Op 23 juli 1914 bezorgt de Oostenrijkse gezant Giesl het ultimatum van zijn regering aan de Servische autoriteiten in Belgrado. Aan de tekst was dagenlang gesleuteld door de ministers onder leiding van de minister van buitenlandse zaken, graaf von Berchtold. Servië kreeg 48 uur de tijd om in te gaan op de Oostenrijkse eisen.
Het Oostenrijkse ultimatum bevatte 10 punten. De eerste 3 punten gingen over de organisaties die vanuit Servië hetze voerden tegen Oostenrijk-Hongarije en de Slavische gebieden in Oostenrijk-Hongarije wilden bevrijden. De punten 4,5 en 6 ging over de gewenste acties tegen personen die in verband konden gebracht worden met de aanslag op de Oostenrijkse kroonprins. Punt 7 eiste arrestatie van 2 Serviërs die banden hadden met de Zwarte Hand, de organisatie die de aanslag had voorbereid. De laatste 3 punten gingen over de houding van de Servische autoriteiten om duidelijk afstand te nemen van de Servische agitatoren.
Het meest controversiële waren de punten 5 en 6 omdat Oostenrijk geëist had dat Oostenrijk mee mocht deelnemen aan het politieonderzoek in Servië naar de aanslag. Deze eis werd in Servië, Frankrijk en Rusland geïnterpreteerd als de potentiële aanzet tot een confrontatie tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië. Ook de Britse minister Edward Grey nam dit ultimatum op als aanstootgevend.
De Serviërs onder leiding van Nikola Pasic maken gebruik van de 48 uren die ze hebben om een antwoord te formuleren. In die tijd hopen ze op steunbetuigingen van Frankrijk en Rusland.
In afwachting van het antwoord van hun bondgenoten heeft de Servische premier Nikola Pasic de nodige vertragingsmaneuvers ingebouwd alvorens een antwoord te geven. Pasic was op verkiezingscampagne toen Giesl het ultimatum in Belgrado overhandigde. En Pasic heeft zich helemaal niet gehaast om naar Belgrado terug te keren. In zijn plaats ontving de minister van Financiën Pacu het ultimatum. Premier Pasic zou in eerste instantie berust hebben in het ultimatum en een telegram hebben voorbereid naar de diverse Servische gezantschappen waarin hij verklaarde dat Belgrado van plan was een antwoord te sturen dat op alle punten verzoenend zou zijn. Ook de punten 5 en 6 die een blaam waren voor de Servische soevereiniteit zou Pasic hebben willen aanvaarden. Ook de Britse minister van buitenlandse zaken Grey krijgt van zijn gezant geruststellende berichten in die zin te horen.
Maar de Brit weet niet dat Frankrijk en Rusland steunbetuigingen hebben gestuurd naar Servië. De Franse minister van buitenlandse zaken Poincaré houdt het bij een bescheiden “We zullen u helpen die (wordt bedoeld “de situtatie”) te verbeteren. De Russische minister van buitenlandse zaken Sazonov stuurt in de nacht van 24 op 25 juli 2 telegrams naar Belgrado. Het 2e telegram vermeldt dat de Russische ministerraad besloten had tot “energieke maatregelen, zelfs mobilisatie”. Daarmee weet de Servische regering genoeg om het definitieve antwoord aan Oostenrijk-Hongarije op te stellen.
In het deinitieve antwoord dat wordt overhandigd op 25 juli 1914 aanvaardt Servië de meeste punten. Maar Servië weet zich gesteund door Rusland en weigert dus de punt 6 (over deelname van Oostenrijkse functionarissen aan het Servische politieonderzoek) te aanvaarden om zo de Servische soevereiniteit te vrijwaren. En daarmee is het ultimatum dus verworpen en staat de weg vrij voor de mobilisaties van de diverse legers. De eerste wereldoorlog is nu niet meer veraf.
bron : Christopher Clark, “Slaapwandelaars – hoe Europa in 1914 ten oorlog trok”, hoofdstuk 10 – het ultimatum, pp. 525-545
Pingback: juli-augustus 1914 Europa mobiliseert | Martinus Evers