Als de Duitsers de slag om Verdun beginnen in februari 1916, hebben ze 14 spoorlijnen waarmee ze troepen en materieel naar het front kunnen aanvoeren. De Fransen staan er veel slechter voor : ze hebben maar twee spoorlijnen, waarvan er één geregeld onder Duits artillerievuur ligt en de andere spoorlijn voert regelrecht naar de vijandelijke linies.
Gelukkig is er nog een kleinere spoorlijn, “le Petit Meusien“, net genoeg om een klein garnizoen in vredestijd te bevoorraden. Daarnaast is er nog een weg van 65 kilometer die gaat van het station van Baudonvilliers tot aan de Moulin-Brûlé, op 8 kilometer van Verdun. Gedurende vier maanden zal deze weg bijna volledig het transport verzekeren van de troepen, munitie en materieel. De Petit Meusien wordt ingeschakeld voor het vervoer van levensmiddelen en de evacuatie van gewonden.
Het is kapitein Joseph Doumenc die op 19 februari, 2 dagen voor de Duitse aanval, de weg volledig vrij maakt voor militair vervoer. Op dat moment beschikt men slechts over 700 voertuigen. Op 27 februari heeft men dat aantal laten stijgen tot 3500 vrachtwagens, 2000 personenwagens, 800 ambulances en 200 bussen. Het vervoer zal men organiseren zoals een reuzenscheprad. Net zoals dit rad bestaande uit verschillende emmers met iedere emmer vers water aanbrengt, zal ieder voertuig materieel en soldaten naar het front brengen.
Op de voie sacrée rijden er voortdurend 8.000 voertuigen. Om de veertien seconden passert er een nieuw voertuig, 7 dagen op 7 en 24 uur per dag. Er is ook per type een maximumsnelheid voorzien : 4 km/u voor de artillerievoertuigen, 15 km/u voor de vrachtwagens en 25 km/U voor de bestelwagens. Enkel ambulances en stafwagens hebben de toelating voorbij te steken. De soldaten van de genie onderhouden onophoudelijk de weg, herstellen gaten en zorgen er ook voor dat wagens in panne ogenblikkelijk van de weg afgeduwd worden.

la voie sacrée van Georges Scott
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...