Gaston Le Roy maakt het begin van het bevrijdingsoffensief mee. Hij noteert het volgende in zijn dagboek :
28 september 1918 : Het Duitse geschut reageerde weinig, onze kanonnen vuurden om het hardst en verlengden hun schietbanen. Ze joegen de Duitsers in onze armen. Het waren triestige momenten voor hen. Mannen, mensen zoals wijzelf, kwamen met de handen in de lucht en bange gezichten aangelopen. Het leek wel opgejaagd wild bij klopjacht.
Het begon te regenen. Het water viel met bakken uit de hemel. Weldra sijpelde het door de kleren in de broek en mijn gewonde voet baadde in een te grote schoen. We trokken steeds vooruit, ondervonden weinig weerstand en namen honderden krijgsgevangenen. We geraakten tot voorbij Zonnebeke en Broodseinde en op de hoogte gingen we postvatten. Het was nog maar middag. Ik ben doodop. Mijn adem is afgesnoerd door het spannen van de knapzakken vol patronen. De pijn aan mijn voet wordt een foltering.
29 september 1918 : Daar ik niet meer kan stappen, word ik met een briefje “mank” achteruit gestuurd. Met kleine pasjes op een dikke stok en met veel geluk wat te kunnen rusten, eerst op een kar, dan in een auto en een tijdje op een munitiewagen kom ik, na om 6u ’s morgens te zijn vertrokken, ’s avonds om 6 uur in Zuidhuis aan.
Bij de verpleging schrik ik ervan mijn eigen voet te zien, ik kon me niet voorstellen dat hij zo gezwollen was. De dokter geeft er een snee in, reinigt de wonde en overhandigt me een briefje HEA (Hôpital d’Evacuation de l’Armée). Ik moet dus naar Frankrijk. Ondertussen brengen auto’s honderden gewonden aan.
30 september 1918 : Drinken en nog drinken. Sinds twee dagen heb ik niets gegeten en toch heb ik geen trek. Ze brengen me naar Waaienburg, want nu kan ik geen poot meer verzetten. Daar lig ik op een berrie tot een Rode Kruistrein me met honderden grotere sukkelaars meeneemt. Om 1 uur ’s nachts stopt de lijdenstrein. De meeste gewonden konden stappen, uitgenomen een metgezel en ik. Het duurt lang voor ze ons komen halen. Ze dragen me naast het station in een lokaal waar al veel volk is.
bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo
Pingback: weerzien nabij moeder Lambik – Martinus Evers