een huzaar trekt naar het front

Aanvankelijk vond hij het moeilijk het gevoel dat dit maar een oefening was van zich af te schudden. Het was allemaal in Boedapest begonnen. De twintigjarige Pal Kelemen herinnert zich hoe mensen hadden toegekeken toen hij zijn bagage in een taxi had geladen en hoe hij zich, gekleed in huzarenuniform met rode broek, blauwe tuniek en hoge leren laarzen, een weg had gebaand door de onafzienbare mensenmasse op het Oosterstation en met gebruik van zijn ellebogen in een trein was geklommen om daar op een staplaats in een gangpad te belanden. En hij herinnert zich hoe de vrouwen hadden gehuild : één van hen zou zijn gevallen als een onbekende haar niet had opgevangen.

Na de warme maar niet al te oncomfortabele treinreis had hij zich gemeld bij het huzarenregiment in Szeben. De man die hem ontvangen had, had Kelemen overigens geen blik waardig gekeurd maar had alleen gezegd waar hij heen moest. Daarna waren de routines elkaar blijven opvolgen : het in ontvangst nemen van de uitrusting, inclusief paard en zadel, uitbetaling van soldij. een lange uitleg van praktische zaken in een veel te warm lokaal. Daarna was het beeld echter gaan afwijken.

Eerst de nachtmars naar de plaats waar de trein wachtte. Daarna de langzame reis, waarop ze bij elk station onthaald werden door enthousiaste mensenmassa’s. Daarna het uitladende eerste mars. Nog geen werkelijke tekenen van oorlog, zoals kanongerommel; het zou nog steeds een oefening kunnen zijn.

Pas als de divisie Halicz bereikt, dat ze ten slotte kapot, de illusie dat dit weer een militaire oefening zou kunnen zijn. Onderweg zijn ze vluchtende boeren en Joden tegengekomen. In d stad heerst onrust en verwarring. De Russen zouden ergens in de buurt zijn. Kelemen noteert in zijn dagboek op dinsdag 25 augustus 1914.

We slapen in tenten. Om half twaalf ’s avonds : alarm. De Russen naderen de stad. Ik geloof dat iedereen een beetje bang is. Ik schiet mijn kleren aan en ren naar buiten om me aan te sluiten bij mijn peloton. Op de weg staan infanteristen opgesteld. Er rommelen kanonnen. Zo’n vijfhonderd meter verderop knetteren geweren. Automobielen stuiven langs over het midden van de grote weg. Het licht van hun carbidlampen stroomt in een lange rij over de weg van Stanislau naar Halicz.

Als de ochtend aanbreekt, stroomt de bevolking in lange rijen de stad uit. Op wagens, te voet, te paard. Alle mensen dragen met zich wat ze kunnen. En op elk gezicht zijn uitputting, stof, zweet en paniek, een vreselijke moedeloosheid, pijn en lijden te zien. Ik lig slapeloos langs de kant van de weg en sla dit infernale tafereel gade. Er zijn zelfs militaire wagens te zien die opgaan in de vluchtelingenstroom en op het veld zie je terugtrekkende soldaten, infanterie in een paniekerige vlucht, galopperende cavalerie. Niemand heeft zijn volledige uitrusting nog. De uitgeputte mensenmassa stroomt door het dal. Men vlucht terug naar Stanislau.

bron : Peter Englund, de schoonheid en het verdriet van de oorlog, Spectrum

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.