Pozières heroverd

Einde juli 1916 worden de Australische soldaten voor het eerst ingezet tijdens de slag om de Somme. Het Britse opperbevel richt zijn aandacht op een heuvelrug nabij Pozières. Vandaaruit is een aanval op Duitse versterkingen ten noorden van Thiepval mogelijk. In het oorspronkelijk plan had Thiepval al op 1 juli 1916 bij het begin van de slag in Britse handen moeten vallen.

Tussen 23 juli en 5 augustus 1916 veroveren de Australische 1e en 2e divisies Pozières en de nabijgelegen heuvelrug. De eerste aanval start op 23 juli 1916 om 12u30 en de Australiërs dringen door tot de hoofdstraat van Pozières.  De Duitse tegenaanval mislukt en in de nacht van 23 op 24 juli rukken de Australiërs verder op. Daarna worden ze het doelwit van de Duitse artillerie. Op 27 juli neemt de 2e divisie de posities over van de 1e divisie.

De 2e divisie moet de heuvels rond Pozières innemen. De aanval begint op 29 juli om 12u15 maar de Duitsers slaan de aanval af en de Australiërs verliezen 3.500 soldaten. Ook een tweede aanval kent geen succes. Pas na een intens bombardement op 4 augustus slagen de Australiërs erin om de heuvels in te nemen.

De gevechten bereiken een boerderij met de naam Mouquet Farm. De Duitsers zullen er stand houden tot 26 september 1916. In de zeven weken van gevechten in en rond Pozières verliezen de Australiërs 23.000 soldaten waarvan 6.800 doden. Dit verlies is vergelijkbaar met het verlies van de Australiërs gedurende 8 maanden aan het front in Gallipoli in 1915.

bronhttp://www.awmlondon.gov.au/battles/pozieres
Pozieres1916.jpg

Einde van de Gallipoli campagne

De Britse evacuatie uit Gallipoli is op 7 januari 1916 ten einde wanneer de laatste troepen (17.000 soldaten en ongeveer 40 artilleriewapens) de stranden van de Hellespont verlaten. Niemand sneyvelt tijdens de complexe operatie. Toch heeft de campagne aan de Britten, de Commonwealth en de Fransen zo’n 252.000 manschappen gekost en aan de Turken zo’n 250.000

Om de Turken in de luren te leggen, maakte men gebruik van geüniformeerde poppen om zo de indruk te wekken dat de loopgraven nog bemand waren.

bronnen
Ian Westwell, 1914-1918 de eerste wereldoorlog dag na dag, Deltas
https://www.facebook.com/thegreatwardaybyday

gallipolidummies

 

 

evacuatie van Gallipoli

Op het schiereiland Gallipoli komen de Britten geen centimeter verder dan hun drie bruggenhoofden : Anzac-inham, Baai van Suvla en Kaap Helles. Bevelhebber sir Ian Hamilton vraagt nog om een extra 95.000 mannen, lord Kitchener wilt niet verder gaan dan 25.000. Een gezamenlijke actie in heel Zuid-Europa, voorgesteld door Salonika-bevelhebber Sarrail, wordt afgewezen door de Franse generaal Joseph Joffre die zich wilt concentreren op het westelijke front. Ondertussen begint Hamilton zich steeds onmogelijker te gedragen : vooral de Autralische journalist Keith Murdoch maakt hier uitgebreid melding van. De druppel die de emmer doet overlopen, is de bewering van Hamilton dat bij een eventuele evacuatie het percentage slachtoffers 50% zou bedragen. Hamilton wordt afgelost door sir Charles Monro.

Monro gaat meteen op tournee en zijn advies is duidelijk : evacueren. Lord Kitchener, die nog steeds niet overtuigd is, komt nu zelf kijken en is het al snel alsnog met Monro eens. Vanaf 10 december 1915 begint men de 105.000 militairen en 300 kanonnen uit de Anzac-inham en de Baai van Suvla terug te trekken. De ontruiming van Kaap Helles (35.000 soldaten) wordt voltooid op 9 januari 1916.

Winston Churchill, de geestelijke vader van de hele operatie, noteert in zijn dagboek over Monro :”Hij kwam, hij zag en hij evacueerde.”. Het aantal slachtoffers dat uiteindelijk valt bij de diverse acties, is iets lager dan Hamilton had voorspeld, namelijk drie. Het is verreweg de succesvolste operatie uit de hele Gallipoli-campagne.

Bij de Gallipoli-campagne vallen alles bij elkaar 252.000 Britse slachtoffers (op een totaal van 480.000), waarvan 48.000 dodelijke. Bij de Turken is een vergelijkbaar aantal slachtoffers te betreuren.

bron : Roel Tanja, een korte geschiedenis van de eerste wereldoorlog, BBNC uitgevers

Gallipoli_December1915

Rum op de stranden van Gallipoli

Het Britse leger heeft beslist om haar soldaten terug te trekken uit Gallipoli. De Australisch-Nieuw-Zeelandse eenheid waartoe eerwaarde Walter Dexter behoort, vertrekt weldra van North Beach op Galipoli. Overtollig materiaal moet achterblijven, ook de kisten met rum. Walter Dexter kijkt toe hoe de kisten worden kapotgeslagen.

Al de rum is verspild. Dat is werkelijk de grootste zegen van allemaal. Het stinkt hier nu naar de rum en wanneer je langs de waterlijn loopt, zie je dat het water daar een rode tint vertoont. Toch gingen op sommige plaatsen manschappen op hun knieën liggen om de rum op te likken. Maar over het algemeen waren er niet veel dronken.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

Gallipoli_Rumcases_Dec1915

de laatste brief van Edward Penney

Van aan het front in de Dardanellen schrijft Edward Penney op 29 oktober 1915 een brief naar zijn vader :

Het zou me minstens een week vragen om alles te vertellen wat er gebeurde sinds we hier landden in die vreselijke nacht van 6 augustus. Je hebt wellicht al gehoord van de landing bij Suvla baai en de bijbehorende blunders ? Ik kan je vertellen dat onze jongens hun werk gedaan hebben, maar dat ze er een zware prijs voor betaalden. Onze divisie begon aan de gevechten met vijftienduizend man, maar na de slag die verscheidene dagen duurde, hadden we er nog vierduizend.

We hebben hier te kampen met allerhande ontberingen door gebrek aan water en door de verschrikkelijke hitte. Op een keer lag ik in een bergkloof gedurende dertig uren. Ik durfde me niet te bewegen terwijl het water slechts een tiental meter van me verwijderd was. Maar het zou een zekere dood betekend hebben mocht ik om water geweest zijn.

Nauwelijks drie weken later sneuvelt Edward Penney.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

slag bij Chunuk Bair door majoor Ion George Brown

slag bij Chunuk Bair door majoor Ion George Brown

Landing in Saloniki

Op 5 oktober 1915 landen geallieerde troepen in de Griekse stad Saloniki, in eerste instantie om de Serviërs te helpen, maar natuurlijk ook met het oog op hun activiteiten in Gallipoli en elders in de Dardanellen. Deze trorpen omvatten vooral Fransen (150.000), Britten (135.000), Italianen (45.000), en Serviërs (120.000). Toch blijft Griekenland officieel een neutraal land, want de koning gaat niet in op de wens van premier Eleftherios Venizelos om deze geallieerde landing goed te keuren. Uiteindelijke wordt koning Constantijn in 1917 verplicht om af te treden ten voordele van zijn zoon Alexander.

Aanvankelijk zijn de geallieerde troepen in Saloniki en omgeving weinig actief. Ze hebben het trouwens ook druk met het bekampen van malaria. Pas in 1918 zijn er hevige gevechten wanneer deze troepen Bulgarije tot een wapenstilstand dwingen.

bron : oorlogskalender 2014-2018, davidsfonds

Franse soldaten in Saloniki 1915

Franse soldaten in Saloniki 1915

Landing in de baai van Suvla

Begin augustus 1915 zitten de Britten nog steeds klem op de 2 bruggenhoofden Kaap Helles en de Anzac-inham. Twee uitbraakpogingen van luitenant-generaal Aylmer Hunter-Weston – de slagen om het Gully ravin en de berg Achi Baba – hebben geen resultaten opgeleverd voor de Britten. Er zijn alleen heel wat soldaten gesneuveld : 8.000 Britsen en 24.000 Turkse militairen. Hunter-Weston is terug naar het thuisland gestuurd en opgevolgd door generaal Street.

Op 6 augustus 1915 landen Britse troepen in de baai van Suvla om een derde bruggenhoofd te vormen, ten noorden van de Anzac-inham. Vanuit die twee bruggenhoofden moeten de troepen de heuvelrug Sari Bair in een gecombineerde actie veroverd worden om ze aan elkaar te linken. Liman von Sanders weet al weken van tevoren dat er nieuwe invasieplannen klaar zijn, alleen kent hij de precieze plaats niet. Hij verspreidt zijn divisies zodanig dat er geen Turken in de buurt van de baai van Suvla liggen. Voor het leidinggeven aan de landing wordt sir Frederick Stopford aangewezen, een al wat oudere man die eerder dienst had gedaan als ceremonieel luitenant bij de Tower van Londen, en die geen gevechtservaring heeft. Dit nadeel wordt nog vergroot door het feit dat generaal Street bij Kaap Helles en generaal Birdwood in de Anzac-inham niet weten wat hun rol nu precies inhoudt. Beide generaals doen vanuit hun bruggenhoofd uitbraakpogingen maar zonder al te veel succes. De ANZAC-troepen veroveren wel de top van Chunuk Bair op 8 augustus 1915, maar Turkse soldaten onder leiding van Mustafa Kemal doen een tegenaanval en verdrijven de ANZAC-soldaten terug.

De landing bij de baai van Suvla is wel een succes. Slechts gehinderd door wat sluipschutters, komen 20.000 manschappen vlot aan land. Generaal Stopford wacht echter met het aanvallen van de heuvels tot de avond invalt en er wordt geen poging gedaan de heuvelrug van Tekke Tepe in te nemen. Stopford had geen idee hoe zwak de Turken in de buurt vertegenwoordigd zijn en is al blij met het consolideren van zijn positie in de plaatselijke heuvels. Sir Ian Hamilton, de opperbevelhebber over de strijdkrachten in dit gebied, probeert Stopford wel tot daden te bewegen, maar dat gebeurt pas als hij ter plekke komt op 8 augustus 1915. In die tussentijd geeft Liman von Sanders kolonel Mustafa Kemal de opdracht om de baai van Suvla af te sluiten. In zijn eigen energieke stijl doet kolonel Kemal wat van hem verwacht wordt. De Britten zijn dus weer gestopt, al bezitten ze nu een derde bruggenhoofd.

Suvla_landing_1915

Thuiskomst van Gallipoli

Op 15 juli 1915 komt het schip Willochra toe in Wellington, Nieuw-Zeeland. Op het schip zit een eerste groep van Nieuw-Zeelandse soldaten die gewond zijn in de gevechten op het Turkse schiereiland Gallipoli. Het is de eerste keer dat de Nieuw-Zeelanders geconfronteerd worden met de lelijke kanten van de oorlog. Deze thuiskomst zal Walter Bowring in 1916 inspireren tot het schilderij “The Homecoming”.

bronhttp://www.nzhistory.net.nz/media/photo/homecoming-from-gallipoli

Walter Bowring - Homecoming

Walter Bowring – Homecoming

William Henry Dawkins sneuvelt bij Gallipoli

William Henry Dawkins sneuvelt bij Gallipoli

Sinds de landing op Gallipoli van twee weken geleden (lees meer op deze pagina) is het mooi weer geweest, zij het met koude nachten. Twee dagen geleden begon er echter een grauwe motregen te vallen. En zo is het gebleven. Door de grote hoeveelheden mensen en dieren die tussen het strand en de loopgraven op de steile heuvels heen en weer lopen, zijn de paden vertrapt tot een kleverige brij, en het is moeilijk je over de natte, glibberige klei in de ravijnen voort te bewegen. William Henry Dawkins slaapt samen met zijn korporaal in een overdekte kloof op de strandhelling. Als hij op de ochtend van 12 mei 1915 wakker wordt, plenst het.

Iedereen kan zien dat de grootse operatie is vastgelopen. In feite hebben de geallieerden maar op twee punten echte bruggenhoofden weten te slaan : op het zuidelijkste puntje van het schiereiland, en hier, aan de westzijde van Gallipoli, bij Gaba Tepe. En dat terwijl Dawkins en de anderen eigenlijk op de verkeerde plek zijn geland, ruim een kilometer ten noorden van het beoogde punt. Wat in zeker opzicht een geluk was aangezien de Ottomaanse verdediging daar ongewoon zwak was.

(…)

Dat water een probleem zou worden, vooral nu het allerwarmste jaargetijde voor de deur stond, ja, dat wist men. Daarom hadden ze toen ze aan land gingen dekschuiten bij zich gehad die geladen waren met water uit Lemnos, water om in de allereerste behoeften te voorzien totdat de genietroepen hun waterbronnen in werking hadden gebracht. En Dawkins en zijn mannen hadden snel gewerkt, ze hadden diverse putten geslagen en speciale plaatsen ingericht waar mens en dier levensreddend vocht konden vinden.

Het is een gewone ochtend, grijs en nat. Dawkins stelt zijn soldaten in de gebruikelijke volgorde op en geeft de verschillende groepen hun opdrachten voor de dag. Een ervan is verder te gaan met het ingraven van de waterleidingen. Weinig glorieus werk, zeker geen motief voor indringende reportages in geïllustreerde tijdschriften, maar evenwel noodzakelijk. Deze ochtend wacht een van de groepen een ongewoon gevaarlijke etappe. Je kunt zien waar : over een afstand van ongeveer honderd meter liggen een stuk of dertig dode muilezels, door Turkse granaten geveld. Vooralsnog is het rustig en stil. Het is kwart voor tien.

Dan horen ze het gefluit van een granaat. Het is de eerste van die ochtend. Het projectiel explodeert vlak boven de hoofden van de soldaten die bij hun waterleiding neerhurken, maar het is een granaatkartets, dus de soldaten blijven ongedeerd : de lading ronde kogels, spuit door de lucht en komt vijftien meter verderop omlaag.

Een van de soldaten, Morey, draait zich om. Hij zit nog juist hoe Richard Henry Dawkins omvalt, op die speciale manier die zo kenmerkend is voor zwaargewonden, als de val niet wordt gestuurd door de gebruikelijke mechaniek van het lichaam, maar door de eenvoudige wetten van de zwaartekracht. Ze rennen naar hem toe. Dawkins is in zijn hoofd, keel en borst geraakt. Ze tillen hem op van de natte grond, dragen hem naar een veilige plek. Achter hen explodeert nog een granaat met een korte, droge knal. Ze leggen hem neer. Bloed vermengt zich met regenwater. Hij zegt niets. Hij sterft voor hun ogen.

bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum

Ik werk op een waterbedrijf. Bovenstaande passage heeft me dan ook getroffen omdat iemand op zoek naar water voor hem en zijn medemensen daarbij het leven laat. Ik plaats daarom een extra foto bij dit bericht over Australische waterdragers op Gallipoli. 

Water_carriers_w685

Landing in Gallipoli

Eindelijk begint het tot de Britse kabinetsleden door te dringen dat de tactiek van de marinebombardementen op de forten bij de Dardanellen nooit tot een overwinning zal leiden. De laatste poging daartoe op 18 maart 1915 (lees meer daarover op deze pagina) was jammerlijk mislukt. Maar in plaats van het hele avontuur af te blazen, kiest men ervoor om het nu met grondtroepen te proberen. Lord Horiatio Kitchener, de minister van Oorlog, duidt zijn voormalige protégé sir Ian Hamilton aan om de troepen te leiden. Leden van het Griekse verzet gaven aan dat voor een verovering vah Gallipoli, het zuidelijke Europese schiereiland bij de Dardanellen, zo’n 150.000 mannen nodig zijn. Maar Kitchener vindt dat het ook wel met de helft van dat aantal kan.

GallipoliLanding01

De verdediging van Gallipoli wordt geleid door de Duitser Otto Liman von Sanders. Hij is bang dat een gebrek aan munitie en manschappen – hij heeft slechts 20.000 man tot zijn beschikking – wel eens een geslaagde invasie zou kunnen betekenen. Zijn vrees is ongegrond want Hamilton erft een gedesorganiseerde troepenmacht – de aangewezen Australische en Nieuw-Zeelandse militairen zijn zo groen als gras – en er is nauwelijks iets aan inlichtingenzerk gedaan. Het kost de Britten dan ook vijf weken om tot een invasie te komen, en Liman heeft alle tijd gehad om zijn voorbereidingen te treffen.

De landingen op 25 april 1915 vinden uiteindelijke plaats bij Kaap Helles, op het zuidelijkste puntje, en 15 km verderop bij Ari Burnu (ofwel de “Anzac”-inham). Bij Kaap Helles gaat prompt veel mis, vooral door het wanbeheer van generaal Aylmer Gould Hunter-Weston. Van de vijf landingspunten worden er drie veroverd. Om volstrekt onduidelijke redenen kiest Hunter-Weston ervoor om zich in te graven en niet op te trekken; waarschijnlijk omdat Hamilton daar geen duidelijke bevelen toe heeft gegeven. Bij de Anzac-inham gaat de populaire commandant William Birdwood wel direct verder het land in en hij weet bijna de hoogvlakte van Gallipoli te bereiken.

Gallipoli

Maar een resolute verdediging door Turkse reservisten, onder leiding van kolonel Mustafa Kemal Pasha, drukt Birdwoods mannen weer terug. Mustafa Kemal Pasha zal later grote roem verwerven als Kemal Atatürk, de vader van de Turkse staat.  Er vinden nog drie succesvolle afleidingslandingen plaats, zodat Liman von Sanders in eerste instantie geen idee heeft waar hij zijn mannen heen moet sturen. Maar dat wordt binnen enkele dagen duidelijk en hij kan zijn troepen concentreren waar het nodig is. Het blijkt echter niet genoeg te zijn om de Britten weer in zee te kunnen drijven. Ook hier ontstaat een loopgravenoorlog.

bron : Roel Tanja, een korte geschiedenis van de eerste wereldoorlog, BBNC uitgevers