Raoul Snoeck is op zoek gegaan naar een soldatenmeter of marraine, een vrouw die met hem wil corresponderen. Via een kameraad krijgt hij het adres van een jonge Italiaanse.
17 april 1918 – Mijn vriend Georges Olbrechts speelt me het adres door van een jonge Italiaanse die wel mijn marraine wil worden. (…) Het zal me toelaten me te vervolmaken in de Italiaanse taal en mijn leven zin geven.
2 mei 1918 : Wat blijven die brieven uit Italië toch lang weg ! Ik heb nog geen nieuws ontvangen van mijn marraine terwijl ik haar nochtans elke dag lange epistels schrijf.
5 mei 1918 : In mijn jeugd heb ik heel wat mensen bekend en avonturen beleefd maar… zonder parfum. Dat was althans de stand van zaken voordat ik nieuws ontving van mijn marraine. Nu heb ik haar eerste brief ontvangen en ben gelukkig.
6 mei 1918 : Ik heb nieuws ontvangen van mijn kleine, bevallige marraine, een meid van tweeëntwintig, een zonnestraal in dit triestige leven. De brieven van de marraines zijn het enige lichtpunt in ons bestaan, want aan het front krijgen we van niemand bezoek.
11 mei 1918 : Ik heb niets om de tijd te doden. Daarom stuur ik mijn marraine een fotootje dat een makker genomen heeft aan het front.
17 mei 1918 : Ik heb hier een brief van mijn kleine marraine in de hand en glimlach om wat ze nu schrijft. Ze zegt dat ze nog niemand heeft bemind en misschien nooit iemand zal beminnen. Ik geloof er niets van. De vrouw is gemaakt voor de liefde als de bloem voor de vlinder.
18 mei 1918 : Ik heb het boek ontvangen dat mijn marraine me had beloofd : “la sagra de Sant Giorgio”. Voordat ik kennis neem van de inhoud, en het aandachtig begin te lezen, doorblader ik het eerst (uit beroepsmisvorming). Ik draai en keer het boek tienmaal om, bekijk het aan alle kanten en zet er zelfs een prijs op (dat is mijn taak als drukker).
20 mei 1918 : Ik correspondeer al een maand met mijn kleine marraine en schrijf haar bijna elke dag. Zij antwoordt regelmatig , haar brieven maken me gelukkig.
23 mei 1918 : Mijn kleine marraine maakt me gek van vreugde. Ze schrijft me dikwijls. Haar brieven zijn nooit lang genoeg voor mij. Ik heb “u” vervangen door “je” en het ergert haar niet. Zo is het veel prettiger. Ik geloof dat een vrouw zich altijd aan wat streling laat vangen.
27 mei 1918 : Elk vrij ogenblik besteed ik aan mijn lieve, kleine prinses, die zover van me af is. Ik heb haar zojuist een lange brief geschreven, eigenlijk meer een dagboek. Haar foto heb ik nog niet ontvangen, maar vandaag weet ik dat ze lief is, donkere ogen en een gebronsde huid heeft. Sinds ik met haar correspondeer , heeft de moedeloosheid die me bedreigde, plaats gemaakt voor hoop.
bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, uit het Frans vertaald door André Gysel, Snoeck – Ducaju & Zoon
De tekening hieronder is van Ivan Petrus Adriaenssens en komt uit de graphic novel “Afspraak in Nieuwpoort”

Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...