De Italianen zijn bij het uitbreken van de oorlog hun Triple Alliantie-verdrag met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, dat stamde uit 1872, niet nagekomen. Premier Antonio Salandra vreest dat zijn voormalige bondgenoten Italië zullen aanvallen en gaat daarom op zoek naar nieuwe partners. Het overleg met de geallieerden levert op 26 april 1915 het geheime verdrag van Londen op. De Italianen hebben hard onderhandeld, ze willen als beloning grote territoriale concessies verwerven. En die komen er ook : Italië zal na de oorlog Trentino, Zuid-Tirol, Istrië, Gorizia en een aantal kleine eilandjes verwerven. Dalmatië, Fiume en Albanië, die ook op het Italiaanse verlanglijstje staan evenals een aantal koloniale gebieden in Afrika en Azië, worden ervan afgevoerd, en dit tot frustratie van de Italiaanse nationalisten die zich bedrogen voelen. Wel wordt er neteen een lening van 50 miljoen Engelse ponden verstrekt, dit helpt om de pijn wat te verlichten. Op 23 mei 1915 verklaart Italië de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije (en niet aan Duitsland). Het grote probleem van deze toezeggingen door de Engelsen en Fransen, blijkt pas na de oorlog : een aantal van de toegezegde territoria valt dan niet meer onder het Oostenrijks gezag, maar onder dat van de nieuw gevormde Balkanstaten. Zo komt Italië er uiteindelijke slechter vanaf dan gedacht, en dit wordt uitgebuit door fascistische oproerkraaiers. Begin 1915 bezit de Italiaanse generaal Luigi Cadorna vier legers, met in totaal 25 infanterie- en 4 cavaleriedivisies. Wel is het wapentuig erg mager, ze bezitten slechts 120 zware en middelzware kanonnen en zo’n 700 machinegeweren. Dit weerhoudt Italië er niet van om zich volledig in de oorlog te storten.
bron : Roel Tanja, een korte geschiedenis van de eerste wereldoorlog, BBNC uitgever
Pingback: Oostenrijk-Hongarije neemt de Italiaanse uitdaging aan | Martinus Evers
Pingback: etnische spanningen in Split en Trieste – Martinus Evers