Het eerste bericht in het dagboek van Louis Barthas gaat over de mededeling van de mobilisatie door het Franse leger. Barthas noteert het volgende op 2 augustus 1914.
Een snikhete namiddag in augustus. De straten van het dorp zijn zo goed als uitgestorven. Plotseling klinkt er tromgeroffel. Waarschijnlijk is het een marskramer die zijn waren uitstalt op de Grote Markt. Of misschien zijn het acrobaten die hun avondvoorstelling aankondigen.
Maar nee. Niets van dit alles. Als het geroffel verstomt, horen we de stem van de dorpsbode. Dus spitsen we onze oren voor het voorlezen van een of andere verordening over hondsdolheid of het schoonhouden van de straten. Maar helaas ! Deze man kondigt de meest afgrijselijke ramp aan die, op de zondvloed na, de mensheid ooit heeft getroffen. Hij berichtte ons over een verschrikkelijke plaag, die ons elk denkbaar onheil zou brengen. Hij kondigde de algehele mobilisatie af, de voorbode van de oorlog, die vervloekte infame oorlog, de ontering van onze eeuw. Een schandvlek voor onze beschaving waar we ons zo op beroemden.
Tot mijn grote verbazing veroorzaakte dit bericht meer enthousiamse dan verslagenheid. In hun onschuld leken de mensen het prachtig te vinden in een tijd te leven waarin zoiets groots en meeslepends ging gebeuren. Ook de minder enthousiasten twijfelden geen ogenblik aan een snelle en beslissende overwinning. Zou Oostenrijk immers niet uit elkaar vallen bij de eerste klap van de Russen ? En zou Duitsland niet verpulverd worden tussen Frankrijk en Rusland, als een noot tussen de tangen van een enorme notenkraker ?
Iedereen trof zo koortsachtig voorbereidingen voor het vertrek dat het leek alsof ze bang waren te laat te komen voor de overwinning. Het scheelde maar weinig of sommigen waren al vertrokken voor de dag waarop de afreis was vastgesteld.
bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen
Onderstaande tekening komt uit de stripreeks 14-18 van Corbeyran – Leroux.