Op 1 oktober 1918 krijgt Kapitänleutnant Max Viebeg het bevel om Zeebrugge met zijn Uboot UB-80 te verlaten en weer richting Duitsland te varen. Een kleine week later komt hij aan in Wilhelmshaven en wordt bij de tweede U-Flottille gevoegd. De oprukkende geallieerden zorgen ervoor dat de Duitsers hun Uboothavens moeten verlaten.
In totaal bereiken negen U-boten op eigen kracht Duitsland. Een aantal overgebleven U-boten en oppervlakteschepen die niet zeewaardig zijn, worden samen met de landfaciliteiten vernietigd. In Oostende worden de meeste staketsels, aanlegsteigers, kaden en bruggen beschadigd of vernield. Het zeestation, de bijgebouwen en de kantoren worden tot ruïnes herleid. In Zeebrugge brengen de Duitsers 2 U-boten en een baggerschip tot zinken. De wrakken van de Britse aanval van 23 april 1918 liggen nog steeds bij de ingang van het kanaal. In de zeewerf in Brugge zinken de Duitsers een aantal droogdokken en ze brengen een U-boot tot ontploffen.
De foto hieronder toont een ontploffing in de Kaiserliche Werft Brugge.
bron : Tomas Termote, oorlog onder water, Davidsfonds


Commandant Johannes Lohs en de bemanning van de onderzeeër UB-57 van de Kaiserliche Marine verdwijnen op 14 augustus 1918 zonder een spoor na te laten in de Straat van Dover. De enige plausibele verklaring is dat ze op een onderzeese mijn zijn gevaren. ’s Avonds is er nog contact met de basis in Zeebrugge en dan niets meer tot het lichaam van commandant Lohs ongeveer een week later aanspoelt. Hij wordt met militaire eer begraven in Vlissingen. De lichamen van Duitse gesneuvelden van de eerste wereldoorlog verhuizen daarna van Vlissingen naar Ysselsteyn in Nederlands Limburg. Daar rusten ze samen met de gesneuvelden van de tweede wereldoorlog.





