Zeppelins bombarderen Londen

De ballonvaart is decennia ouder dan de luchtvaart bij het begin van de Groote Oorlog; bij het beleg van Parijs in 1870 worden er al ballonnen gebruikt om bombardementen mee uit e voeren. Het was graaf Ferdinand von Zeppelin die de naar hem genoemde sigaarvormige ballon ontwierp. Voor de oorlog was dit luchtschip een groot succes; het vloog beter, langer en veiliger dan welk vliegtuig ook. Bij het beleg van Luik en Antwerpen worden er al zeppelins ingezet, maar dat is geen groot succes. Toch ziet de Duitse marine het gebruik ervan als bombardementstoestel helemaal zitten.

In eerste instantie worden vooral verkenningsvluchten ben de Noordzee gehouden. Vanaf 19 januari 1915 geeft keizer Wilhelm, met tegenzin, toestemming voor bombardementsvluchten boven Engeland. Bij de eerste aanval vallen 2 doden en 16 gewonden. Maar het is vooral het psychologische succes dat de zeppelins zo angstwekkend maakt; de Britse pers staat er vol mee. Omdat de zeppelins in staat zijn veel hoger te vliegen dan vliegtuigen, zien de Britten niet in hoe ze de verwoestende aanvallen kunnen stoppen.

Nadat de Fransen een aantal Duitse steden hebben gebombardeerd, geeft de keizer ook zijn consent aan een vergeldingsactie op Londen. Op 31 mei 1915 vind de eerste aanval plaats, waarbij 7 doden en 35 gewonden vallen. De succesvolste aanval is die van 8 september 1915, toen een zeppelin, de L-13, erin slaagt om het centrum van Londen te bombarderen. Deze ene aanval zorgt voor meer dan de helft van de materiële schade die alle zeppelins bij elkaar zullen aanrichten. Maar de zeppelins beginnen dan al snel aan effectiviteit in te boeten.

b : Roel Tanja, een korte geschiedenis van de eerste wereldoorlog, BBNC uitgevers

zeppelinLonden01

de verovering van Koet-el-Amara

Generaal Townshend

Generaal Townshend

Koet-el-Amara is in 1915 een belangrijke Turkse administratieve basis en een commercieel centrum, zo’n 160 km ten noorden van Qurna dat de Britten in december 1914 hebben veroverd. De nieuwe Britse opperbevelhebber ter plekke is sir John Nixon, die de Indiase “voorwaartse defensie” voluit steunde. Het land tussen Qurna en Koet-el-Amara staat grote delen van het jaar onder water, op sommige plekken bijna een meter. Nadat Nixon in april 1915 een Turkse aanval bij Shaiba heeft afgeslagen, vindt hij het tijd om Koet-el-Amara te veroveren. Hij stuurt sir Charles Townshend, die reeds in 1895 de bijnaam “Lucky” heeft gekregen, met de Poona divisie op pad met 500 platbodems die zoveel wapens meenemen als de schepen veilig kunnen vervoeren.

Op 31 mei 1915 vaart Townshed Qurna uit. Van verkenners hoort hij dat een grote Turkse macht zich richting Koet-el-Amara spoedt. Terwijl hij zijn artillerie achterlaat, zet Townshend snel de achtervolging in, in wat de populaire pers de ‘regatta’ (roeiwedstrijd) noemt. De volgende dag krijgt hij de Turkse achterhoede in zicht, maar die slaat op de vlucht. Op 3 juni 1915 arriveert Townshend met circa 10 mariniers en soldaten bij Koet-el-Amara. Hij bluft dat hij op de voet wordt gevolgd door een groot leger en weet de 2.000 Turken te bewegen zich over te geven. De hoofdmacht arriveert pas een tijdje later.

Britse troepen in Mesopotamie ontwapenen Turkse soldaten

Britse troepen in Mesopotamie

bron : Roel Tanja, een korte geschiedenis van de eerste wereldoorlog, BBNC uitgevers

Stéphany Dardenne offert zich op in de Dodengang

wat voorafging : in mei 1915 beginnen de Belgische soldaten schutterskuilen met elkaar te verbinden in de buurt van de petroleumtanks nabij Diksmuide. Die tanks zijn in handen van de Duitsers. En tijdens het graven blijken Belgen en Duitsers mekaar wel heel dicht genaderd te zijn. Meer details daarover lees je op deze pagina.

Stéphany Dardenne is afkomstig uit Pailhe, een dorpje een tiental kilometer ten zuiden van Hoei in de provincie Luik. Hij behoort tot de klasse 1914, maar die wordt pas in september opgeroepen. En dan is al een groot deel van België door de Duitsers bezet. Niettemin volgt Stéphany Dardenne de raad van de dorpspastoor op en hij meldt zich aan als oorlogsvrijwilliger. Op 10 januari 1915 verlaat hij Pailhe. Via Voeren bereikt hij Nederland. Op 19 januari neemt hij de boot naar Engeland. Enkele dagen later is hij in het opleidingskamp van Fécamp in Frankrijk. Vier maanden later, op 19 mei 1915 zit hij aan het Ijzerfront.

StephanyDardenne1915Amper negen dagen is Stéphany Dardenne aan het front of hij wordt naar de gevaarlijkste plek gestuurd : de Dodengang. Het noodlot bepaalt dat hij er is als de Duitsers in de nacht van 27 op 28 mei 1915 een inval doen.

In het boek van het 9e linieregiment staat de jonge vrijwilliger vermeld als een held : “Soldaat Stéphany Dardenne van de 2e compagnie werd dodelijk gewond op 27 mei in de dodengang. Op een gegeven ogenblik, gedurende het gevecht, zag hij hoe een Duitse soldaat adjudant Vander Gucht onder vuur wou nemen. Hij stortte zich voor zijn pelotonschef nadat hij deze had weggetrokken. De ruggengraat en de borst van Dardenne werden door een geweerkogel doorboord. Tegelijk werd hij getroffen door de splinters van een handgranaat die een tweede aanvaller wierp.”.

E.H. Guerry, aalmoezenier van het 9e linieregiment, staat Dardenne bij nadat hij pas in de Dodengang gewond raakte. Het duurt liefst drie uur voor de gewonde jongen geëvacueerd wordt. De aalmoezenier dient hem daar zelfs de laatste sacramenten toe.

Stéphany Dardenne zal nog een drietal dagen in het hospitaal Cabour in Adinkerke verblijven alvorens te sterven op 3 juni 1915. Op 15 juni 1915 krijgt hij postuum de onderscheiding “ridder in de orde van Leopold”. Pas een jaar later, in juni 1916 verneemt de familie Dardenne dat Stéphany gesneuveld is. Op 16 september 1936 krijgt één van de nieuwe gebouwen van het Klein Kasteeltje in Brussel de naam van Stéphany Dardenne. Hij is één van de eerste soldaten die in de Dodengang om het leven komen.

bron : Siegfried Debaeke, het drama van de dodengang, uitgeverij de klaproos

de eerste in de reeks van de moorden van Beernem

Henri d'Udekem d'Acoz

Henri d’Udekem d’Acoz

In Ruddervoorde wordt de eerste van zes moorden gepleegd die in de loop der jaren bekend zullen worden als “de moorden van Beernem”. Deze misdaden verdringen even het oorlogsnieuws.

Op 25 mei 1915 verdwijnt Henri D’Udekem D’Akoz uit zijn kasteel in Ruddervoorde. Op 2 september 1915 wordt zijn lijk gevonden in een bos. Enkele dagen voor de vondst van het lijk, verdwijnt jachtwachter Camiel Dierickx. Tot op vandaag is hij niet terug gevonden. De overige moorden uit het rijtje worden gepleegd in 1921, 1916, 1927 en 1944.

Een goede samenvatting van deze moorden is teug te vinden op deze webpagina : http://www.demorgen.be/expo/-zaak-saelens-heeft-alles-van-klassiek-misdaadverhaal-a1393166/

bronnen :

oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

http://hetmoment.ryserhove.be/hetmomentzuid1.htm

het nieuws over Italië dringt door tot in de loopgraven

Het nieuws dat Italië de oorlog heeft verklaard aan Oostenrijk-Hongarije dringt door tot in de loopgraven.

bersagliereAan Belgische kant schrijft Raoul Snoeck daarover het volgende op 25 mei 1915 :

Terug uit de loopgraven. Ik verneem dat Italië de oorlog verklaard heeft aan Oostenrijk. Wat zullen ze juichen in de schutterskuilen aan de Ijzer. Hierop zullen de Duitsers uit nieuwsgierigheid wel even hun vuile smoelen tonen, een goede gelegenheid om er enkele te vellen. Dat is interessanter dan ratten doden.
Ik koester echt een zweem van hoop op het einde van de oorlog. Raakt Italië er niet bij betrokken, dan krijgen we zeker een tweede oorlogswinter. En die zie ik niet zonder bezorgdheid tegemoet. Want de voorbije tien oorlogsmaanden hebben me gebroken. In mijn linkerschouder lijd ik aan reuma als gevolg van zovele nachten in water, sneeuw en slijk te hebben geslapen. Maar basta, als we het hier overleven, dan zal het ons een kleine voldoening geven te kunnen zeggen. “wel ouwe jongens, ondanks gebrek aan alles hebben we ons er doorheen geslagen.”.

ausspruch-bismarck_Italien

Aan Duitse kant noteert Herbert Sulzbach het volgende :

Op pinksteren, 23 mei 1915, krijgen we ’s avonds het nieuws dat Italië de oorlog verklaard heeft, zoals verwacht. Da’s dus een vijand meer ! Er wordt gejuicht in de loopgraven en in de artilleriestellingen als het nieuws toekomt en er is een overweldigend gevoel van woede tegenover deze verraders. De Fransen beantwoorden ons gejuich met een hevig, woest kanonnengebulder alsof ze geloven dat wij niet het recht hebben dit nieuws toe te juichen en dat zij alleen blij mogen zijn.

bronnen

Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, Snoeck-Ducaju & zoon

Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military

mei 1915 – het ontstaan van de dodengang

Door de onderwaterzetting van de Ijzervlakte zijn de Duitsers teruggeslagen tot de westelijke oever van de Ijzer. Maar niet overal hebben de Duitsers hun posities op de oostelijke oever opgegeven. Bij de Brug van Tervate hebben de Duitsers voorposten ingericht waarvan de meest zuidelijke gelegen zijn bij de 2 petroleumtanks. Deze tanks zijn enkele jaren voor de oorlog gebouwd en liggen net ten zuiden van de Ijzer bij paal 15.3. Na de brand van 24 oktober 1914 bleef de ene tank overeind, terwijl de andere tank was van zijn grondvesten losgeschoten en stond schuin.

Petroleumtanks_Diksmuide1915

op 3 mei 1915 geeft generaal-majoor Jacquet , bevelhebber van de 3e legerdivisie, opdracht voor een aanval op deze petroleumtanks. In de nacht van 9 op 10 mei 1915 valt het 1e regiment Jagers aan. De aanval mislukt en ook de 2 daaropvolgende nachten mislukken de aanvallen. De stormloop op de Duitse posities is mislukt, maar de Belgen willen hun terreinwinst voor de petroleumtanks niet zomaar opgeven. In de nacht van 12 op 13 mei lossen soldaten van het 9e linieregiment de soldaten van het 1e Jagers af. De soldaten nemen 3 posities in : een peloton betrekt stellingen op 30 meter van de petroleumtanks, een 2e peloton houdt de wacht aan de Ijzerdijk en een derde peloton houdt zich schuil aan de in puin geschoten hoeve bij kilometerpaal 16.

General-majoor Jacquet geeft het bevel om een gang te graven vanaf kilometerpaal 16 naar de petroleumtanks toe. Naast het graven van de naderingsgang graven de soldaten ook loopgraven die de schutterskuilen, gegraven tijdens Ijzerslag in oktober 1914, met elkaar verbinden. Op 18 mei 1915 starten de graafwerken. Het delfwerk is toevertrouwd aan een onderofficier van de genie met 2 ploegen van 4 man. Terwijl de ene ploeg aan de slag is, rust de andere uit. Na een meter delfwerk lost men af. Per dag boekt een ploeg een vooruitgang van zo’n zes meter. In het begin is de boyau maar  70 cm diep. In 10 dagen tijd is men zo’n 350 meter ver gevorderd langs de Ijzeroever. En dan merken de Belgische soldaten tot hun ontsteltenis dat de Duitsers ook aan het graven zijn in de Ijzerdijk en gevaarlijk dichtbij zijn. De afstand tot de vijandelijke linies is tot enkele meters geslonken. Dit leidt in de nacht van 27 op 28 mei 1915 tot een pijnlijk treffen. Daarover volgt later nog een nieuw bericht op deze blog.

bron : Siegfried Debaeke, het drama van de dodengang, uitgeverij de klaproos

Oostenrijk-Hongarije neemt de Italiaanse uitdaging aan

De dag nadat Italie de oorlog verklaart aan Oostenrijk-Hongarije (lees meer over de achtergrond daarvan op deze pagina) , krijgt het daarvoor al de rekening gepresenteerd. Op 24 mei 1915 verlaat de Oostenrijks-Hongaarse vloot de haven van Pula (vandaag in Kroatie gelegen, toen nog Oostenrijks-Hongaars gebied) en steekt de Adriatische zee over. Daar nemen de schepen diverse doelen in de regio Marche onder vuur. Hoofddoel is Ancona, dat het zwaar te verduren krijgt tijdens het bombardement vanaf de zee. Als de Oostenrijks-Hongaarse schepen terugkeren naar hun thuishaven, zijn er 63 Italiaanse doden te betreuren.

Bombardement van Ancona mei 1915

Bombardement van Ancona mei 1915

bronhttp://en.wikipedia.org/wiki/Bombardment_of_Ancona

Italie verklaart de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije

De Italianen zijn bij het uitbreken van de oorlog hun Triple Alliantie-verdrag met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, dat stamde uit 1872, niet nagekomen. Premier Antonio Salandra vreest dat zijn voormalige bondgenoten Italië zullen aanvallen en gaat daarom op zoek naar nieuwe partners. Het overleg met de geallieerden levert op 26 april 1915 het geheime verdrag van Londen op. De Italianen hebben hard onderhandeld, ze willen als beloning grote territoriale concessies verwerven. En die komen er ook : Italië zal na de oorlog Trentino, Zuid-Tirol, Istrië, Gorizia en een aantal kleine eilandjes verwerven. Dalmatië, Fiume en Albanië, die ook op het Italiaanse verlanglijstje staan evenals een aantal koloniale gebieden in Afrika en Azië, worden ervan afgevoerd, en dit tot frustratie van de Italiaanse nationalisten die zich bedrogen voelen. Wel wordt er neteen een lening van 50 miljoen Engelse ponden verstrekt, dit helpt om de pijn wat te verlichten. Op 23 mei 1915 verklaart Italië de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije (en niet aan Duitsland). Het grote probleem van deze toezeggingen door de Engelsen en Fransen, blijkt pas na de oorlog : een aantal van de toegezegde territoria valt dan niet meer onder het Oostenrijks gezag, maar onder dat van de nieuw gevormde Balkanstaten. Zo komt Italië er uiteindelijke slechter vanaf dan gedacht, en dit wordt uitgebuit door fascistische oproerkraaiers. Begin 1915 bezit de Italiaanse generaal Luigi Cadorna vier legers, met in totaal 25 infanterie- en 4 cavaleriedivisies. Wel is het wapentuig erg mager, ze bezitten slechts 120 zware en middelzware kanonnen en zo’n 700 machinegeweren. Dit weerhoudt Italië er niet van om zich volledig in de oorlog te storten.

bron : Roel Tanja, een korte geschiedenis van de eerste wereldoorlog, BBNC uitgever

corriere19150524

Louis Barthas krijgt een andere frontsector en een nieuw uniform

In zijn dagboek noteert de Franse soldaat Louis Barthas het volgende :

In de nacht van 15 op 16 mei (1915) vond in de stromende regen de aflossing plaats. In Vermelles zaten we nog wat koffie en bouillon te drinken toen het plotseling om ons heen granaten regende. Het was alsof de Duitsers onze aanwezigheid geroken hadden. In onze compagnie viel maar één gewonde want iedereen was bij de eerste fluitende geluiden tegen een muur of in de modder gaan liggen. (…)

Bij dageraad kwamen we in Noeux-les-Mines aan, een belangrijk mijndorp waar niemand de moeite nam ons te verwelkomen hoewel het 280e regiment zes maanden lang voor het dorp als menselijk schild had gediend. Onze compagnie had als onderkomen de piepkleine stal van een oude boerderij. Nog geen kwart van onze manschappen kon erin; ransels en andere spullen moesten buiten blijven staan. We waren nog beter af in de loopgraven. (…)

Toen ik terugkwam in mijn kwartier zag ik tot mijn verbazing dat iedereen zich klaarmaakte voor vertrek. Ik dacht al dat ze eindelijk een beter onderdak hadden gevonden maar tot mijn ontgoocheling hoorde ik dat we binnen een uur Noeux-les-Mines moesten verlaten.
Na zeven maanden onafgebroken in de loopgraven, na een pijnlijke winter dachten we dat we wel een maand rust hadden verdiend. Maar zo dachten onze meerderen er niet over. Want nog dezelfde dag dat we rust zouden krijgen, moesten we terug naar het front. Na een uur marcheren kwamen we in Mazingarbe-les-Brebis aan. (…)
In Mazingarbe werden onze rode broeken en onze blauwe kapotjassen vervangen door hemelsblauwe. Tot wel vijf keer was er inspectie om te kijken hoe we het embleem moesten aanbrengen. Het werd zo vaak opgenaaiud en weer losgetornd dat uiteindelijk de kolonel zelf kwam en de knoop doorhakte in deze belangrijke aangelegenheid.

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, uitgeverij Bas Lubberhuizen

Om een idee te geven van het verschil van de oude en nieuwe uniformen geven we hieronder twee foto’s weer ter vergelijking.

poilus1914B

poilus1915

Henri Reyns wordt geëxecuteerd

HenriReynsIn Oostvleteren executeert het Belgische leger op 17 mei 1915 Henri Reyns uit Sinaai, 22 jaar oud. De krijgsraad veroordeelde hem omdat hij zich op 12 en 13 april “onthouden had een bevel uit te voeren, gevolgd door een afwezigheid van meer dan drie dagen”. Bovendien had hij bij zijn vrijwillige terugkeer niet meer alle onderdelen van zijn uitrusting kunnen tonen… Tot wijn verdediging voerde hij aan te hebben gehandeld uit een niet te beheersen angstgevoel. Koning Albert weigerde de man gratie te verlenen.

Tijdens de executie van Henri Reyns zou er ongenoegen zijn geweest in het vuurpeloton over de uitspraak van de krijgsraad en het weigeren van gratie, zodat de beangstigde man met een genadeschot – wellicht van een hogere in rang – afgemaakt werd.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds