Generaal Ruquoy verspreidt eind februari 1917 een uitvoerige nota over de brievencensuur en geeft opdracht deze tekst elke maand drie keer voor te lezen. Vooreerst is het streng verboden in een brief enige militaire inlichting te vermelden. Bovendien geeft de generaal bevel alle brieven tegen te houden “témoignant un mauvais esprit ou écrites en termes ambigus”. Het versturen van foto’s zonder visum van het GQG (Grand Quartier Général) mag niet. Het is verbonden te corresponderen met onbekenden uit neutrale landen en de militairen moeten elk aanbod van oorlogsmeters uit die landen wantrouwen.
Omdat sommige soldaten proberen de censuur te omzeilen door niet langer gebruik te maken van de gratis militaire post maar hun brieven gefrankeerd met de burgerpost te versturen, herinnert het GQG er medio april 1917 nog eens aan dat dit verboden is.
In de praktijk dreigen er ook straffen voor de auteurs van brieven die getuigen van een slechte geest. Een soldaat (24e linie) die verklaarde dat hij er genoeg van heeft, krijgt een week cachot. Twee artilleristen krijgen dezelfde straf voor de slechte geest in hun brieven. Een ander slachtoffer is onderluitenant Jozef Rombouts. In de loop van april 1917 onderschept de Sûreté Militaire twee van zijn brieven. Uit de eerste leren ze dat hij een clandestiene vergadering van flaminganten heeft bijgewoond. Verder onderzoek brengt aan het licht dat hij één van de belangrijkste leiders van die beweging moet zijn. Met de tweede brief heeft Rombouts een artikel aan Vrij België gestuurd, waarin hij pleit voor de splitsing van het leger in Vlaamse en Waalse regimenten. De zaak wordt gerapporteerd. Leden van de Sûreté Militaire doen een huiszoeking in zijn kamer maar vinden niets. Het is vermoedelijk geen toeval dat Rombouts op 24 april 1917 benoemd wordt tot vertaler op het hoofdkwartier van zijn divisie.
bron : Daniel Vanacker, De Frontbeweging – Vlaamse strijd aan de Ijzer, De Klaproos

Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...