EInd oktober 1914 waren ze nog allebei verwikkeld in hevige gevechten. Maar sinds de onderwaterzetting zijn de gevechten geluwd. Odon Van Pevenaege noteert het volgende in zijn dagboek :
2 tot 15 november 1914 – Pas na lange tijd gingen we naar Lampernisse en vervolgens naar Fortem. Om 2 uur ’s ochtends kwamen we eindelijk in Wulveringem aan. Ons bataljon moest in Het Zwaantje kantonneren (gehucht van Wulveringem) . Onze compagnie werd gelegerd op de hoeve van de burgemeester. Wij verbleven hier een veertiental dagen. In die periode ging de compagnie enkele dagen werken in Oeren en in Fortem aan het kanaal. Daar ging ik met de andere clairons naar de dagelijkse repetitie in een hoeve, vlakbij het dorpsplein.
In het dagboek van Raoul Snoeck staat het volgende te lezen :
28 oktober 1914. Om vier uur ’s morgens mogen we ons uit de gevechtszone terugtrekken. De Fransen zijn er ! Het werd tijd. We zijn op, halfdood van vermoeidheid, kou en ontbering. Enkel 65 van de 215 man in mijn compagnie hebben het overleefd. We blijven slechts overeind door loutere vastberadenheid. Het 2e linie verzamelt in een weide van Booitshoeke (langs de weg Pervijze – Veurne). Met wat rest van ons regiment trekken we ’s nachts naar de Panne. (…)
1 november 1914 Al drie dagen ben ik in De Panne, met drie weken verschrikkelijke strijd achter de rug. Hier is het betrekkelijk rustig, uitgezonderd op patrouille, waar men ons zoals het hoort op geweerschoten onthaalt. (…)
2 november 1914 We leggen loopgraven aan in Wulpen, waarin we ook verblijven.
7 november 1914 We vertrekken om de loopgraven in Ramskapelle te bezetten, waar we een dag van piket zijn. Daarna volgt een dag wacht en vervolgens een dag rust in Wulpen. De kou is geweken, nu volgt een vieze modderdooi. De loopgraven zijn herschapen in riolen.
bronnen :
Ivan Petrus Adriaenssens, Odon, Lannoo
Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, vertaald uit het Frans door André Gysel, Snoeck-Ducaju