Gaston Le Roy weer in de frontlijn

Gaston Le Roy noteert het volgende in zijn dagboek :

16 februari 1918 : Ramskapelle. Het is alweer een tijd geleden dat we nog in de eerste lijn waren. Gedreven door nieuwsgierigheid en uit op nieuwe sensaties trek ik er met blij gemoed heen. Van Booitshoeke tot aan de voorpost lopen we op vlonders, het is om duizelig te worden.

Ramskapelle is één ruïne. Van aan het onherkenbare station strekt zich zover het oog reikt het water uit. Alleen een loopbruggetje leidt over dit kunstmatige meer naar de voorposten. Het vriest stevig en de nacht is helder verlicht door een kwartmaan. We brengen de nacht door rond een houtvuur, steeds stampvoetend, soms bradend vooraan en bevriezend achteraan.

18 februari 1918 : Een lachend zonnetje vrolijkt ons gemoed op. Aan de toegang tot de schuilplaats is het lekker goed. Prachtige lijn, sterk verdedigd en gerieflijke schuilplaatsen.
In de verte vertoont Nieuwpoort een indrukwekkend zicht van verwoestingen. De overeind gebleven muren zijn als kantwerk zo eigenaardig afgebrokkeld. Ik breng de nacht door op de voorpost en heb onbeschrijflijke ijskoude voeten.

bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger , Lannoo

Het schilderij hieronder is van André Lynen, kunstschilder en oorlogsvrijwilliger.

AndréLynen_Ramscappelle

net op tijd uit de abri

Uit het dagboek van Gaston Le Roy 

10 november 1917 : Het blijft regenen. We vertrekken naar de loopgraven langs vuil bemodderde wegen. De paden en de loopgraven vertonen diepe inslagen en getuigen van intense beschietingen. We pletsen door de modderpap. Er zijn geen schuilplaatsen meer. Toch vinden we nog een oud verlaten hok. 

 11 november 1917 : Het water druppelt me op de voeten, wat niet belet dat ik van tijd tot tijd inslaap. Het regent fel en de kanonnen donderen nog feller. Granaten van alle slag exploderen. Alles trilt, wij ook, niet enkel van schrik, maar nog meer van ijskoude voeten. Onze kanonnen bestoken het kasteel, terwijl de Duitsers onze eerste lijn willen vernietigen. 
Niettegenstaande projectielen in de borstwering terechtkomen, blijven we in de schuilplaats : we weten niet zo best wat te doen. Ikzelf blijf liever hier, maar op aandringen van mijn makkers en omdat er nog een granaat in de borstwering ontploft, verlaten wij onze zogenaamde bunker. We zijn net tijdig buiten om dat hok in de lucht te zien vliegen.
Als de beschieting wat luwt, bezoeken we onze schuilplaats of liever het puin ervan. Ik vind mijn bezittingen stukgeslagen, mijn geweer, kapotjas, drinkfles, broodzak… alles is vernietigd. Ik raap op wat me nog van dienst kan zijn. Ik ben niet de enige die alles kwijt is. Gelukkig leven we nog. Hadden mijn makkers naar mij geluisterd, dan waren we van de aardbodem weggeveegd. Een dag vol nijpende emoties. 

bron : André Gysel, Gaston le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

Loopgraaf_Abri

doodsangst voor Gaston Le Roy

Gaston Le Roy noteert het volgende in zijn dagboek op 11 september 1917.

Beschieting. Nooit zag ik de dood zo nabij als vandaag. Ik hield de wacht op een drie meter hoog heuveltje. Het was mooi weer en ik genoot van een schoon vergezicht op onze stellingen en op de Duitse. Tevreden omdat het moorden zo veraf leek, rookte ik dromerig een sigaretje, tot ik tot de werkelijkheid werd teruggeroepen door een dubbele ontploffing in de Duitse lijnen.

benieuwd keek ik naar de stofwolk die uit de grond opsteeg. De Duitsers schieten in hun eigen lijnen, dacht ik. Helaas, daar ontplofte er al één bij mijn heuveltje en één achter de wachtpost. Twee aan twee volgden de granaten rond mijn stelling, hoe langer hoe sneller, de wachtpost was het mikpunt. Mijn toestand werd hachelijk. Ik wou voor de dood mijn post niet verlaten en trachtte me moedig te houden, hoe bang ik ook was. (…) Voor, achter, links en rechts regende het granaten. (…)

Een makker die onder dit satanisch geweld de schuilplaats onder de heuvel had verlaten (een dwaasheid) en bij mij was gekropen, kon niet meer terug en deelde een tijd mijn doodsangst. (…) Zo wachtten we twee eeuwigdurende uren op de dood, die gelukkig niet kwam. We zaten van kop tot teen onder stof en modder.

bron : André Gysel, Gaston le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

de tekening is van Jacques Tardi.

Tardi_01.jpg

Rouw in de compagnie

Gaston Le Roy noteert op 28 mei 1917 het volgende in zijn dagboek.

Rouw in de compagnie. Wij verliezen de heer Delannoy, onze geliefde kapitein, geliefd om zijn rechtvaardigheid.

Piloten die bij dit prachtige weer de streek overvlogen, gooiden enkele bommen, waarvan er één onze kapitein en onze chef-kok doodde. Nog anderen kwamen om het leven of raakten gewond (Fortem). Dit is het onbegrijpelijke van het noodlot : je hebt al zoveel beschietingen doorstaan in de eerste lijn en dan word je dodelijk getroffen tijdens de rustperiode, waarin je had gehoopt prettige dingen te beleven.

Ik sloop achterin binnen in het hospitaal en zag de gesneuvelde kapitein op een brancard liggen. In het kantonnement wordt over niks anders gesproken. De chef-kok ging zelden van zijn soepketel weg en zijn vriend, bij wie hij op bezoek was, is eveneens dood. John, de hond van de kapitein, loopt te treuren en is links en rechts op zoek naar zijn verloren meester.

Bron : André Gysel, Gaston le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

De tekening hieronder is “tombes de camarades” van Jean Lefort.

JeanLefort_TombesdeCamarades.png

Gaston Le Roy leert golven

Gaston Le Roy is in Bray-Dunes (Frankrijk) en noteert op 10 februari 1917 het volgende in zijn dagboek.

Legermysteries. Vandaag dacht ik te kunnen profiteren van mijn verzwakte ogen om vrij te zijn, maar zonder succes. Waarom men bij sommige gelegenheden in het leger niet ziek mag zijn, dat vertelde me de legerarts :”Hoe graag ik je naar de oogarts wil doorsturen, vandaag kan dat helaas niet, daar ik niemand van oefeningen mag vrijstellen. Kom morgen terug.

Niemand was vrij. De reden heel het regiment voert aanvalsoefeningen in golven uit voor de grote heren. We golfden de duinen op en af tot rond 1 uur. De rollende keuken kwam ditmaal zelf tot bij ons en niet wij bij haar zoals gewoonlijk en rond 16 uur waren we terug.

Hoe ongaarne ik ook oefeningen doe, ik moet toegeven dat ik er vandaag deugd aan heb beleefd. De vermoeienissen hebben mijn moraal opgemonterd en de zwarte gedachtewolken zijn weggedreven.

Ook Jeroom Leuridan, in het 23e linieregiment net zoals Martinus Evers, heeft leren golven maar dan in december 1916 in het kamp van Mailly. Hij noteert op 23 december 1916.

Vanmorgen om vijf uur waren we in de weer en om zeven uur reeds in het gelid om vagen te gaan doen (vagen komt van het Franse vagues – golven). op het onmetelijke oefenplein. Een Frans bataljon dat de nieuwe techniek demonstreerde, maakte wel indruk. Het was prachtig ! In de diepte wriemelden de blauwe uniformen die de aanval voorbereidden. De lange lijnen van de “vages d’assaut” (aanvalsgolven) bewogen voorwaarts, slangachtig en ’t was een daverend geweld van loze houwitsers en granaten en patronen.

bronnen
André Gysel, Gaston le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo
Daniël Vanacker, België in de grote oorlog, Roularta

LerenVagen_1917.jpg

 

Training in Fécamp

Gaston Le Roy brengt de eerste weken van 1917 in Fécamp, Frankrijk door om training te krijgen.

1 januari 1917 : Het lijkt wel of onze sneltrein alle herbergen aandoet. In Abbeville staan we drie uur stil. In Eu ook, maar nu worden we verwittigd en we stappen in EU eens uit om de benen te strekken. Daarna stoomt de trein wat sneller, we vliegen Dieppe voorbij en rond middernacht komen we in Fécamp aan.

3 januari 1917 : We verblijven in een oud oefenkamp maar de keuken is uitstekend. We logeren in een oude maalderij. De tucht staat ons toe uit te gaan tussen 18 en 21 uur. Tot 17 uur zijn de koffiehuizen voor ons gesloten. De dienst : opstaan om 6u30, om 8u in het gelid. In de voormiddag oefeningen op het kleine plein en in de namiddag op de grote heuvel. Voor mij is dat een berg.

4 januari 1917 : Ze leren ons handgranaten werpen. Dit tijdverdrijf ligt me niet nauw aan het hart. Ik probeer er zo weinig mogelijk van te bakken om ervan af te geraken.

8 januari 1917 : De hellingen op de polygoon liggen er glad bij na de regen. Er staat een stevige wind en het is er koud. De oefeningen worden afgelast en ik blijf op mijn zoldersalon.

11 januari 1917 : De tijd vliegt. Naar de polygoon, naar de stad. Eten, drinken en uitgaan. De picons smaken heerlijk, maar onze portemonnee raakt leeg.
Op straat moeten alle lichten worden gedoofd. Er is een zeppelin in aantocht. Een half uur later heerst volledige duisternis. Iedereen keert snel huiswaarts, ook wij blijven binnen. Maar er gebeurt niets.

13 januari 1917 : Met vreugde en een massa luizen verlaat ik Fécamp. Rond 4 uur stappen we de trein op. De wagons zijn smal en klein. We hebben weinig plaats met acht man in een coupé. Toch kan ik wat slapen. Het sneeuwt de hele nacht.

16 januari 1917 : De 13e begon de terugreis. Een dag en twee nachten deed de trein erover om Calais te bereiken. Een trage en vermoeiende toch. De levensmiddelen voor de voorziene veertien uur zijn al lang op. Dan krijgen we elk vier beschuiten, aardappelen en een fles heldere koffie.

bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

Handgranaten01.jpg

geen rustige Allerheiligen aan de Ijzer

Gaston Le Roy noteert op 1 november 1916 in zijn dagboek :

Bij terugkeer van de keuken naar de eerste lijn merkten we enkele explosies op langs de kant van de vijfde divisie. De beschieting schoof op naar onze schuilplaats aan F.A.. Niet enkel granaten maar ook vleugelbommen ontploften donderend op de grond. Ons geschut wachtte niet om de granaatwerpers wat terug te gooien.
Toen we de eerste lijn naderden, verergerde het nog. Met moeite kreeg de adjudant de mannen vooruit. Met enkele makkers bleef ik ook enige tijd vanaf de tweede lijn het spel gadeslaan. De zon dook onder, het werd nacht en nog steeds is het een razend sissen van weg- en aanvliegende moordtuigen. Een rood streepje van de brandende wiek maakte de bommen zichtbaar in de lucht. Angstige wachtten we het einde af, meer dan eens dacht ik dat mijn laatste ogenblik gekomen was, maar het ging voorbij. Ik geloof zelfs dat er bij ons geen enkel slachtoffer viel.

Nu is het weer rustig. Er klinkt zelfs geen geweerschot. Wie hier vannacht zou aankomen, zou nooit kunnen vermoeden dat op deze plek enkele uren geleden zoveel mensen in doodsangst verkeerden. Er wordt gelachen en geschertst.

bron : André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo

BelgischeArtillerie02.jpg

Taalstrijd achter de linies

Gaston Le Roy noteert in zijn dagboek op 3 oktober 1916 :

opinionwallonneWegens een pas verschenen Waal strijdblad, L’Opinion Wallonne, hadden we hier een felle woordenwisseling. Het leek op een herberg waarin twee partijen vlak voor de verkiezingen een meeting hielden. Mijn vriend, de sergeant, een Walensympathisant, eindigde met de veelbetekenende woorden :”We hebben jullie altijd onder de duim gehouden en willen strijden voor het behoud van die onderdrukking.”. Zulke discussies zijn uiterst goed voor onze Vlaamse jongens. Hun ogen gaan open. De zitting wordt besloten met een Vlaamse Leeuw. Van beide kanten zijn we tevreden met onze openbaringen. Naar de loopgraven. Met een van bloed doortrokken kous en schoen kom ik er aan. Arme Voet !

bron : André Gysel, Gaston le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger tijdens WO 1, Lannoo

De Vlaamsche Stem aan het front

Gaston Le Roy schrijft in zijn dagboek op 18 januari 1916 het volgende :

In De Vlaamsche Stem lees ik verheugend nieuws. Op nieuwjaarsavond hebben de Duitse bezetters de vervlaamsing van de Gentse universiteit aangeboden. Groot verheugend nieuws. Bedroevend toch dat onze regering ons dit niet schonk als nieuwjaarsgift.

De Vlaamsche Stem was een dagblad dat in Nederland werd uitgegeven. Door de oorlog zijn heel wat Belgische burgers naar Nederland uitgeweken en daar zitten ook Vlaamsgezinden tussen. Op 1 februari 1915 verschijnt het eerste nummer van De Vlaamsche Stem.

Hoofdredakteur Deswarte staat sterk afwijzend tegenover elke samenwerking met de Duitse bezetter. Als het nieuws doorkomt dat de Duitsers te Oostende en te Brugge het bevel gegeven hadden alle Franse opschriften te verwijderen, wordt dit door het blad ten zeerste betreurd: de Duitsers bewijzen Vlaanderen een slechte dienst door als bevorderaars van de Vlaamse zaak op te treden want dit zal na de oorlog door de fransgezinden uitgespeeld worden in hun strijd tegen het Vlaams (9 mei 1915). Maar in de redactie zitten ook mensen die de samenwerking met de Duitsers voor de Vlaamse zaak wel genegen zijn. Door de aanwezigheid van deze zogenaamde activisten dient Deswarte zijn ontslag in op 17 augustus 1915. De eis tot zelfbestuur en de kritiek op de Belgische regering klinken steeds heftiger zodat het blad aan het front verboden wordt. De Vlaamsche Stem verdwijnt in februari 1916 wegens geldgebrek

bronnen
André Gysel, Gaston Le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo
http://www.dbnl.org/tekst/elia002vijf01_01/elia002vijf01_01_0008.php
http://users.telenet.be/frankie.schram/tijd/feit/tekst/19/1/5/1915.02.01.html

DeVlaamscheStem

 

 

koude dagen voor Gaston Le Roy

Gaston Le Roy heeft het vooral over de koude tijdens de laatste novemberdagen.

17 november 1915
Bij onze kepie krijgen we een kaki geverfde helm, voorzien van een leeuwenkop, net als op het wasstijfselmerk Amidon Remy. Wat hebben we lol… we zien eruit als politiemannen met die metalen pot op ons hoofd.

21 november 1915
Met de helm op verlaten we het luizennest om tweemaal zes dagen piket te doen. We genieten veel bijval, iedereen vindt ons leuk met ons nieuwe hoofddeksel.

22 november 1915
Halfzes… opstaan ! Na de koffie gaan we werken. Het is bitter koud, de weiden rondom de houten barak zijn berijmd. Het grootste deel van mijn vrije tijd breng ik bij M. van mijn gemeente door, bij een gloeiend kacheltje. Het doet zo’n deugd warm te hebben dat ik het ding wel zou kunnen omhelzen…

28 november 1915
Eerste sneeuw. Vannacht vriest het zo hard, dat het onmogelijk is te slapen. Ik rol mijn voeten in een doek en leg er stro, een deken en mijn kapotjas op maar het blijven ijsklompen. Met enkelen staan we op en trachten de voeten te verwarmen met rond te lopen. Wat zijn we blij als de ochtend aanbreekt en we warme koffie kunnen drinken.

bron : André Gysel, Gaston Le Roy dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger , Lannoo

IjzerfrontSneeuw