5 juni 1918
Van 1u30 tot 3u ’s morgens zijn we buiten hevig gebombardeerd op al onze voorposten. Ik ben vol slijk besmeurd door het openspringen van de obussen rond mij. De dood weer in de ogen gezien. Dan aanval op mijn vooruitgeschoven schildwachten. Ze pakken er drie mee.
Later met de majoor op ronde vinden we twee Duitsers, onder wie een klein jong ventje van 18 jaar, blootsvoets, en dat er amper 16 uitziet, mooie, klare, zuivere blauwe ogen, lichtblond haar. Twee lompe dwaze ruweriken van onze soldaten waren er wild op los gesprongen en ‘ ventje meende dat zijn laatste uur daar was. Nooit heb ik zo heel en al een mens zien rillen en beven en smeken om leven, nooit zo diep in de menselijke schamelheid gekeken. Ik heb me echt moeten weerhouden om het jongetje niet te omarmen. Ik voel me zo spontaan en edelzuiver zijn broeder in all echtheid. Dwaze, lelijke, afschuwelijke oorlog. Prachtige, serene emotie, een der schoonste in mijn leven.
bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds