een nieuwe haven voor Polen

Door het verdrag van Versailles worden er nieuwe staten opgericht, waaronder de Poolse republiek. Eén van de eisen van de Polen is dat ze toegang krijgen tot de Baltische zee om hiermee een handelsweg over zee te krijgen. Die havenstad moet gezocht worden in een strook kustlijn, die snel bekend zal staan als de Poolse corridor. Deze corridor is gelegen tussen de nieuw gecreëerde vrije stad Danzig (Gdańsk) en de Duitse provincie Oost-Pruisen in het oosten, en West-Pruisen in het westen.

De grootste haven in dit deel van de Baltische kust is Danzig, een stad met een geschiedenis van 900 jaar. Veel burgers daar, evenals de Duitse regering die enorme invloed blijft uitoefenen op de besluitvorming van de heersers van de Vrije Stad, staan echter onsympathiek tegenover de behoeften van de nieuwe Poolse staat. Dit is duidelijk aangetoond als de haven van Danzig weigert Franse bewapening te lossen voor Poolse troepen die betrokken zijn bij de Pools-Sovjetoorlog van 1920.

Als de Polen een haven willen waar ze zeker van zijn, moet die elders gezocht worden. De Poolse regering is daarom vastbesloten om een nieuwe zeehaven te bouwen op de top van de ‘corridor’ en de keuze valt op het kleine vissersdorpje Gdynia. De ontwikkeling van Gdynia tot een belangrijke haven wordt gezien als cruciaal voor de economische onafhankelijkheid van het nieuwe land. Op 23 april 1923 is er een inauguratieceremonie in de nieuwe haven van Gdynia. Tussen 1923 en 1933 zal het inwonertal stijgen van 1.000 naar 30.000.

bronnen

https://www.inyourpocket.com/gdynia/what-was-the-polish-corridor_77223f

https://www.inyourpocket.com/gdynia/gdynia-i-polands-gateway-to-the-world_72159f

vals geld in omloop

Al van in het begin van de bezetting van het Ruhrgebied nemen de Franse militairen geld in beslag. Op 19 januari 1923 stoppen ze een geldtransport van de Deutsche Bank in Düsseldorf dat 150 miljoen Mark van de Reichsbank aan boord heeft. Hetzelfde gebeurt in andere Duitse steden. De Fransen rechtvaardigen de inbeslagname van het geld op grond van het afbetalingsplan dat in Londen is overeengekomen.

Maar niet alleen het geld van de Reichsbank wordt in beslag genomen. Midden maart 1923 nemen Belgische militairen in Rheydt 100 miljoen Mark in beslag als dat geld vervoerd wordt van de stadskas naar de uitbetaling van werklozen. In Düsseldorf wordt enkele dagen later 120 miljoen Mark aan lonen in beslag genomen in de woning van de boekhouder van de Rheinische Metallwerke. En dan zijn er ook gevallen van Franse soldaten die burgers tegenhouden en hen onder dreiging van hun wapens dwingen hun baar geld af te geven.

In totaal nemen Franse en Belgische soldaten in de eerste vier maanden van de bezetting 27,18 miljard Mark in beslag. Op 26 mei worden nog eens 92 miljard geconfisceerd bij het kantoor van de Reichsbank in Essen. Op 11 juni volgt de confiscatie van 52 miljard Mark in Dortmund.

Maar in april gebeurt er nog iets bijzonders. Begin april nemen Franse soldaten drukplaten in beslag in een drukkerij in Mühlheim die in opdracht van de Reichsbank werkt. Enkele weken later stelt de Reichsbank vast dat er nieuwe biljetten van 20.000 Mark in omloop zijn met een totale waarde van 35 miljoen Mark die een nummering hanteren die nog niet in omloop is gebracht. Het is vals geld dat door de Franse bezetters in omloop is gebracht.

De Reichsbank besluit om geen geld meer te laten drukken in het bezette Ruhrgebied. In plaats daarvan wordt het geld in Keulen gedrukt. Keulen is bezet door de Britten die zich niet in het Frans-Duitse conflict mengen. Vandaaruit wordt het geld via smokkelwegen naar het gebied bezet door Fransen en Belgen gebracht.

Bron : Frank Stocker, die Inflation von 1923, FBV

een bloedige paaszaterdag

31 maart 1923 is een paaszaterdag. Een jaar eerder was minister Walther Rathenau erin geslaagd om met het verdrag van Rapallo Duitsland weer hoop te geven. Maar na de aanslag op zijn leven was het land in een economische chaos weggezonken en in het Ruhrgebied zwaaiden Franse militairen de plak.


Op die 31e maart willen Franse soldaten bij Stahlwerk Krupp in Essen voertuigen in beslag nemen. Maar de Fransen stuiten op de weerstand en woede van duizenden arbeiders. Die zwaaien met hamers naar de bezetters, zingen liederen en roepen dreigende taal. Op een gegeven ogenblik, na uren waarin beide groepen vijandig tegenover elkaar hebben gestaan, verliezen enkele soldaten hun koelbloedigheid en ze beginnen te schieten. Na de schietpartij liggen dertien arbeiders dood op de vloer. Het is een van de bloedigste conflicten in het bezette Ruhrgebied.

De Franse militaire overheid wijst Gustav Krupp von Bohlen und Halbach aan als verantwoordelijke en arresteert hem. Voor het Franse krijgsgerecht wordt hij veroordeeld tot vijftien jaren gevangenisstraf en een geldboete van 100 miljoen Mark.
Beelden van de begrafenis van de arbeiders van Krupp vind je hieronder :

bron : Frank Stocker, die Inflation von 1923, FBV

De spanning stijgt in het Ruhrgebied

De spanning stijgt langzaam maar zeker in het Ruhrgebied door actie en reactie van de Frans-Belgische bezetters en de Duitse bevolking.

1 maart 1923 : Frankrijk en België delen mee dat ze de doodstraf opleggen aan iedereen die in bezet Duitsland transportlijnen saboteert.

2 maart 1923 : Franse legertroepen die het Duitse Ruhrgebied bezetten, nemen 232 locomotieven en honderden goederentreinwagons (en hun ladingen) in beslag tijdens ochtendlijke raids in de steden Düsseldorf, Hamborn en Wanne, als straf voor achterstallige herstelbetalingen.

3 maart 1923 : Het Franse leger breidt zijn inbeslagname van spoorwegemplacementen in de Ruhr uit en neemt de controle over het belangrijkste industriële centrum in Darmstadt , samen met de havens van Mannheim en Karlsruhe , en de dorpen Lorch am Rhein en Knielingen , nu een deel van Karlsruhe.

6 maart 1923 : De Duitse bondskanselier Wilhelm Cuno vertelt de Reichstag dat Duitsland geen directe onderhandelingen met Frankrijk zal aangaan over de kwestie van de herstelbetalingen, maar dat via een derde partij zal doen. De regering van de Britse premier Bonar Law wordt door de oppositie onder druk gezet om een meer definitief standpunt in te nemen over de kwestie van het Franse beleid ten aanzien van het Ruhrgebied.

10 maart 1923 : Twee Franse functionarissen (een legerofficier en een spoorwegchef) worden vermoord aangetroffen in de buurt van het bezette Buer, Duitsland.

12 maart 1923 : Zeven Duitse burgers worden gedood en 13 gewond in Düsseldorf door Franse troepen in het bezette Ruhrgebied na de moord op twee Franse functionarissen op 10 maart.

13 maart 1923 : De Franse minister van Oorlog André Maginot kondigt aan dat nog eens 15.000 Franse soldaten naar het Ruhrgebied en het Rijnland zullen worden gestuurd.

15 maart 1923 : Duitsland biedt 20 miljard goudmarken aan Frankrijk en België om de bezetting van het Ruhrgebied te beëindigen.

20 maart 1923 : Een vertegenwoordiger van het Duitse ministerie van Financiën zegt dat hyperinflatie en de bezetting van het Ruhrgebied het onmogelijk hebben gemaakt om de financiën van het land te beheren, aangezien de begroting voor 1922-1923 een tekort vertoonde van 7,1 biljoen (7.100.000.000.000) mark. De Sovjet-Unie kondigt aan dat het 70.000 ton graan zal sturen om arbeiders in het Ruhrgebied te helpen.

bron : https://en.wikipedia.org/wiki/March_1923

einde van de vrijstaat Flessenhals

Op 25 maart 1923 marcheren Franse troepen binnen in wat bekend staat als de vrijstaat Flessenhals. Deze vrijstaat is een Duits gebied dat bestaat sinds 10 januari 1919. Het is een gevolg van slechte afspraken tussen Amerikanen en Fransen die op de rechteroever van de Rijn bruggenhoofden bezetten. Het is de bedoeling dat die bruggenhoofden op mekaar aansluiten, maar door een fout in de berekeningen is er een gebied ronde plaatsjes Lorch en Kaub dat niet bij het Amerikaanse noch bij het Franse bruggenhoofd hoort. We hebben dus een corridor die door de slechte wegen in het achterland in feite van de Duitse economie is afgesneden. De inwoners van de vrijstaat moeten het dus hebben van de smokkel om de plaatselijke economie te doen draaien. Wijn uit de bezette gebieden ten westen van de Rijn wordt via Flessenhals naar onbezet gebied gesmokkeld en daar verkocht. 

Er wordt een eigen valuta ingevoerd (de vrijstaatthaler), en er worden postzegels uitgegeven. Flessenhals heeft een lokale vertegenwoordiging in Mainz ten behoeve van de wijnverkoop, en er zijn zelfs plannen voor een officiële ambassade in Berlijn. Het einde van Flessenhals komt op 25 februari 1923 als de Fransen het Ruhrgebied bezetten om naleving van het Verdrag van Versailles af te dwingen. De Fransen grijpen tegelijkertijd de kans aan om met het eigenzinnige Duitse ministaatje af te rekenen. Flessenhals wordt eveneens bezet. Het ministaatje kan zich weliswaar niet verdedigen, maar de bewoners plegen evenals in het Ruhrgebied passieve weerstand.

bron : https://nl.wikipedia.org/wiki/Vrijstaat_Flessenhals

Reichsbank brengt noodgedwongen nieuw biljet uit

De inflatie in Duitsland gaat sneller en sneller. De catalaanse journalist Eugeni Xammar schrijft daarover het volgende begin februari 1923.

Het is onzinnig om het dienstmeisje ’s morgens uit te sturen om boodschappen te doen. Voor 11 uur vind je niets bij de marktkramers : geen eieren, geen boter, geen vet, geen koffie, geen olie. Als bij wonder is alles de dag voordien uitverkocht, net bij het afsluiten van de markt en de nieuwe olielevering is er nog niet. Maar de nieuwe leveringen komen net op het moment binnen, dat de eerste uitgave van de krant Neuen Berliner 12 Uhr toekomt. Deze editie verschijnt om 11 uur en bevat de actuele beursgegevens. Boter, olie, koffie, eieren, alles wat je hart begeert, is plots weer voorradig. Maar natuurlijk zijn de nieuwe leveringen duurder geworden. De koffie kost het dubbele, de boter is de helft duurder en de eieren kosten 200 Mark meer per stuk. Een Wiener broodje dat je ’s morgens bij ontbijt eet, kostte gisteren veertig Mark. Vandaag negentig Mark !

De prijssprongen brengen ook praktische problemen met zich mee. De beschikbare bankbiljetten volstaan vaak niet meer om te betalen. Het biljet met de hoogste waarde is 10.000 Mark die een jaar geleden is ingevoerd. Dat biljet heeft nu nog de waarde van een kilo boter of 20 US cent. De Reichsbank moet daarom geregeld nieuwe biljetten bijdrukken. In het jaar 1922 is de totale waarde van het geld van 123 miljard gestegen naar 1,3 biljoen. Alleen al in de eerste vier weken van 1923 wordt de totale waarde nog eens met 50 % verhoogd tot 2 biljoen Mark. Begin februari 1923 brengt de Reichsbank een nieuw biljet uit van 50.000 Mark. Maar ook dit biljet is op dat moment nog maar één dollar waard.

bron Frank Stocker, Die Inflation von 1923, FBV 2022

Duits verzet tegen Franse bezetting start

Nadat de Fransen het Ruhrgebied zijn binnengetrokken, reageert kanselier Cuno in een redevoering in de Reichstag. Voor hem gaat het Frankrijk niet om de herstelbetalingen. Frankrijk voert een brutale expansiepolitiek die al gestart is onder Lodewijk XIV en die zijn republikeinse opvolgers nu voortzetten. Alle partijen in de Reichstag reageren met de nodige bijval. Er heerst een gevoel van nationale eenheid, net zoals in de begindagen van de oorlog in augustus 1914. Alle meningsverschillen tussen de partijen zijn weggevallen.

Reeds voor de Franse inval hebben heel wat bedrijven hun hoofdkantoor naar andere streken in Duitsland verhuisd. Zo heeft het Rheinisch-Westfalische Kolensyndicaat zijn zetel in Hamburg gevestigd. Dat levert de Fransen al wat problemen op bij hun kolenvordering. En ook de spoorwegarbeiders en -bedienden hebben het werk neergelegd waardoor het kolentransport zelf ook nog bemoeilijkt wordt. Fransen en Belgen zullen zelf 11.000 man personeel van hun spoorwegen naar Duitsland brengen alvorens de kolentransporten hernemen.

De belangrijkste beslissing van de Duitse regering is de lonen van ongeveer twee miljoen arbeiders die in staking zijn, over te nemen en verder uit te betalen. Zo kan het passieve verzet tegen de Franse bezetting worden volgehouden. Maar juist deze beslissing zorgt ervoor dat de Duitse mark verder zal ontwaarden. Want deze bezetting is op zich al een economisch verlies voor het ganse land. In het Ruhrgebied en het reeds eerder bezette gebied van Rijnland en Saarland leven ongeveer twaalf miljoen mensen of twintig procent van de Duitse bevolking. De gebieden omvatten bijna 13 procent van de textielindustrie, 18 procent van de metaalindustrie en 26 procent van de chemische industrie. Maar nog veel belangrijker is dat de bezette gebieden 84 procent van de steenkolen leveren, 76 procent van het ruw ijzer en 82 procent van het ruw staal. De afscheiding van de bezette gebieden van de Duitse economie staat gelijk met een onthoofding. En toch neemt de Duitse regering de beslissing om de stakende werknemers en de gesloten bedrijven financieel te ondersteunen. Het is in feite een uitzichtloze onderneming die zware gevolgen heeft.

Op de financiële markten ziet men de gevolgenOp 10 januari 1923, de dag voor de Frans-Belgische inval, staat een dollar gelijk met 10.000 mark. Een week later kost een dollar al 19.500 mark. Op 27 januari betaal je voor een dollar 25.000 mark, op 30 januari 35.000 mark en op 31 januari zelfs 50.000 mark.

Bron : Frank Stocker, Die Inflation von 1923, FBV 2022

Franse soldaten aan Deutsches Eck nabij Koblenz

Fransen bezetten Ruhrgebied

Er is weinig verkeer op straat, alle winkels zijn gebarricadeerd en de inwoners hebben de jaloezieën naar beneden gedaan. Essen lijkt wel leeg als op 11 januari 1923 Franse soldaten de stad binnen marcheren. De soldaten zijn hun operatie ’s nachts om 2 uur begonnen en in de ochtend naderen ze het stadhuis. Daar zit Hans Luther in het bureel van de burgemeester. Kort daarvoor heeft Rijkskanselier Cuno hem tot minister benoemd. Maar daarna is Luther snel naar Essen teruggekeerd.

Als de Franse soldaten het stadhuis van Essen naderen, sturen ze een officier vooruit. Die geeft Luther het bevel om aan de ingang van het stadhuis de Franse generaal Rampond op te vangen. Luther weigert echter, en uiteindelijk moet generaal Rampond zelf binnengaan via de dienstingang in het stadhuis van Essen. Een korte maar vluchtige triomf voor Luther. Rampond verklaart dat de Franse bezettingsmacht bezit neemt van de spoorwegen, post, telegrafie en kanaalbeheer. Luther antwoordt dat hij enkel zal knielen voor militaire dwang. Maar hij heeft dus geen keuze.

De Franse premier Poincaré stuurt een commissie van 72 ingenieurs naar het Ruhrgebied, die de opdracht hebben de kolenlevering te garanderen. Voor hun bescherming worden ook nog 60.000 Franse en Belgische soldaten gestuurd met de opdracht het Ruhrgebied met 3,5 miljoen inwoners te bezetten.

bron : Frank Stocker, die Inflation von 1923, FBV

De tekening onderaan toont in het rood de Duitse gebieden die al door de Fransen bezet waren vlak na de wapenstilstand in 1918. In het groen zie je de gebieden die de Fransen in 1923 extra bezet hebben.

Britse onderschatting van Franse dreiging

De Duitse regering Cuno heeft al in november 1922 de geallieerden gevraagd om een nieuw uitstel te geven voor de herstelbetalingen. De Duitse Mark lijdt almaar verlies en de inflatie in Duitsland neemt hand over hand toe. De Duitse economie zit in een zware crisis en dan kan uitstel voor herstelbetalingen de reddingsboei betekenen die Duitsland nu nodig heeft. De Duitse regering denkt drie tot vier jaar nodig te hebben om voor stabiliteit te zorgen. Daarna kunnen de herstelbetalingen hervat worden. Maar tijdens de uitstelperiode zal Duitsland verder materialen leveren die nodig zijn voor de heropbouw in België en Frankrijk.

De Franse president Poincaré heeft hier echter geen oren naar. Hij is van mening dat Duitsland wel kan betalen maar het niet wil. Om de druk op Duitsland te verhogen laat Poincaré in de pers lekken dat het Franse kabinet erover nadenkt om twee derden van het Ruhrgebied te bezetten. De Britten zijn niet zo standvastig als de Fransen en staan wel open voor uitstel van de herstelbetalingen. De Duitse premier Cuno waagt nog een poging op de conferentie in Londen die start op 9 december 1922. Maar de geallieerden geraken het onderling niet eens over de Duitse vraag voor uitstel. Ze besluiten dat het Duitse voorstel niet voldoende is en dat ze hierover terug beraadslagen in Parijs op 2 januari 1923. Op die conferentie moeten de Duitsers dan met een nieuw voorstel komen dat aan de geallieerde vragen tegemoet komt.

Het probleem is nog ingewikkelder want niet alleen de Duitsers hebben schulden. Ook de Fransen en de Engelsen moeten hun schulden aan de Amerikanen aflossen. Als zij de Duitsers uitstel geven, moeten ze maar hopen dat de Amerikanen even clement zijn als zijzelf. Enkel de Amerikanen hebben geen af te lossen schulden maar ze zijn niet van plan om uitstel van betaling te verlenen aan hun schuldenaren.

De Britten geloven trouwens dat Poincaré bluft met zijn dreiging om het Ruhrgebied met Franse troepen te bezetten. Zou hij zijn dreiging toch uitvoeren, dan zou het tot een breuk met de Britten komen en zou Frankrijk politiek geïsoleerd zijn. Maar hierin vergissen de Britten zich schromelijk. In het nieuwe jaar 1923 zal de Duitse inflatie een dramatische fase kennen.

Bron : Frank Stocker, die Inflation von 1923, FBV

een moeilijke bevalling in de Duitse politiek

Het is eigenlijk onmogelijk. Alles is meermaals nagekeken. En toch gebeurt het. De Reichsbank wil op 14 november 1922 grote sommen baar geld van haar centrale in de Berlijnse Jägerstrasse naar andere filialen in het Rijk verzenden. Daarvoor gebruiken de beambten grauwe juten zakken. Iedere zak bevat 10 miljoen Mark in biljetten van tienduizend Mark. Iedere zak wordt in het bijzijn van Reichsbankbedienden, tellers en inpakkers, meermaals gecontroleerd. Daarna worden de zakken naar buiten gebracht en in een klaarstaande vrachtwagen ingeladen, telkens in het bijzijn van een beambte van de Schutzpolizei. In het station gekend als “Schlesien Bahnhof” worden de zakken dan in een transporttrein overgeladen . Maar als de beambten daar opnieuw tellen, volgt de ontzetting : er ontbreekt een zak. 10 miljoen Mark zijn verdwenen.

Dit gebeurt op dezelfde dag dat de regering Wirth aftreedt en het is als een parabel van de politieke gebeurtenissen. Ook de rtegering is van de ene moment op de andere verdwenen en men kan niet direct een nieuwe regering vinden. Want de politieke situatie in Duitsland is lastig. Gustav Stresemann wil een nieuwe regering samenstellen en polst bij verschillende politici of zij tot zijn regering willen toetreden. Een van hen is Wilhelm Cuno, voormalige bedrijfsleider van de Hamburg-Amerikanischen Packetfahrt-Actien-Gesellschaft (HAPAG). Maar president Ebert heeft nog een politieke rekening te vereffenen met de DVP, partij van Stresemann. De regering Stresemann eindigt dus nog voor ze goed en wel van start is gegaan.

De verrassende nieuwe Duitse kanselier wordt Wilhelm Cuno zelf. Het voordeel is de moeilijke politieke situiatie is dat Cuno in feite apolitiek is. ten tijde van het Keizerrijk heeft hij als beamte voor de Rijksschatkist gewerkt. Hij is het schoolvoorbeeld van de gedisciplineerde Pruisische beambte. Na de oorlog heeft hij de leiding van HAPAG overgenomen en er een succesverhaal van gemaakt. Daarmee heeft Cuno goede contacten gekregen in het Brits en Amerikaanse bedrijfsleven. Maar de beroepspolitici maken het Wilhelm Cuno zo moeilijk om een regering samen te stellen, dat die het ei zo na wil opgeven.

En dan komt Stresemann ter hulp. Die is niet rancuneus tegenover Cuno en slaagt erin om de goede wil bij de diverse partijen te doen zegevieren. Stresemann spreekt de profetische woorden uit :”Als Cuno door de weerstand van de partijen niet in staat is om een regering tot stand te brengen, dan kunnen we een beweging tegen het parlemantaire stelsel zien opkomen met onoverzienbare gevolgen. Dan komen we tussen bolsjewisme en fascisme.“. Hoe profetisch zijn woorden zouden worden, kon Stresemann toen nog niet weten.

Op 22 november 1922 kan Wilhelm Cuno dan eindelijk melden dat Duitsland een nieuwe regering heeft. Het is een zware bevalling geweest. En Cuno kan al direct in zijn regeringsverklaring een belangrijke paragraaf wijden aan de herstelbetalingen die Duitsland verschuldigd is aan de geallieerden. Op 14 november heeft Duitsland al een moratorium gevraagd om de herstelbetalingen op te schorten voor de komende drie tot vier jaren. In die periode hoopt de Duitse regering iets te doen aan de inflatie die hoe langer hoe zwaarder weegt op de Duitse economie. Maar de Franse president Poincaré heeft daar geen oren naar. Vraag is dus of en hoe Duitsland de inflatie kan terugdringen.

bron : Frank Stocker, die Inflation von 1923, FinanzBuchVerlag, 2022