We zijn bijna een jaar verder sinds mijn laatste bericht. Ik had me voorgenomen om niets meer op te zoeken over 1925. Na het lezen van het boek “1924 – het kanteljaar van Hitler” was het voor mij duidelijk dat 1924 het laatste jaar is dat we nog bij de naweeën van de Groote Oorlog kunnen rekenen. Vanaf 1925 gaat Hitler aan de slag om politieke macht te verwerven en zo snel mogelijk in het parlement te geraken. Dat zal lukken in 1933. En vanaf dan is het in feite aftellen tot de tweede wereldoorlog die start op 1 september 1939 in Polen.
Maar deze blog kan nog verder aangedikt worden. Reden is dat ik een aantal boeken over de Groote Oorlog heb gekocht in de periode van 2014 – 2018. En sommige boeken hebben nog interessante stukken die het verdienen vermeld te worden in deze blog. Daarom ga ik opnieuw het boek van Peter Englund lezen : “de schoonheid en het verdriet van de oorlog”. De nieuwe stukken ga ik wel een datum van publicatie geven die 100 jaar later ligt dan de datum waar het over gaat. In voor het boek van Peter Englund zijn dat dus de jaartallen 2014-2018.
We hebben in een eerder bericht al gelezen dat het verdrag van Lausanne wel vrede brengt tussen Griekenland en Turkije. Maar in Duitsland zal het voor Adolf Hitler het gedroomde voorbeeld zijn om het verdrag van Versailles te blijven aanvallen. Ook als dat oorlog met zich zou meebrengen.
Alleen heeft Hitler nog geen dictatoriale macht in Duitsland. Benito Mussolini heeft die wel al in Italië. En het verdrag van Lausanne is een streep door zijn rekening. Alle geallieerde partijen laten immers hun aanspraken op Ottomaans gebied varen. De droom van Italië om een deel van Anatolië te krijgen als beloning is daarmee geschrapt.
Italië heeft dan wel geen Turks gebied in handen maar wel nog Grieks gebied. Dat dateert van de de Italiaans-Ottomaanse oorlog van 1911-1912 toen Italië de Dodekanesos-eilanden bezet heeft. Op deze eilanden is de bevolking grotendeels Grieks is. Onder de Venizelos-Tittoni-overeenkomst van 1919 belooft Italië de Dodekanesos-eilanden, met uitzondering van Rhodos, af te staan aan Griekenland in ruil voor Griekse erkenning van de Italiaanse aanspraken op een deel van Anatolië. De overwinning van de Turken op de Grieken heeft echter een einde gemaakt aan alle plannen om Klein-Azië te verdelen.
Mussolini is van mening dat nu hij geen Ottomaans gebied in handen krijgt, hij ook geen verplichting meer heeft om land af te staan aan de Grieken. De Grieken blijven echter druk uitoefenen op Mussolini over de Dodekanesos-kwestie, en in de zomer van 1923 beveelt hij het Italiaanse garnizoen in de Dodekanesos te versterken als onderdeel van zijn plannen om de eilanden formeel bij Italië te annexeren. De spanning tussen Italië en Griekenland loopt daarmee verder op.
Nu de oorlog tussen Grieken en Turken beëindigd is met een Turkse overwinning, wil men de rust doen weerkeren. En een multiculturele samenleving wordt niet geacht een goede basis te zijn. In een verdrag, apart van het Vredesverdrag van Lausanne, komen Eleftherios Venizelos en Mustafa Kemal op 30 januari 1923 in Lausanne de Conventie inzake de uitwisseling van Griekse en Turkse bevolkingen overeen. De uitwisseling is in feite een voortzetting van eerdere bevolkingsuitwisselingen gedurende de Eerste Balkanoorlog van 1912 en is gebaseerd op religie, niet op taal. Christenen moeten Turkije verlaten en Moslims moeten uit Griekenland vertrekken. Ten tijde van de inwerkingtreding van het verdrag op 1 mei 1923 is het grootste gedeelte van de twee miljoen betrokkenen al gevlucht. De overgebleven groepen die daadwerkelijk uitgewisseld worden, zijn 200.000 Grieks-Orthodoxen uit Centraal-Anatolië en de Pontus enerzijds en ongeveer 350.000 Turkse en Griekse moslims uit Kreta en Grieks Macedonië anderzijds. De Grieken uit het Ionische kustgebied rond Smyrna (Izmir), zo’n 900.000 man, zijn al voor de uitwisseling gevlucht.
Beide landen krijgen in korte tijd te maken met een grote instroom van vluchtelingen die opgevangen moeten worden. Ze krijgen meestal dorpen toegewezen van al dan niet gedwongen gevluchte inwoners, zo vestigden zich veel Griekse moslims uit Kreta in het gebied rond Izmir (Smyrna), terwijl Griekse christenen uit Smyrna huizen verkregen op Kreta.
Aan het einde van de Groote Oorlog is Zuid – Tirol toegewezen aan Italië. De Duitstalige stad Bozen krijgt daarop de Italiaanse naam Bolzano. Met de opkomst van de fascisten wordt de druk op de Duitstalige bevolking steeds harder. Eén van de favoriete doelwitten is Julius Perathoner, burgemeester van de stad Bozen/Bolzano vanaf 1895. Perathoner is bij aanvang een pleitbezorger van vreedzaam samenleven tussen burgers van Duitse en Italiaanse nationaliteit , maar door de polarisatie verandert hij van gedachte en hij neemt standpunten in van hard verzet tegen elke vorm van Italianisering . Bij verschillende gelegenheden weigert Perathoner de Italiaanse driekleur op de gebouwen van de stad te hijsen.
Aan Italiaanse kant vinden we de fascist Achille Starace. Hij zet aan tot geweld tegen de Duitstalige bevolking in april 1921. Daarbij vallen een dode en verscheidene gewonden. De spanning blijft toenemen to de fascisten in september 1922 een ultimatum stellen. Burgemeester Perathoner moet ontslag nemen en het onderwijs in de plaatselijke Elisabethschule gebeurt voortaan in het Italiaans. Een voorgesteld compromis wordt van de hand gewezen.
Bij zonsopgang op 1 oktober 1922 bezetten de fascisten de Elisabethschule , die onmiddellijk wordt omgedoopt tot “Regina Elena-school”. De volgende dag wordt het stadhuis van Bolzano belegerd en men dreigt daar brand te stichten als Perathoner niet wordt ontslagen .
Zoals al eerder is gebeurd, grijpen noch de politie, noch de Carabinieri in om de fascistische squadrons te stoppen. Ook de Italiaanse politieke machthebbers zwichten voor de fascistische druk. Op 2 oktober 1922 verklaart de regering Perathoner ontslagen uit het ambt van burgemeester.
Slechts drie weken later brengt de Mars naar Rome Benito Mussolini aan de macht. De mars naar Bolzano is door sommige historici beschouwd als een “generale repetitie” voor de definitieve omverwerping van de liberale staat door het fascisme.
Op 9 september 1922 is de stad Smyrna overspoeld door de hartstochten die in een decennium van oorlog voeren zijn gewekt. Als de Turkse cavalerie deze ooit welvarendste en meest kosmopolitische stad van het Ottomaanse rijk binnenrijdt, kijkt de christelijke meerderheid van de bevolking in nerveuze afwachting toe. Smyrna is een stad waarin moslims, jode, Armeniërs en Grieks-orthodoxe christenen eeuwenlang min of meer vreedzaam hebben samengeleefd. Maar na bijna tien jaar oorlog zijn de onderlingen etnische verhoudingen in de stad verstoord. Het Ottomaanse rijk is tijdens de Balkanoorlogen van 1912 en 1913 Europese gebieden kwijt geraakt. En nadat het aan de kant van Duitsland heeft gevochten, zijn ook de Arabische gebieden ontnomen door Britten en Fransen. Na de Groote Oorlog is er een drie jaar durend conflict uitgevochten tussen Grieken en Turken, dat gekenmerkt is door talrijke wreedheden jegens moslims en christenen.
In september worden een aantal rekeningen vereffend nu duidelijk is wie de oorlog gewonnen heeft. Vlak nadat het Turkse leger Smyrna heeft veroverd, arresteren soldaten de orthodoxe aartsbisschop Chrysostomos, een uitgesproken voorstander van de Griekse invasie, en dragen hem over aan hun commandant, generaal-majoor Sakalli Nuredin Pasja. De generaal levert Chrysostomos uit aan een Turkse mensenmassa. Een waarnemer, een Franse matroos vertelt :
De massa stortte zich met rauwe kreten op Chrysostomos en sleepte hem door de straat tot bij een kapperszaak, waar Ismael, de Joodse eigenaar, zenuwachtig in de deuropening toekeek. Iemand duwde de kapper opzij, greep een wit laken en knoopte dat om Chrysostomos’ nek. Hij riep :”We gaan hem scheren.”. Ze rukten de prelaat zijn baard uit, staken zijn ogen uit met hun mes, sneden zijn oren , zijn neus en zijn handen af. Niemand kwam tussenbeide. Ze sleepten vervolgens het verminkte lichaam van Chrysostomos naar een nabijgelegen straatje, waar ze hem in een hoek gooiden en lieten creperen. (Volgens andere bronnen eindigde het nog gruwelijker met het vierendelen van Chrysostomos).
De gewelddadige dood van de orthodoxe metropolie van Smyrna is slechts de ouverturen van een golf van geweldsorgieën. In de loop van de volgende twee weken worden naar schatting 30.000 Grieken en Armeniërs afgeslacht. Nog veel meer worden er beroofd, in elkaar geslagen of verkracht door Turkse soldaten, paramilitaire troepen en plaatselijke tienerbendes.
In de namiddag van 13 september 1922 gaan in de Armeense wijk van de stad de eerste huizen in vlammen op. De volgende ochtend staan ook de meeste christelijke wijken van Smyrna in brand. Binnen enkele uren hebben duizenden mannen, vrouwen en kinderen hun toevlucht gezocht aan de kade. Terwijl Turkse troepen de kade afsluiten, proberen veel wanhopige vluchtelingen de geallieerde schepen in de haven te bereiken. ALs het steeds duidelijker wordt dat de geallieerden niet zullen ingrijpen, plegen enkele angstige Grieken zelfmoord door het water in te springen en zicht te verdrinken. Anderen willen zich zwemmend in veiligheid brengen, terwijl ze als een razende een van de geallieerde schepen proberen te bereiken. Kinderen en bejaarden worden onder de voet gelopen door een massa die wanhopig tracht te ontsnappen aan de ondraaglijke hitte van de brandende gebouwen om hen heen. Vee en paarden, die onmogelijk te evacueren zijn, breken hun voorpoten voordat ze in het water worden geduwd om te verdrinken – een tafereel dat wordt vereeuwigd in het korte verhaal “on the Quai at Smyrna”, geschreven door de dan nog onbekende buitenland correspondent van the Toronto Star, Ernest Hemingway.
Sir Henry Wilson is een hoge Britse militair met een indrukwekkende staat van verdienste. Zijn eerste ervaringen doet hij op tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Voor de Groote Oorlog is hij al betrokken bij de spanningen in Ierland tijdens het Curragh incident in maart 1914. Tijdens de oorlog dient hij als stafchef in het British Expeditionary Force van generaal French. Als French wordt opgevolgd door Haig, wordt hij de voornaamste liaison officier en in 1918 chief of imperial general staff in het Britse leger. Na de oorlog is hij veiligheidsadviseur voor Ierland. ZO speelt hij ook een rol tijdens de Ierse onafhankelijkheidsoorlog (1919-1921).
Op 22 juni 1922 keert sir Henry Wilson terug van de inauguratie van het Great Eastern Railway War Memorial in Liverpool street station. Twee leden van het IRA die in Londen zijn gelegerd, Reginald Dunne en Joseph O’Sullivan, wachten hem bij zijn terugkeer op. Beiden zijn veteranen van het Britse leger. Wilson is makkelijk te herkennen gezien hij in militair uniform terugkomt van de ceremonie. De IRA aanhangers vuren maar missen het eerste schot. In plaats van zijn huis in te vluchten trekt Wilson zijn zwaard en valt hen aan maar zo geeft hij hen de kans opnieuw te schieten. Zes kogels treffen doel waarvan er twee dodelijk zijn.
Tijdens hun vluchten schieten de aanslagplegers nog 2 agenten en een chauffeur neer maar ze worden uiteindelijk toch overmeesterd. Ze worden veroordeeld voor moord en opgehangen op 10 augustus 1922. De Britse geheime dienst onderzoekt de moord en verdenkt de opperbevelhebber van de Ierse vrijstaat Michael Collins als opdrachtgever voor de moord.
De affaire Sacco en Vanzetti verwijst naar een bewogen rechtszaak die als schoolvoorbeeld dient van een gerechtelijke dwaling in de Verenigde Staten. Nicola Sacco en Bartolomeo Vanzetti zijn twee Italianen die in 1908 naar de Verenigde Staten emigreren. Ze leren mekaar kennen in 1917 tijdens een staking. Beiden worden verondersteld sympathieën te hebben voor de anarchisten en aanhangers te zijn van de Italiaanse anarchist Galleani. Die predikt een gewelddadige vorm van anarchisme en is voorstander van geweld en aanslagen om zijn politieke doelen te bereiken.
In 1920 hebben de aanhangers van Galleani al een reeks aanslagen gepleegd en staan deze anarchisten bij de FBI gekend als een gevaarlijke groepering. Op 15 april 1920 wordt een overval gepleegd op twee geldlopers, die de lonen komen brengen van de Slater-Morrill Shoe Company in Braine, Massachussets. De twee geldopers worden daarbij gedood n de autoriteiten verdenken al snel de anarchisten van Galleani. Deze overval en de overval op een andere schoenenwinkel leidt de politie naar een Italiaan die in beide winkels heeft gewerkt, Mario Buda. Via hem komen ze uit bij Sacco en Vanzetti. Buda slaagt er nog in te ontsnappen naar het Italiaanse moederland, maar Sacco en Vanzetti worden gearresteerd. Op het moment van hun arrestatie zijn beiden in het bezit van een wapen klaar voor gebruik.
Op 31 mei 1921 , meer dan een jaar na de dodelijke overval op de twee geldlopers, start het proces tegen Sacco en Vanzetti. Ze hebben jammer genoeg hun reputatie van anarchisten en aanhangers van Galleani tegen zich. Daarenboven is alles wat geassocieerd kan worden met bolsjewisme of aanverwante strekkingen zeer verdacht in de Verenigde Staten. Ondanks de niet overtuigende bewijzen worden beiden op 14 juli 1921 ter dood veroordeeld.
Daarna start een jarenlang juridisch steekspel. Even lijkt het er op dat ze de dans gaan ontspringen als een zekere Celestino Medeiros , opgepakt wegens een bankoverval, zijn betrokkenheid bij de overval en de moorden bekent en eraan toevoegt dat noch Sacco noch Vanzetti betrokken zijn. De schuldbekentenis wordt als ongeloofwaardig afgedaan en zonder gevolg geklasseerd. Voor zijn aandeel in de bankoverval met dodelijke afloop krijgt Medeiros wel de doodstraf. Maar men blijft protesteren tegen het doodvonnis van Sacco en Vanzetti op basis van een te magere bewijsvoering. Het proces wordt ook uitvoerig becommentarieerd in de media en in verscheidene steden worden protestbetogingen gehouden ten gunste van Sacco en Vanzetti. Ook paus Pius XI sluit zich aan bij de pleitbezorgers van Sacco en Vanzetti. Het is echter allemaal tevergeefs. Door een vreemde samenloop van omstandigheden wordt de executie van de drie veroordeelden, Sacco, Vanzetti en Medeiros op dezelfde dag gepland. Op 23 augustus 1927 eindigen ze alledrie op de elektrische stoel.
Het proces van Sacco en Vanzetti wordt tot vandaag beschouwd als het voorbeeld van juridische dwaling in de Verenigde Staten.
Op 18 maart 1921 ondertekenen Polen en Sovjet-Rusland het verdrag van Riga. Daarmee komt er een einde aan de Pools-Russische oorlog en wordt de nieuwe grens tussen Polen en Rusland vastgelegd.
Door het verdrag van Versailles hebben de Polen hun eigen staat teruggekregen die ze in de 18e eeuw door de Poolse delingen verloren waren. De nieuwe staat Polen wordt samengesteld uit delen van Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Rusland. Daarmee komen de Polen echter in botsing met de bolsjewieken die ook gebieden van het tsaristische Rusland opeisen.
Tijdens de Pools-Russische Oorlog zijn de Polen opgerukt tot bij Kiev. Het Rode leger heeft ze daarna sterk teruggedrongen, maar tijdens de slag bij Warschau (lees meer daarover op deze pagina) hebben de Polen hen definitief teruggeslagen. Met het verdrag van Riga komt er dan ook meer stabiliteit in Oost-Europa.
Op 19 februari 1921 dient brigadegeneraal Frank Percy Crozier zijn ontslag in als brigadegeneraal van de Auxiliary Division van de Royal Ulster Constabulary. Hij doet dat uit protest tegen het Britse beleid in Ierland dat van kwaad naar erger gaat. Daarmee komt een einde aan zijn militaire loopbaan.
Frank Crozier komt nochtans uit een familie met een militaire voorgeschiedenis. Hij sluit bij het Britse leger aan tijdens de tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika in 1899. In 1912 sluit hij aan bij de Ulster Volunteers in Ierland. Bij het uitbreken van de Groote Oorlog laat hij zich als vrijwilliger inlijven in het Britse leger en trekt naar Frankrijk. Na een tussenpauze als militair raadgever in het nieuwe Litouwse leger keert hij terug naar Ierland in 1919. Hij wordt er commandant van de Auxiliary Division of the Royal Irish Constabulary in 1920. Daar ziet hij het geweld langs beide kanten toenemen. In februari 1921 vindt hij het welletjes en hij laat 21 auxiliaries onstlaan. Het hoofd van de Royal Irish Constabulary en dus Croziers meerdere in rang, laat deze mannen weer aannemen. Daarmee is voor Crozier de maat vol : hij dient ontslag in om afstand te kunnen nemen van het Britse beleid in Ierland.
Op 25 oktober 1920 sterft de Ier Terence MacSwiney na een hongerstaking van 74 dagen in de gevangenis van Brixton in Engeland. Hij is de hongerstaking begonnen als protest tegen zijn veroordeling in augustus 1920 voor het bezit van opruiende teksten.
MacSwiney heeft al eerder de aandacht van de Britten getrokken als Iers nationalist. In 1913 is hij de voorzitter van de afdeling van Sinn Fein in Cork. In 1916 wordt hij gearresteerd voor zijn betrokkenheid bij de paasopstand in Ierland. In 1917 wordt hij weer vrijgelaten en enkele maanden later weer gearresteerd. Hij gaat in hongerstaking en wordt vrijgelaten. In 1920 neemt hij deel aan de verkiezingen en hij wordt burgemeester van Cork tot aan zijn arrestatie op 12 augustus. Door zijn hongerstaking trekt hij veel internationale aandacht en het protest leidt tot druk op de Britse regering.
Na zijn dood komen 30.000 mensen zijn opgebaarde lichaam begroeten in de kathedraal van Saint-George in Southwark (Londen). De lijkkist wordt naar Cork gebracht waar de begrafenis op 31 oktober 1920 grote massa’s op de been brengt.