Roemenië kiest voor oorlog

De Roemeense regering verklaart op 27 augustus 1916 Oostenrijk-Hongarije de oorlog en mobiliseert haar strijdkrachten. Die vallen meteen de Oostenrijks-Hongaarse provincie Transsylvanië binnen waar een grote etnisch-Roemeense bevolkingsgroep woont. Duitsland en Turkije komen hun bondgenoot ter hulp en verklaren in de daaropvolgende dagen beide de oorlog aan Roemenië.

bron : Ian Westwell, 1914-1918 – de eerste wereldoorlog dag na dag, Deltas

Romania-1916

Nederland mobiliseert !

31 maart 1916 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als de “alerte van 31 maart 1916”. Nederland roept de mobilisatie uit als een antwoord aan Duitsland. Dat land wilt de verzekering van Nederland dat het troepen zal stationeren op de oever van de Schelde om een eventuele Britse invasie van Zeeuws-Vlaanderen te stoppen. De Duitsers hebben immers uit betrouwbare bron vernomen dat Groot-Brittannië een aanval plant.

Omdat de Nederlandse regering niets vertelt over waarom deze mobilisatie plaatsvindt, ontstaan er geruchten allerhande. De soldaten krijgen zelfs noodrantsoenen. Op 2 april 1916 laat Duitsland al weten dat het zich vergist heeft over de komende Britse aanval op Nederland, maar de Nederlanders laten de mobilisatie toch nog voortduren tot 1 juni 1916.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

NederlandseLeger1916

Servische partizaan eindigt aan de galg

De invasie van de Centrale Mogendheden in Servië verloopt volledig volgens plan, wat in elk geval volgens de opinie in het thuisland de hoogste tijd is. In 1914 heeft het Oostenrijks-Hongaarse leger zijn buurland driemaal aangevallen en driemaal is het teruggeslagen. Op 6 oktober 1915 zijn de verenigde Duitse en Oostenrijks-Hongaarse legers in de aanval gegaan, op 8 oktober is Belgrado ingenomen, op 11 oktober is ook het Bulgaarse leger het land binnengevallen. Nu is het verslagen Servische leger in aftocht. Onder de achtervolgers bevinden zich de Hongaar Pál Kelemen en zijn huzaren. Ze rukken snel op in de vochtige oktobermaand. Soms verstrijken er meerdere etmalen zonder dat hij uit het zadel is geweest. Op zondag 31 oktober 1915 staat het eskadron naast de ruïne van een Servische herberg. Rondom het gebouw hebben zich honderden gewonden verzameld die op de kleiachtige grond liggen. Er zijn gevechten gaande met de terugtrekkende achterhoede van de vijand, niet hier, maar twee bergruggen verderop. Daarom baart het opzien dat er ’s middags een soldaat aankomt die beschoten is vanuit een huis en gewond is aan zijn been. Anderhalf uur later komt er nog een soldaat die op dezelfde plek gewond is geraakt; de man is in zijn buik geschoten.

Er wordt een patrouille heen gestuurd om poolshoogte te nemen. Na een tijdje komen ze terug. Bij zich hebben ze een armoedig geklede man van gemiddelde lengte. Zijn handen zijn vastgebonden. Pál Kelemen noteert in zijn dagboek het volgende :

Met behulp van een tolk werd de man verhoord, en ook de belangrijkste getuigengelden gehoord. Het lijkt erop dat hij ondanks herhaalde waarschuwingen van de andere dorpsbewoners op onze soldaten heeft geschoten. Algauw wordt het vonnis uitgesproken : de partizaan zal opgehangen worden. Een man die als kok wekt voor de wachtposten, een varkensslager uit Wenen, neemt met genoegen de rol van beul op zich. Hij haalt een lang touw en vindt een lege kist die voor de noodzakelijke valhoogte moet zorgen. De Servische partizaan wordt gemaand zijn laatste gebeden te bidden, maar hij antwoordt dat hij die niet nodig heeft. De Servische partizaan wordt door twee soldaten opgetild. Hij toont geen bepaald gevoel, maar kijkt met een agressieve blik om zich heen, alsof hij gek was. De strop wordt om zijn nek gelegd en het platform wordt onder zijn voeten weggetrokken. Het blijkt dat het touw te lang is en met een krachtige extra ruk stelt de slager het bij. Het gezicht van de man vertrekt langzaam. Lange, schokkerige stuiptrekkingen gaan door zijn lichaam. Hij sterft.

Later ziet Kelemen twee soldaten over de weg aan komen lopen. Ze ontdekken het lichaam dat heen en weer schommelt in de herfstwind, ze gaan ernaartoe en lachen honend. Een van de twee geeft het lijk een flinke klap met de kolf van zijn geweer waarna ze beiden salueren en weer verdwijnen.

bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum

de weg naar Rusland - cartoon uit Punch van 1914

de weg naar Rusland – cartoon uit Punch van 1914

Bulgarije maakt zich klaar voor oorlog

Bulgarije mobiliseert zijn leger en opteert voor de Centrale machten Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Turkije. De strategische ligging van het land bracht de beide grote oorlogvoerende partijen ertoe om beloftes te doen die Bulgarije voor hun kant zouden doen kiezen. De geallieerden konden Bulgarije enkel kleine gebiedsuitbreiding beloven, terwijl de Centralen akkoord gingen met zowat alles wat het land vroeg. Een niet onbelangrijk aspect was de aanwezigheid van Servië in het geallieerde kamp, een land waarmee Bulgarije de voorbije dertig jaar al een paar oorlogen had uitgevochten.

De mobilisatie volgt na de ondertekening op 6 september 1915 van een verdrag tussen Bulgarije met Duitsland. Op 22 september 1915 volgt dan de mobilisatie waarbij Bulgarije officieel meedeelt dat het gaat om een gewapende neutraliteit. Servië vraagt de geallieerden om steun in een aanval op Bulgarije maar dat wordt geweigerd. Op 4 oktober 1915 valt Bulgarije Servië binnen, waar Duitsland en Oostenrijk-Hongarije reeds aan de slag zijn. Het Servische leger wordt verslagen. Meer dan honderdduizend Servische militairen vinden een onderkomen op de Griekse eilanden, met dank aan de Italiaanse vloot. Het duurt tot in 1918 eer de Serviërs aan de herovering van hun land kunnen beginnen.

Bulgaarse gemobiliseerde soldaten

Bulgaarse gemobiliseerde soldaten

Kresten Andresen een Deen in Duits uniform

Van het Oostenrijks-Hongaars leger wist ik dat er meerdere volkeren in dienden : naast Oostenrijkers en Hongaren waren er onder meer ook Serviërs, Polen, Italianen, Tsjechen, Slovenen, Kroaten. Dat ook het Duitse leger anderstaligen in de rangen telde, was een nieuw feit voor mij.

Kresten Andresen is zo’n anderstalige in het Duitse leger. Hij is een Deen afkomstig uit het voormalige Deense gebied dat we kennen als Sleeswijk-Holstein. Na de tweede Deens-Duitse oorlog in 1864 kwam dit gebied definitief toe aan Pruisen. Het gebied kende toen al heel wat Duitstaligen en in 1914 is deze regio al 50 jaar onder Duits bestuur. Wat niet wegneemt dat Kresten zich als Deenstalige wat verloren voelt in dat grote Duitse leger dat een oorlog voert voor redenen die hem niet kunnen begeesteren. Toen de mobilisatie werd aangekondigd, had Kresten net een gedicht af. Als laatste regel voegde hij eraan toe :

Ach God, wees ons genadig, wij die mee moeten, en wie weet wanneer we terugkomen !

In Flensburg krijgt Kresten in augustus 1914 zijn Duits uniform. Naar alle verwachting zal hij 4 weken later naar Frankrijk gestuurd worden. Geregeld worden er vrijwilligers gevraagd, maar Kresten behoort tot de uitzonderingen die zich niet melden. In zijn dagboek noteert hij.

Je bent zo verdoofd dat je rustig ten strijde trekt, zonder tranen en zonder angst, en toch weten we allemaal dat we onderweg zijn naar een onvervalste hel. Maar in een strak uniform klopt je hart niet zoals het wil. Je bent jezelf niet, je bent nog nauwelijks mens, ten hoogste een goed functionerende automaat die alles zonder veel nadenken doet. Ach, mijn God, dat we toch weer mens konden zijn !

In december 1914 is Kersten aan het front in Lassigny, Picardië. In maart 1915 is hij iets verderop gelegerd in Cuy. Daar knoopt hij een gesprek aan met 2 Franse vrouwen, vluchtelingen in eigen land. Het contact wordt vergemakkelijkt door het feit dat hij geen Duitser maar een Deen is. De dochter van één van de vrouwen, Susanne, noemt hem “Kresten le Danois”. De andere vrouw is alle contact met haar man verloren. Getroffen door dit verhaal besluit Kresten de vrouw te helpen en schrijft het Rode Kruis aan in Genève om zo aan inlichtingen te komen.

De Denen zijn hun taalgenoten in Duits uniform niet vergeten. Zo is er zeer recent een heruitgave van het dagboek van Kresten Andresen gedrukt.

bronnen

Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum, 2010

http://politiken.dk/kultur/boger/faglitteratur_boger/ECE1596403/100-aar-gamle-private-krigsbreve-er-saert-roerende/

Kresten Andresen

Kresten Andresen

Frankrijk mobiliseert

Het eerste bericht in het dagboek van Louis Barthas gaat over de mededeling van de mobilisatie door het Franse leger. Barthas noteert het volgende op 2 augustus 1914.

Een snikhete namiddag in augustus. De straten van het dorp zijn zo goed als uitgestorven. Plotseling klinkt er tromgeroffel. Waarschijnlijk is het een marskramer die zijn waren uitstalt op de Grote Markt. Of misschien zijn het acrobaten die hun avondvoorstelling aankondigen.

Maar nee. Niets van dit alles. Als het geroffel verstomt, horen we de stem van de dorpsbode. Dus spitsen we onze oren voor het voorlezen van een of andere verordening over hondsdolheid of het schoonhouden van de straten. Maar helaas ! Deze man kondigt de meest afgrijselijke ramp aan die, op de zondvloed na, de mensheid ooit heeft getroffen. Hij berichtte ons over een verschrikkelijke plaag, die ons elk denkbaar onheil zou brengen. Hij kondigde de algehele mobilisatie af, de voorbode van de oorlog, die vervloekte infame oorlog, de ontering van onze eeuw. Een schandvlek voor onze beschaving waar we ons zo op beroemden.

Tot mijn grote verbazing veroorzaakte dit bericht meer enthousiamse dan verslagenheid. In hun onschuld leken de mensen het prachtig te vinden in een tijd te leven waarin zoiets groots en meeslepends ging gebeuren. Ook de minder enthousiasten twijfelden geen ogenblik aan een snelle en beslissende overwinning. Zou Oostenrijk immers niet uit elkaar vallen bij de eerste klap van de Russen ? En zou Duitsland niet verpulverd worden tussen Frankrijk en Rusland, als een noot tussen de tangen van een enorme notenkraker ?

Iedereen trof zo koortsachtig voorbereidingen voor het vertrek dat het leek alsof ze bang waren te laat te komen voor de overwinning. Het scheelde maar weinig of sommigen waren al vertrokken voor de dag waarop de afreis was vastgesteld.

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen

Onderstaande tekening komt uit de stripreeks 14-18 van Corbeyran – Leroux.

juli-augustus 1914 Europa mobiliseert

Na de aanslag op aartshertog Franz Ferdinand bleef het een aantal weken stil. En toen kwam op 23 juli 1914 het ultimatum van Oostenrijk-Hongarije aan het adres van Servië. Daarover kan je wat meer lezen op deze pagina. Servië wijst het ultimatum af op 25 juli, gesterkt door de steunbetuigingen van Rusland. En dan gaat het op enkele dagen zeer snel. Servië mobiliseert op 25 juli, de dag waarop de Servische regering het antwoord aan Oostenrijk-Hongarije had gegeven.

Berlijn augustus 1914

Berlijn augustus 1914

Op 28 juli verklaart Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië en mobiliseert gedeeltelijk. Op 29 juli bombardeert het Oostenrijkse leger de Servische hoofdstad. Diezelfde dag mobiliseert Rusland gedeeltelijk, maar op 30 juli wordt het al een volledige mobilisatie. Daarop roept ook Oostenrijk-Hongarije op tot de volledige mobilisatie van zijn leger. Duitsland stuurt op 31 juli een ultimatum naar Rusland met de vraag de algemene mobilisatie te herroepen. Als daar geen antwoord op komt, roept ook Duitsland op 1 augustus de algemene mobilisatie uit en verklaart Rusland de oorlog.

Op 2 augustus valt Duitsland het neutrale Luxemburg binnen. Diezelfde dag roept ook Frankrijk op tot de algemene mobilisatie.

Duitsland stuurt een ultimatum naar de Belgische regering. De Duitsers beweren dat ze weet hebben van een Frans plan om via België Duitsland aan te vallen. FranseMobilisatie1914Daarom willen de Duitsers de Fransen voor zijn door een aanval op Frankrijk te beginnen dwars door België. De Duitsers eisen vrije doorgang door België. Op 3 augustus wijst de Belgische regering dit ultimatum af. Die dag verklaart Duitsland Frankrijk de oorlog. Op 4 augustus valt Duitsland België binnen. Daarop verklaart Groot-Brittanië Duitsland de oorlog. En daarmee weten alle grote spelers van dit conflict wie vriend en vijand is. Daarmee is het voor 1914 gedaan met de oorlogsverklaringen. Maar in latere jaren zullen er nog volgen : Italië schaart zich aan de kant van Frankrijk en Engeland in 1915. Roemenië volgt in 1917. Maar zover zijn we nog niet. Begin augustus denkt iedereen dat de oorlog snel gedaan is en dat de soldaten tegen de kerst terug thuis zijn.

 

23 juli 1914 Oostenrijk bezorgt een ultimatum aan Servië

Op 23 juli 1914 bezorgt de Oostenrijkse gezant Giesl het ultimatum van zijn regering aan de Servische autoriteiten in Belgrado. Aan de tekst was dagenlang gesleuteld door de ministers onder leiding van de minister van buitenlandse zaken, graaf von Berchtold. Servië kreeg 48 uur de tijd om in te gaan op de Oostenrijkse eisen.

graaf von Berchtold

graaf von Berchtold

Het Oostenrijkse ultimatum bevatte 10 punten. De eerste 3 punten gingen over de organisaties die vanuit Servië hetze voerden tegen Oostenrijk-Hongarije en de Slavische gebieden in Oostenrijk-Hongarije wilden bevrijden. De punten 4,5 en 6 ging over de gewenste acties tegen personen die in verband konden gebracht worden met de aanslag op de Oostenrijkse kroonprins. Punt 7 eiste arrestatie van 2 Serviërs die banden hadden met de Zwarte Hand, de organisatie die de aanslag had voorbereid. De laatste 3 punten gingen over de houding van de Servische autoriteiten om duidelijk afstand te nemen van de Servische agitatoren.
Het meest controversiële waren de punten 5 en 6 omdat Oostenrijk geëist had dat Oostenrijk mee mocht deelnemen aan het politieonderzoek in Servië naar de aanslag. Deze eis werd in Servië, Frankrijk en Rusland geïnterpreteerd als de potentiële aanzet tot een confrontatie tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië. Ook de Britse minister Edward Grey nam dit ultimatum op als aanstootgevend.

De Serviërs onder leiding van Nikola Pasic maken gebruik van de 48 uren die ze hebben om een antwoord te formuleren. In die tijd hopen ze op steunbetuigingen van Frankrijk en Rusland.

Nikola Pašić

Nikola Pašić

In afwachting van het antwoord van hun bondgenoten heeft de Servische premier Nikola Pasic de nodige vertragingsmaneuvers ingebouwd alvorens een antwoord te geven. Pasic was op verkiezingscampagne toen Giesl het ultimatum in Belgrado overhandigde. En Pasic heeft zich helemaal niet gehaast om naar Belgrado terug te keren. In zijn plaats ontving de minister van Financiën Pacu het ultimatum. Premier Pasic zou in eerste instantie berust hebben in het ultimatum en een telegram hebben voorbereid naar de diverse Servische gezantschappen waarin hij verklaarde dat Belgrado van plan was een antwoord te sturen dat op alle punten verzoenend zou zijn. Ook de punten 5 en 6 die een blaam waren voor de Servische soevereiniteit zou Pasic hebben willen aanvaarden. Ook de Britse minister van buitenlandse zaken Grey krijgt van zijn gezant geruststellende berichten in die zin te horen.
Maar de Brit weet niet dat Frankrijk en Rusland steunbetuigingen hebben gestuurd naar Servië. De Franse minister van buitenlandse zaken Poincaré houdt het bij een bescheiden “We zullen u helpen die (wordt bedoeld “de situtatie”) te verbeteren. De Russische minister van buitenlandse zaken Sazonov stuurt in de nacht van 24 op 25 juli 2 telegrams naar Belgrado. Het 2e telegram vermeldt dat de Russische ministerraad besloten had tot “energieke maatregelen, zelfs mobilisatie”. Daarmee weet de Servische regering genoeg om het definitieve antwoord aan Oostenrijk-Hongarije op te stellen.
In het deinitieve antwoord dat wordt overhandigd op 25 juli 1914 aanvaardt Servië de meeste punten. Maar Servië weet zich gesteund door Rusland en weigert dus de punt 6 (over deelname van Oostenrijkse functionarissen aan het Servische politieonderzoek) te aanvaarden om zo de Servische soevereiniteit te vrijwaren. En daarmee is het ultimatum dus verworpen en staat de weg vrij voor de mobilisaties van de diverse legers. De eerste wereldoorlog is nu niet meer veraf.

bron : Christopher Clark, “Slaapwandelaars – hoe Europa in 1914 ten oorlog trok”, hoofdstuk 10 – het ultimatum, pp. 525-545