Franquin de grootmeester van de school van Marcinelle

Ik vermeld zelden de geboortes van beroemde personen op deze blog die vooral gewijd is aan de Groote Oorlog en de jaren rond deze noodlottige periode. Maar voor deze man maak ik zeer graag een uitzondering. Op 3 januari 1924 wordt André Franquin geboren in Etterbeek.

Franquin zal later beroemd worden als de tekenaar die Robbedoes heeft groot gebracht. Franquin heeft het personage Robbedoes niet uitgevonden. Hij nam dit personage over van Jijé die het op zijn beurt van Rob-Vel had overgenomen. In de jaren na de tweede wereldoorlog maakt Franquin enkele albums die deze piccolo in rood uniform bijzonder populair maken. Denk maar aan “er is een tovenaar in Rommelgem”, “de roof van de marsupilami”, “Z van Zwendel”, “QRN op Bretzelburg”.

Robbedoes is niet bedacht door Franquin, maar hij smukt de reeks wel op met personages zoals Ijzerlijm, de graaf van Rommelgem, Zwendel, Wiebeling en de marsupilami. Het personage van Guust Flater is wel volledig aan Franquin toe te schrijven. Voor het weekblad “Kuifje” tekent hij de reeks “Ton en Tinneke”.

André Franquin maakt deel uit van de zogenaamde school van Marcinelle, een verwijzing naar de plaats waar de uitgeverij Dupuis gevestigd was. Die school is in feite een bepaalde tekenstijl van tekenaars zoals Franquin, Jijé, Morris en Peyo.

Het mooiste compliment kreeg Franquin van Hergé : “Franquin is een grote kunstenaar, waarbij ik slechts een armzalige tekenaar ben.”. Er zijn verschillende pagina’s van de hand van Franquin waar ik me de ogen kan uitkijken van bewondering. Maar als ik er maar één kan kiezen, is het deze pagina uit “de roof van de Marsupilami”. Het is mij een raadsel hoe Franquin erin slaagt om met tweedimensionale tekeningen beweging, snelheid en sierlijkheid te suggereren. Hergé is wat hard voor zichzelf in zijn compliment over Franquin, maar ik onderschrijf met enthousiasme wat hij over zijn collega zegt.

bron : https://nl.wikipedia.org/wiki/Andr%C3%A9_Franquin

geboorte van Marc Sleen

Ik doe het zelden op deze blog : de geboortedag vermelden van iemand die niet direct betrokken was bij de Groote Oorlog. Maar als stripliefhebber kan ik dit niet zomaar laten passeren. Op 30 december 1922 wordt Marc Neels geboren in Gentbrugge. Later zal Marc Neels zijn familienaam omdraaien en als Marc Sleen de stripverhalen van Nero tekenen.

bron : https://nl.wikipedia.org/wiki/Marc_Sleen

een bitsige baron in Mongolië

De Russische burgeroorlog is de ideale periode voor megalomane krijgsheren om zonder god noch gebod eigenhandig op te treden. Zo’n psychotische krijgsheer is de baron Roman von Ungern-Sternberg, een Russische officier van Duits-Baltische oorsprong. Zijn cavaleriesoldaten zijn gekend als “de dolle divisie” en von Ungern-Sternberg krijgt van zijn mannen de bijnaam “de bitsige baron” omwille van zijn onberekenbare uitvallen en zijn wreedheid.

In 1920, na drie jaren burgeroorlog, moet von Ungern-Sternberg door de druk van het Rode leger verder uitwijken naar het oosten. Als ook Siberië hem te warm wordt, steekt hij de grens over met Mongolië. Daar wil hij zijn eigen monarchie stichten. Op 26 en 27 oktober 1920 valt von Ungern het Chinese garnizoen van de Mongoolse hoofdstad Urga aan. De aanval mislukt en de dolle divisie valt Urga opnieuw aan op 2, 3 en 4 november. Als ook die aanval mislukt, trekt von Ungern zich terug en vestigt zich in Oost-Mongolië. Daar krijgt hij de steun van Mongolen die de Chinezen uit Urga willen verdrijven. Het duurt tot 1921 vooraleer ze daarin slagen.

De baron von Ungern-Sternberg spreekt tot de verbeelding. Daarvan getuigen de films waarin zijn personage optreedt, al dan niet onder eigen naam. Er is zelfs een stripverhaal waarin de baron getekend wordt met de trekken van de Duitse acteur Klaus Kinski.

bronnen
https://en.wikipedia.org/wiki/Roman_von_Ungern-Sternberg
https://fr.wikipedia.org/wiki/Roman_von_Ungern-Sternberg


Raoul Snoeck sneuvelt

De laatste woorden in het dagboek van Raoul Snoeck worden geschreven door adjudant Van Nuffel. Hij noteert over 28 september 1918 het volgende.

Tegen twee uur ’s morgens bereiken we de stellingen van waaruit we zullen starten voor het grote offensief. Het is de nieuwe gevechtslijn aan de Kwadebeek, een positie die nauwelijks enkele dagen geleden op de vijand werd veroverd. Schuin rechts tegenover ons strekt zich het bos van Houthulst uit. Om half drie richt een lichtbaken een heldere straal de ruimte in. Op hetzelfde ogenblik barst een oorverdovend gedonder los uit duizenden vuurmonden. Onmogelijk je verstaanbaar te maken : het is een hels kabaal. Na een uur hebben we de Duitse kanonnen het zwijgen opgelegd. Alleen onze artillerie gaat onvermoeibaar door met haar vernietigend bevrijdingswerk. Eindelijk, na drie uur koortsachtig wachten, wippen we over de eerste stroken prikkeldraad op weg naar de overwinning… of de dood.

Tegen negen uur, na drie uur strijd, ontmoet ik Raoul met de rest van zijn peloton. We drukken elkaar warm de hand, tevreden nog te leven, en verzamelen onze mannen om er een nieuw peloton van te maken onder leiding van Raoul. We zijn al zeven, acht kilometer gevorderd, ondanks de Duitse mitrailleursposten. Tegen tien uur ’s morgens ligt de weg Diksmuide – Houthulst die parallel loopt met de heuvelrug van Klerken, binnen ons bereik.

We speuren alle kreupelhout en elke greppel af naar het minste rookwolkje, dat de verborgen mitrailleur moet verraden. Plots grijpt Raoul me bij de arm, wijst in de richting van een groep struiken en toont me een nest dat we nu heel duidelijk onderscheiden. Tegelijk beveelt hij me de rechtse mitrailleur in stelling te brengen, terwijl hij zich met de linkse gaat bemoeien. Ik spring in de kuil naast me, richt de loop en geef tegelijk instructies aan mijn mannen. Maar ik hoor geen mitrailleurbuien die het schieten van mijn mannen moet begeleiden. Waarom geeft Raoul zijn bevelen niet ? Instinctmatig draai ik me om.

Nooit in mijn leven was ik pijnlijker getroffen : in de bomtrechter naast me hangt het bovenlichaam van Raoul. Twee beekjes bloed sijpelen langs weerszijden van zijn hoofd. Ik trek hem uit het gat en druk hem tegen de boord, terwijl ik zijn hoofd recht houd. Vlug maak ik zijn bovenkleding los en mijn bevende hand zoekt zijn hart : nog vier slagen en dan niets meer. Zijn ogen, die een ogenblik geleden nog schitterden van opgewektheid, kijken me star aan. Ik begin te snikken, ik heb een echte vriend verloren.

Tijdens onze lange vriendschap beloofden we mekaar dat als het lot een van ons beiden zou vellen, de ander alle persoonlijke spullen zou meenemen voor zijn familie. Traag neem ik zijn portefeuille, zijn polshorloge, de portretten van zijn moeder en zus die hij altijd bij zich droeg.

Dan heb ik traag de ogen van Raoul gesloten. terwijl ik voor het nog warme lichaam afscheid van hem nam, heb ik gezworen hem te wreken… Ik heb woord gehouden.

bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, uit het Frans vertaald door André Gysel, Snoeck – Ducaju & Zoon

De tekening hieronder komt uit de graphic novel van Ivan Petrus Adriaenssens, afspraak in Nieuwpoort, Lannoo

RaoulSnoeck_19180928

 

 

Fransen in de tegenaanval

3 juni 1918 : René Arnaud schrikt wakker. Duitse 7,7 cm granaten slaan om hem heen in. Korte, hoge knallen. Hij en de rest van de compagnie verlaten haastig het bosje waar ze de nacht hebben doorgebracht. Ze rennen naar wat huizen die minder dan honderd meter verderop liggen.  In een kelder vindt hij de commandant van het bataljon dat deze sector in handen heeft. Arnaud legt de situatie uit aan de majoor in de kelder, dat hij en zijn compagnie verdwaald zijn en dat hij zijn compagnie ter beschikking stelt.

Majoor, de Duitser valt aan met pantserwagens.
Verdomme, roept de majoor uit, we moeten meteen weg. Trouwens, kapitein, nu jullie hier toch zijn, ga in de tegenaanval !
Maar… in welke richting, kon commandant ?
Tegenaanval, recht voor u !
Oui, mon commandant.

Binnen een paar minuten heeft Arnauds compagnie twee linies opgesteld met twintig meter tussenruimte. Dan vertrekken ze. De compagnie stormt naar voren, iedereen zoekt dekking, wacht, gaat verder, werpt zich opnieuw op de grond. Bij de derde stormloop ziet hij dat er twee kerels uiterst links niet meegaan maar blijven liggen. Ze liggen dus onder vuur. “Neer, mannen, neer !” Iedereen stopt. Arnaud speurt het gebied voor hen af. Verderop onder een boom ziet hij de kubusachtige vorm van een Duitse pantserwagen. Die lijkt echter geen aanstalten te maken in beweging te komen. Arnaud besluit dat het zo genoeg is.

Een onervaren officier die net aan het front was gekomen, zou waarschijnlijk hebben aangenomen dat hij moest doorgaan met de opmars en zou zo het merendeel van zijn mannen voor niets hebben zien sneuvelen. Maar in 1918 hadden we genoeg ervaring met de realiteit van het slagveld om op tijd te stoppen. De Amerikanen, die net de gevechtslinie in de buurt waren binnengetrokken bij Château Thierry, hadden deze ervaring om verklaarbare redenen niet en we weten allemaal wat voor enorme verliezen ze hebben geleden in de weinige maanden dat ze actief waren.

De tekening hieronder komt uit de stripreeks “Aio, Zitelli”.

bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum

AioZitelli_19180603

 

Duitse luchtmacht boven Parijs

Nu de Duitsers Parijs naderen, willen ze de druk op de burgerbevolking opvoeren. Op 2 juni 1918 om 0u08 gaat het alarm af in Parijs. Talrijke vliegtuigen vallen stad en omgeving aan maar ze worden levendig door de luchtafweer beschoten. Alle verdedigingsmiddelen worden in werking gesteld. De vliegtuigen gooien bommen uit, maar er vallen slechts enkele gewonden. Om 2 uur is het alarm voorbij,

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

De tekening hieronder van een Duits vliegtuig boven de Eiffeltoren komt uit de stripreeks “de piloot met de Edelweiss”.

DuitsVliegtuigBovenParijs

 

Troost voor Raoul Snoeck

Raoul Snoeck is op zoek gegaan naar een soldatenmeter of marraine, een vrouw die met hem wil corresponderen. Via een kameraad krijgt hij het adres van een jonge Italiaanse.

17 april 1918 – Mijn vriend Georges Olbrechts speelt me het adres door van een jonge Italiaanse die wel mijn marraine wil worden. (…) Het zal me toelaten me te vervolmaken in de Italiaanse taal en mijn leven zin geven.

2 mei 1918 : Wat blijven die brieven uit Italië toch lang weg ! Ik heb nog geen nieuws ontvangen van mijn marraine terwijl ik haar nochtans elke dag lange epistels schrijf.

5 mei 1918 : In mijn jeugd heb ik heel wat mensen bekend en avonturen beleefd maar… zonder parfum. Dat was althans de stand van zaken voordat ik nieuws ontving van mijn marraine. Nu heb ik haar eerste brief ontvangen en ben gelukkig.

6 mei 1918 : Ik heb nieuws ontvangen van mijn kleine, bevallige marraine, een meid van tweeëntwintig, een zonnestraal in dit triestige leven. De brieven van de marraines zijn het enige lichtpunt in ons bestaan, want aan het front krijgen we van niemand bezoek.

11 mei 1918 : Ik heb niets om de tijd te doden. Daarom stuur ik mijn marraine een fotootje dat een makker genomen heeft aan het front.

17 mei 1918 : Ik heb hier een brief van mijn kleine marraine in de hand en glimlach om wat ze nu schrijft. Ze zegt dat ze nog niemand heeft bemind  en misschien nooit iemand zal beminnen. Ik geloof er niets van. De vrouw is gemaakt voor de liefde als de bloem voor de vlinder.

18 mei 1918 : Ik heb het boek ontvangen dat mijn marraine me had beloofd : “la sagra de Sant Giorgio”. Voordat ik kennis neem van de inhoud, en het aandachtig begin te lezen, doorblader ik het eerst (uit beroepsmisvorming). Ik draai en keer het boek tienmaal om, bekijk het aan alle kanten en zet er zelfs een prijs op (dat is mijn taak als drukker).

20 mei 1918 : Ik correspondeer al een maand met mijn kleine marraine  en schrijf haar bijna elke dag. Zij antwoordt regelmatig , haar brieven maken me gelukkig.

23 mei 1918 : Mijn kleine marraine maakt me gek van vreugde. Ze schrijft me dikwijls. Haar brieven zijn nooit lang genoeg voor mij. Ik heb “u” vervangen door “je” en het ergert haar niet. Zo is het veel prettiger. Ik geloof dat een vrouw zich altijd aan wat streling laat vangen.

27 mei 1918 : Elk vrij ogenblik besteed ik aan mijn lieve, kleine prinses, die zover van me af is. Ik heb haar zojuist een lange brief geschreven, eigenlijk meer een dagboek. Haar foto heb ik nog niet ontvangen, maar vandaag weet ik dat ze lief is, donkere ogen en een gebronsde huid heeft. Sinds ik met haar correspondeer , heeft de moedeloosheid die me bedreigde, plaats gemaakt voor hoop.

bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, uit het Frans vertaald door André Gysel, Snoeck – Ducaju & Zoon

De tekening hieronder is van Ivan Petrus Adriaenssens en komt uit de graphic novel “Afspraak in Nieuwpoort”

RaoulSnoeck_201805

de piloot met de Edelweiss

de piloot met de Edelweiss

Als stripliefhebber plaats ik hier graag tekeningen uit stripverhalen die te maken hebben met de Groote Oorlog. Een van mijn favorieten is de stripreeks “de piloot met de Edelweiss”. Via Google ben ik op een blog uitgekomen waaruit blijkt dat er echt een piloot is geweest die een vliegtuig had getooid met de Edelweiss.

De echte piloot met de Edelweiss heette Otto Kissenberth. In 1914 biedt deze ingenieur zich aan als vrijwilliger voor de Duitse luchtmacht. Tegen het einde van dat jaar heeft hij zijn training achter de rug en wordt ingedeeld bij de Fliegerabteilung 8b van Beieren. Op 21 maart 1915 raakt hij zwaar gewond in een luchtgevecht boven de Vogezen. In juli 1915 vliegt hij bij de Fliegerabteilung 9b boven de Vogezen en Italië.

In 1916 zit hij bij de Kampfeinzitserkommando (KEK) Ensisheim. Deze KEK formaties zijn de voorgangers van de Jagdstcffel of Jasta. Hier behaalt Kissenberth 3 overwinningen. In de zomer van 1917 zit hij bij de Jasta 16b en haalt hij een observatieballon en 2 Engelse vliegtuigen neer. Hij vliegt in een Albatros D.V getooid met een Edelweiss. Vanaf 4 augustus 1917 leidt hij de Jasta 23b. Op 15 mei 1918 behaalt hij zijn 19e overwinning. Twee weken later stort hij aan boord van het vliegtuig met de Edelweiss neer.

Hij is zwaargewond en eindigt de oorlog als commandant van de pilotenschool in Schleissheim (Oostenrijk). Als piloot met negentien erkende overwinning is hij ook drager van het “Pour le mérite”, de hoogste Duitse militaire onderscheiding. Op 3 augustus 1919 sterft hij in de Beierse alpen tijdens een bergbeklimming.

PilootEdelweiss02

bronnen
http://icaruswings.unblog.fr/albatros-d-v-edelweiss-otto-kissenberth-recherches-2/

https://en.wikipedia.org/wiki/Otto_Kissenberth

Jansen en Janssen in Verdun

Jansen en Janssen in Verdun

Op 24 oktober 1916 valt het fort Douaumont nabij Verdun terug in Franse handen. In de loop van de slag van Verdun (21 februari – 15 december) verandert het fort van Douaumont tweemaal van bezetter, telkens zonder nauwelijks een schot te lossen. Op 24 oktober is de tweede maal.

Op 25 februari 1916 vallen de Duitsers het fort aan, een van de belangrijkste forten van de verdedigingslinie rond Verdun. Vooraf hebben ze ingecalculeerd dat de inname hen mogelijk tot tienduizend soldaten kan kosten. Wat de Duitsers nog niet weten, is dat de Fransen het fort ontmantelden en slechts zestig lichtbewapende militairen achterlieten. De verovering van het fort vraagt dan ook niet veel tijd of bloed.

Na een uitgebreide voorbereiding beginnen de Franse troepen op 24 oktober 1916 aan een tegenaanval op het fort van Douaumont. Er is iets wat zij niet weten : de dag voordien was er brand uitgebroken in het fort de de Duitsers hadden het helemaal ontruimd.

In onze 2e bron klinkt het anders : Gedekt door de mist heroveren de Fransen fort Douaumont en nemen 6000 Duitsers gevangen. De Duitse tegenaanvallen worden afgeweerd.

Wat de juiste toedracht ook is, de Franse regering wil dit heuglijke moment vereeuwigen en geeft schilder Henri Georges Jacques Chartier de opdracht de aanval van de Fransen op Douaumont te vereeuwigen. En de twee soldaten vooraan met snor, lijken wel dubbelgangers van mekaar. Ze doen sterk denken aan het duo Jansen en Janssen uit Kuifje (in de Franse versie heten ze Dupont en Dupond).

henri-georges-jacques-chartier-reprise-du-fort-de-douaumont

bronnen
oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds
Ian Westwel,, 1914-1918, de eerste wereldoorlog dag na dag
http://www.geo.fr/photos/reportages-geo/premiere-guerre-mondiale-la-censure-pour-masquer-la-realite-des-combats-160983

Duitse luchtmacht boven Mort-Homme

Louis Barthas stelt vast dat de Duitse luchtmacht ongehinderd verkenningsvluchten kan doen boven de frontlinies in Verdun.

We zouden de hele duur van onze aflossing tot onze nek in het water hebben gestaan als niet op 16 mei 1916 ’s morgens een frisse bries de wolken verdreef en de zon weer scheen. Verschillende vijandelijke vliegtuigen lieten onmiddellijk hun onrustbarende geronk horen en cirkelden de hele dag over de heuvels 304 en Mort-Homme als onheilspellende vogels die de voorbode vormen van storm. Naïef dachten we dat onze moedige vliegers onmiddellijk de indiscrete verkenners zouden verjagen. Maar dat gebeurde niet. Die dag en ook de volgende dagen bleven ze ongestraft op lage hoogte zweven om onze stellingen te verkennen.

Kolonel Douce zei hierover :’Toen we in Artois waren, zeiden ze dat in Verdun elke dag vliegtuigen van de moffen werden neergehaald. Nu we hier zijn verklaren de communiqués dat hetzelfde gebeurt in Artois.’.

bronnen
Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen
tekening komt uit Yann & Hugault, Edelweiss

Edelweiss01_04.jpg