Dokter Lievens noteert op 18 maart 1918 in zijn dagboek.
Vorige nacht beleefden we een hevige gasbeschieting. Gedurende anderhalf uur moesten we onze gasmaskers opzetten. Zes mannen zijn lichtjes van streek omdat zij niet rap genoeg hun maskers opzetten. Vanmorgen vallen de Duitsers nog eens aan in de sector Nieuwpoort. Voor ons wordt alarm geblazen en we staan klaar om onze makkers in de eerste linies hulp te bieden. Maar de aanval wordt afgeslagen en wij mogen weer in onze hutjes kruipen om wat rust te nemen.
Om 12 uur wordt nieuw alarm geblazen voor onze compagnie die het bevel krijgt om als versterking naar Nieuwpoort te trekken. Alle wegen naar onze stellingen worden zwaar bestookt. Als onze majoor Flémalle met de eerste mannen over de Pelikaanbrug sluipt, heeft de Duitse kabelballon ons opgemerkt en gemeld aan de artillerie. Het volgende ogenblik liggen brug en weg onder kanonvuur. Het wordt bijna onmogelijk nog een voet te verplaatsen en toch kruipen we tegen de dijk aan van boom tot boom tegen het water. Zo raak ik heelhuids bij de brug. Op dat ogenblik wordt het hachelijk. Al onze kanonnen links uit het driehoekige bos en uit de duinen spuwen hun trommelvuur. De Duitse granaten gieten een zee van moordend ijzer over heel Nieuwpoort en daartussenin mitrailleren Duitse vliegtuigen onze jongens vanop nauwelijks vijftig meter hoogte.
Met de laatste compagnie ben ik helaas nog vijfhonderd meter van de onderaardse gang die ons moet redden. En ik moet er nochtans door. Tien passen lopen, dan op de buik tegen de aarde geplakt. Nu bestoken de vliegtuigen ons met een soort projectielen die vuursprankelend openkletsen terwijl het maar granaten en shrapnels blijft regenen. Ik spring recht, gevolgd door een brancardier die naast mij huilt en roept e, stormrecht voor me uit zo rap als mijn benen me kunnen dragen. Ik loop de onderaardse gang voorbij zonder hem op te merken en bereik de eerste huizen van Nieuwpoort. Ik loop voort, altijd voort tot ik een driehonderd meter verder bij de grote Rodekruisvlag uitkom, die boven een goed versterkte kelder uitsteekt. Daar weigeren mijn benen me verder te dragen en rol ik uitgeput en ademloos de trappen af. Ik ben gered !
De tekening hieronder is van Léon Broquet, “ma dernière vision de la guerre”.
bron : André Gysel, dokter Lievens – dagboek van een arts, Lannoo