Raoul Snoeck schrijft voor de laatste keer in zijn dagboek en noteert het volgende op 27 september 1918.
Ik ben erg vermoeid. We zijn het allemaal. Viermaal in tien dagen hebben we aangevallen. Morgen opnieuw : het bevel is gegeven. De koning heeft tot het leger de volgende toespraak gericht :”Soldaten, we zullen een krachtige aanval uitvoeren op de vijandelijke stellingen. Zoals altijd komt het erop aan te winnen of te sterven. Toon u waardig tegenover de geallieerden die aan uw zijde vechten. Het is uw taak de indringer te verdrijven, die sinds meer dan vier jaar uw broeders verdrukt. Overal trekt Duitsland zich terug, de overwinning is aan u !”.
Dit keer is het menens. Met een waar genoegen vernemen we dat we in het offensief gaan. Vannacht moeten we Zarren en Klerken aanvallen. Het moreel van de mannen is bewonderenswaardig. We hebben de vaste overtuiging dat het deze keer moet lukken. Allen leggen niet alleen de beste wil aan de dag maar ook de vurigste moed en het zuiverste enthousiasme. Ze willen niet alleen vechten maar ook oprukken, niet enkel naar Gent maar tot in Berlijn.
Ik vrees niettemin dat ons leger nog harde noten te kraken krijgt. Maar laten we er niet meer aan denken : plicht voor alles. Sterven stelt niets voor, we moeten en zullen overwinnen. En nu aan het werk met de voorbereidingen, instructies en aanbevelingen. Ik schrijf mijn marraine dat ze niet ongerust moet zijn, als ik haar enkele dagen zonder nieuws laat. We zullen verschillende dagen in de strijd betrokken zijn.
Hier eindigen de notities van Raoul Snoeck. De tekening hieronder komt uit de graphic novel van Ivan Petrus Adriaenssens, afspraak in Nieuwpoort, Lannoo
bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, uit het Frans vertaald door André Gysel, Snoeck – Ducaju & Zoon