de raid van het 3e linieregiment

In zijn dagboek schrijft François Janssen, soldaat van het 23e linieregiment het volgende :

Dan kwam voor ons het ogenblik om verder met de noordersektor van Diksmuide kennis te maken. We trokken over Lampernisse in de richting van Kaaskerke, dadelijk naar de voorposten van de “Eeclusette”. Daar hadden we twee bruggenhoofden over de Ijzer met de P.S.1 en P.S. Ibis links en de P.S.2, P.S. 3 en P.S. 4 rechts. De P.S.1 begon vanaf onze bunker 16 bij de monding van de Dodengang doch om aan de oostoever van de Ijzer terwijl de P.S.4 liep tot aan de Duitse “tranchée 33” die verder rechts verbinding gaf met de Duitse “tranchée d’Andrinople”. Op de westoever van de Ijzer hadden we de “Poste de Secuurs” en de beker “la Casbah” waar de bombardementen het hevigste waren.

op 26 oktober 1917 werd de raid op de Duitse loopgraven “33” en “Andrinople” van uit de bruggenhoofden door de 5e compagnie van het 3e linieregiment aangevat. Een soldaat op 3 was voorzien van lichtkogels de anderen met een pistool, 6 granaten O.F., 2 granaten Mill’s en 1 dolkmes.

Onze artillerie en mitrailleurs van de 1e L.A. concentreerden een insluitingsbeschieting rond Diksmuide. De mortieren bestookten met gasbommen en Termith de Minoterie en aanpalende loopgraven. Ook de vlammenwerpers traden in actie. De Engelse brigade had in de dijk van de Ijzer op 100 meter ten noorden van het kanaal van Handzame cylinders geplaatst waarmee ze tijdens de aanval gas lanceerden.

Deze aanval kende het grootste succes : er werden 16 krijgsgevangenen van het 386e regiment meegebracht alsmede een mitrailleur en ander oorlogsbuit.

bron : François Janssen, Belevenissen aan het Ijzerfront

IMG_0222

 

Odon mag de 1e linie verlaten

Odon Van Pevenaege is samen met zijn wapenmakkers van de grenadiers betrokken bij de gevechten rond Steenstrate, na de eerste Duitse gasaanval nabij Ieper. Meer informatie over die gevechten waarbij Odon betrokken is, vind je terug op de pagina’s van 22-23 april en van 23-24 april.  op 24 april 1915 worden de grenadiers afgelost door het 3e linieregiment. Behalve het peloton van Odon want dat peloton vinden ze ’s avonds niet terug. Over zijn laatste dag in de eerste linie noteert Odon het volgende.

25 april 1915
De ochtend van zondag 25 april 1915 kwam er bevel van de majoor dat we mochten vertrekken. Op mijn horloge was het 7 uur. De adjudant zei dat we weg mochten, maar de plaats waar we zaten, was erg gevaarlijk. We zaten op amper 200 meter van de vijand. Velen zeiden :’Ik blijf zitten tot de avond valt.’. Het was gevaarlijk om weg te gaan en ik vond dat ook. Toch zag men er hier en daar een wegsluipen. Dat maakte op de anderen grote indruk. Een Antwerpenaar kwam bij mij en zei :’Zijt gij ook nog niet weg ?’. (…) We maakten ons klaar om te vertrekken. Er werd juist nog een zoeaaf getroffen door een kogel, vlak naast mij. Hij vroeg ons om hem naar een poste de secours te brengen. We zeiden dat hij maar met ons mee moest, we moesten er toch langs.

Odon_19150425Langzaam kropen we door de gracht. (…) Ik liep voorop en om het de vijand moeilijk te maken, liep ik zo hard ik kon. Toen ik zo’n 200 meter gelopen had, hoorde ik plots een schreeuw. Ik draaide me om en zag mijn makker Dens op de grond vallen. Ik liet de Fransman verder gaan naar de poste de secours, zo’n 220 meter verderop. De kreten van mijn vriend waren als een dolk in mijn hart. Ik ontdeed me van mijn ballast en kroop terug naar hem. Hij vroeg me meteen een dokter of een aalmoezenier te halen. Maar toen hij mij zag vertrekken, riep hij mij terug en zei :’Clairon, ge moogt mij niet verlaten !’. Het was wreed, maar ik kon die jongen op geen enkele manier helpen. Opeens begon hij te wenen en riep :’Clairon, ik ga sterven !’. Toen ik dat hoorde, kon ik mijn tranen niet meer bedwingen. (…) Intussen kroop er nog een karabinier tot bij ons. Ik vroeg hem om bij mijn kameraad te blijven zodat ik brancardiers kon gaan halen. Gebukt liep ik het veld oor. Toen ik aan het einde kwam, vond ik een peloton piotten van het 3e linieregiment. Ik vroeg drie mannen van goeie wil om met mij mee te gaan. Onmiddellijk kwamen ze mee en we droegen de gewonden in een zeil naar de poste de secours. (…) Mijn kameraad werd naast een dode gelegd, uit plaatsgebrek. Na hem te hebben aangemoedigd, zei ik de jongen vaarwel. Zijn laatste woorden waren :’Clairon, de complimenten aan al mijn makkers en tot weerziens in het andere leven.’. Een uur nadat ik weg was, blies hij in helse pijnen zijn laatste adem uit. (…)

Ik stapte verder naar Oostvleteren. De versterking van de Fransen was geweldig groot. Er waren zelfs Engelsen bij. Een Engelse officier liet me op een open auto zitten die naar Oostvleteren reed. Onderweg werd ik gefotografeerd. Het was rond de middag dat ik in deze gemeente aankwam. Ik was blij dat ik in mijn kantonnement eens goed kon uitrusten. Tegen de avond ging ik naar de kerk om God te bedanken.

bron :  Ivan Adriaenssens, Odon – oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat, Lannoo

Odon ziet de zoeaven sneuvelen

Odon van Pevenaege noteert het volgende in zijn dagboek over de gevechten bij Steenstrate.

23 april 1915
Stilaan begint het licht te worden. Het bombardement was wat verminderd. Maar rond 10 uur in de voormiddag begon het opnieuw, tot ’s avonds. Rond 14 uur kwam er versterking aan van de Fransen. Het waren zoeaven die in tirailleur recht op ons afkwamen.

Odon_19150424a

Toen ik dat merkte, had ik schrik in hun plaats. Ik wist dat zij door de mitrailleurs van de vijand zouden worden neergemaaid zodra ze over de heuvel kwamen. Wat ook snel geschiedde. Opeens begonnen de mitrailleurs te ratelen en ook de schrapnels waren ontelbaar. Niemand van ons durfde nog zijn hoofd op te heffen om te kijken. De balletjes vlogen in het rond als hagelstenen, maar de zoeaven, die net aan een straat kwamen, hadden zich zo veel mogelijk in de gracht verborgen. Zo gauw het schieten wat minderde, kwamen ze weer vooruit. Enkelen geraakten zelfs tot bij ons. Het was vreselijk om te zien met welke grote moed die jongens vooruitkwamen, ondanks de grote verliezen die ze leden.

Toen ze in onze loopgraaf waren, werd er opnieuw een order gegeven om verder te gaan. De officieren sprongen eerst uit de tranchee en werden gauw gevolgd door de mannen. Ze naderden tot op een vierhonderd meter van de vijand. Zodra die dat opmerkte, werd er opnieuw een hels vuur op hen geopend. Het was meelijwekkend te zien hoe de ongelukkigen neergemaaid werden. De ene na de andere stortte neer en toch liepen de overblijvenden tot aan de eerste linie. De plaats waar zij over gelopen hadden, was geheel bezaaid met lijken.  (…)

Odon_19150424b

Het bombardement ging even hard door. Onze artillerie liet zich goed horen en op sommige momenten namen onze kanonnen het ernstig op. Toen het donker werd, kwam er opnieuw versterking van de Fransen. Rond 22 uur werden we weer gas gewaar. Het was net als gisteren. Opeens zagen we de Fransen achteruit trekken. Ze zeiden dat ze door de vijand aan de kant van de gemeente Zuidschoote waren omsingeld. Onmiddellijk ontruimden we onze tranchee en legden ons in een gracht aan de kant van een straat. Onmiddellijk kregen we bevel van onze majoor Denys om de tranchee van de Fransen weer in te nemen.Toen die ons zagen terugkeren, kregen ze ook het bevel om mee te gaan. De zoeaven, die onze koelbloedigheid zagen, keerden allemaal samen met ons terug. (…)

24 april 1915
Toen het de dag erna licht werd, zagen we tot onze grote verwondering dat het front helemaal veranderd was. Bij de Fransen van de Belgische sector was er geen winst ondanks alle moeite. Het bombardement van onze artillerie stopte geen moment. De hele dag zagen we dat de Fransen een aanval voorbereidden. Ja, tegen de avond togen de zoeaven aan het werk en veroverden ze een groot deel van wat ze daags voordien hadden verloren. De volgende avond werden wij afgelost door het 3e linieregiment. Mijn peloton werd niet afgelost omdat men ons net gevonden had. Zo bleven we die nacht zitten.

bron : Ivan Adriaenssens, Odon – oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat, Lannoo

de Belgen zetten zich schrap bij Steenstraete

Op 22 april 1915 lanceren de Duitsers hun eerste gasaanval op het westelijk front (lees meer daarover op deze pagina). De gaswolk drijft naar de Franse loopgraven waar de eerste slachtoffers vallen en paniek uitbreekt. De Franse loopgraven sluiten naar het noorden toe op de Belgische loopgraven. Hier zit de 6e divisie onder generaal Armand De Ceuninck. De Belgen hebben zich ingegraven achter het kanaal naar Ieper. De grenadiers zitten het dichtst tegen de Fransen aan, tot op 200 meter ten noorden van het onooglijke gehucht Steenstraete.

Bataljonschef de Callataÿ is op 22 april 1915 met zijn troep van piket te Pypegaele, als hij rond vijf uur in de namiddag een dikke mist met appelgroene kleur ziet opdoemen. Hij neemt de telefoon om het voorval te melden en krijgt te horen dat de Fransen zich halsoverkop terugtrekken en Steenstraete aan de vijand laten. Dat betekent dat de Duitsers het kanaal zijn overgestoken.

De grenadiers, waar we Odon van Pevenaege terugvinden, zijn in repos in Oostvleteren. Ze horen schieten vanuit de richting Steenstraete en het duurt niet lang of het alarm wordt geblazen. De grenadiers vertrekken zonder eten mee te nemen, maar wel met een massa kogels. Er is een doorbraak, maar ze geven de moed niet op en trekken naar de Kemmelbeek. Daar komen ze een eerste maal in contact met het gifgas, maar het gas is al niet meer zo sterk zodat er geen paniek uitbreekt zoals in de Franse loopgraven. Odon zit bij de Lizernemolen in de tweede linie achter wat struikgewas. De grenadiers vormen nu front naar het zuiden, richting Steenstraete en Lizerne, terwijl hun linkerflank aan het kanaal en de Ieperlee stand moet houden.

Steenstraete_april1915Generaal De Ceuninck laat zijn kanonnen vuren, zowel op het voorland van de eigen troepen als dat van de Franse buren. Dat heftige schieten gaat de hele nacht door en draagt er flink toe bij om het Duitse offensief te smoren. De artilleriebarrages geven de eigen infanteristen moed om vol te houden. Ze klampen zich vast aan een verbindingsloopgraaf die de dijk van het kanaal verbindt met de Lizernemolen. Die molen vormt een belangrijk steunpunt in de 2e Belgische defensielijn.

Vanaf dan wordt dag en nacht gevochten. In alle vroegte van 23 april vallen de Belgen het groepje huizen van Steenstraete aan. Ondanks het Duitse artillerievuur raken ze behoorlijk ver. Ze blijven pas steken in een loopgraaf op korte afstand van enkele gebouwen. Daar graven de grenadiers zich een loopgraaf. Daar zien ze in de avondschemering een aanval van Franse zouaven doodlopen. In de loop van de nacht van 23 op 24 april krijgen ze een gaswalm over zich heen maar ze houden stand.

Op 23 april 1915 beschiet de Duitse artillerie de hele Belgische frontlijn tot bij Nieuwpoort. Vooral voorposten en de eerste loopgraaf worden geviseerd. Dit gebeurt om de Belgen te beletten versterkingen naar het zuiden te sturen. In de nacht van 22 op 23 april is er trouwens al een infanterieaanval geweest op voorposten tussen Stuivekenskerke en Oud-Stuivekenskerke.

Toch worden er Belgische versterkingen naar het zuiden gestuurd. Het 4e linie krijgt op 23 april om half twaalf ’s avonds het bevel zich klaar te maken voor vertrek. De volgende ochtend (24 april) staan tramwagons klaar om het regiment via Oostvleteren naar het front te brengen. Het 4e linieregiment wordt echter door een Duitse piloot opgemerkt en de soldaten krijgen een urenlange artilleriebeschieting over zich heen. In de nacht van 24 op 25 april komt er weer een gifgasaanval bij. Het 3e linie wordt aangevallen in dezelfde nacht om 23 uur. In de nacht van 25 op 26 april worden de Belgen zwaar beschoten door de Duitse artillerie. Daarna valt de Duitse infanterie aan maar de Belgen houden stand. Tegen 1 uur is het ergste achter de rug.

Ondertussen zijn de Fransen ook begonnen aan tegenaanval. Op 25 april veroveren ze Lizerne. Ook de Canadezen dragen zeker hun steentje daartoe bij, ondanks het feit dat ook zij zware verliezen hebben geleden tijdens de gifgasaanval.

bronnen

Luc Vandeweyer, Koning Albert en zijn soldaten, Manteau

Ivan Adriaenssens, Odon oorlogsdagboek van een Ijzerfrontsoldaat, Lannoo

Odon_p92

Raoul Snoeck wacht vergeefs op versterking

Op 16 oktober 1914 noteert Raoul Snoeck in zijn dagboek dat hij de Schoorbakkebrug bewaakt. Lees meer op deze pagina. Hieronder noteren we enkele treffende fragmenten uit Raoul Snoeck, In de modderbrij van de Ijzervallei.De tekening die tevens tekst uit dit dagboek vermeldt, komt uit de graphic novel “Afspraak in Nieuwpoort” van Ivan Petrus Adriaenssens.

19 oktober 1914
De hele dag worden we hevig gebombardeerd. Hetzelfde gebeurt aan de kant van Nieuwpoort en Diksmuide. Er wordt geschoten zonder ophouden. De onverschrokkenheid van de Belgen moet niet onderdoen voor de koppigheid van de vijand. Het begint hardnekkig en doordringend te regenen, kleren en bodem raken doorweekt. (…)

20 oktober 1914
Nog een dag en een nacht gaan voorbij, de regen houdt maar niet op. Alleen het kanonvuur vermindert, een korte verpozing. ’s Morgens om acht uur herneemt het gedonder van de artillerie.Obussen van groot kaliber komen in grote hoeveelheden aansuize, keren de loopgraven ondersteboven en slaan enorme kraters. (…) Aangezien de veldkeuken onder vijandelijk vuur ligt, worden we niet meer regelmatig bevoorraad. Dan maar zonder voedsel. We zijn al verschillende dagen in het gevecht verwikkeld  en niemand komt ons aflossen, het is beangstigend. (…)

21 oktober 1914
(…) De Duitsers vallen aan met verse troepen : honderdzestigduizend man ondersteund door tenminste vijfhonderd kanonnen. Wij daarentegen zijn niet eens met vijftigduizend, slecht uitgerust en maar gesteund door driehonderdvijftig kanonnen van 75 en twee houwitsers van 149. De vierduizend soldaten die de lijn Nieuwpoort-Pervijze verdedigen, behoren tot de 1e, 2e en 22e linieregimenten. De anderen zijn richting Diksmuide vertrokken en worden gesteund door zesduizend Franse marinefusiliers.We zijn geveld en dood van honger. (…) De toestand is kritiek, het Belgisch leger wordt steeds kleiner en is aan zichzelf overgeleverd. We zijn hopeloos ontredderd en hebben drie dagen niets meer gegeten of gedronken.

Afspraak in Nieuwpoort

Afspraak in Nieuwpoort

23 oktober 1914
(…)Een hele lijn soldaten rukt op. Met een groot aantal makkers voeg ik me bij hen. Op hun beurt schallen de vijandelijke klaroenen en een groep Duitsers rukt op van Schore naar de Ijzer. We nemen de vijandelijke kolonne onder vuur, maar de gesneuvelden worden onmiddellijk vervangen. De vijand wordt tweemaal in de flank aangevallen tussen Schoorbakke en Stuivekenskerke. Zonder succes. De Duitsers blijven de Ijzer in hun greep houden.
(…) Eindelijk worden we afgelost door het 4e linie. We hoeven ons allen terug te trekken. Dat doen we onder artilleriebuien. In aanvulling op het moordende kanonvuur dunt levendig geweervuur links en rechts de rangen uit. Di cht bij de Beverdijk lopen we de weg op naar Pervijze en wat verder volgen we de spoorlijn Nieuwpoort-Pervijze. Wat een verschrikkelijke aftocht.

24 oktober 1914
Gezien onze grote verliezen werkt men aan een hergroepering van de eenheden. Ons bataljon wordt in tweeën verdeeld : het 1e bataljon van het 3e linie en het 4e van het 3e linie smelten samen met het 1e bataljon van het 2e linie onder het bevel van Reding. Het 2e en 3e betaljon van het 3e linie vormen samen met de resten van het 4e en het 2e linie de groep Ruquoy. Onze compagnie bezet het bruggenhoofd Schoorbakke. De hele dag wordt er gevochten.

bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, vertaald uit het Frans door André Gysel, Snoeck-Ducaju