepland. Onmiddellijk krijgt mijn divisie het bevel om de Duitsers te verschalken en om 3 uur vertrekken onze mannen na een hevig voorbereidingsvuur op de vijandelijke lijnen. Die zitten vol Duitsers die zich klaarmaken voor hun geplande aanval. Orders waren gegeven om geen krijgsgevangenen te maken.

Een onmenselijk gehuil stijft uit de Duitse lijnen op en een ijselijke slachting vangt aan, die maar ophoudt als de laatste Duitser gesneuveld is. Meer dan driehonderd vijandelijke lijken bedekken de grond, maar onze verliezen zijn zwaar : 33 doden en 69 gewonden.

De tekening hieronder komt uit een stripalbum van Jacques Tardi.

bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo

Tardi_19180312