Uit het dagboek van Gaston Le Roy
10 november 1917 : Het blijft regenen. We vertrekken naar de loopgraven langs vuil bemodderde wegen. De paden en de loopgraven vertonen diepe inslagen en getuigen van intense beschietingen. We pletsen door de modderpap. Er zijn geen schuilplaatsen meer. Toch vinden we nog een oud verlaten hok.
11 november 1917 : Het water druppelt me op de voeten, wat niet belet dat ik van tijd tot tijd inslaap. Het regent fel en de kanonnen donderen nog feller. Granaten van alle slag exploderen. Alles trilt, wij ook, niet enkel van schrik, maar nog meer van ijskoude voeten. Onze kanonnen bestoken het kasteel, terwijl de Duitsers onze eerste lijn willen vernietigen.
Niettegenstaande projectielen in de borstwering terechtkomen, blijven we in de schuilplaats : we weten niet zo best wat te doen. Ikzelf blijf liever hier, maar op aandringen van mijn makkers en omdat er nog een granaat in de borstwering ontploft, verlaten wij onze zogenaamde bunker. We zijn net tijdig buiten om dat hok in de lucht te zien vliegen.
Als de beschieting wat luwt, bezoeken we onze schuilplaats of liever het puin ervan. Ik vind mijn bezittingen stukgeslagen, mijn geweer, kapotjas, drinkfles, broodzak… alles is vernietigd. Ik raap op wat me nog van dienst kan zijn. Ik ben niet de enige die alles kwijt is. Gelukkig leven we nog. Hadden mijn makkers naar mij geluisterd, dan waren we van de aardbodem weggeveegd. Een dag vol nijpende emoties.
bron : André Gysel, Gaston le Roy – dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger, Lannoo