Gaston Le Roy heeft het vooral over de koude tijdens de laatste novemberdagen.
17 november 1915
Bij onze kepie krijgen we een kaki geverfde helm, voorzien van een leeuwenkop, net als op het wasstijfselmerk Amidon Remy. Wat hebben we lol… we zien eruit als politiemannen met die metalen pot op ons hoofd.
21 november 1915
Met de helm op verlaten we het luizennest om tweemaal zes dagen piket te doen. We genieten veel bijval, iedereen vindt ons leuk met ons nieuwe hoofddeksel.
22 november 1915
Halfzes… opstaan ! Na de koffie gaan we werken. Het is bitter koud, de weiden rondom de houten barak zijn berijmd. Het grootste deel van mijn vrije tijd breng ik bij M. van mijn gemeente door, bij een gloeiend kacheltje. Het doet zo’n deugd warm te hebben dat ik het ding wel zou kunnen omhelzen…
28 november 1915
Eerste sneeuw. Vannacht vriest het zo hard, dat het onmogelijk is te slapen. Ik rol mijn voeten in een doek en leg er stro, een deken en mijn kapotjas op maar het blijven ijsklompen. Met enkelen staan we op en trachten de voeten te verwarmen met rond te lopen. Wat zijn we blij als de ochtend aanbreekt en we warme koffie kunnen drinken.
bron : André Gysel, Gaston Le Roy dagboek van een Vlaamse oorlogsvrijwilliger , Lannoo