Als de inwoners van Aken op de ochtend van 21 oktober 1923 door de straten lopen, zien ze overal plakkaten met de titel “Rheinländer ! Die Rheinische Republik ist da !”. Sinds 4 uur ’s morgens hebben de Rijnland separatisten gebouwen bezet : het stadhuis, gebouwen van de post, de Reichsbank en andere gebouwen van overheidsinstanties. En overal wappert een nieuwe vlag : groen – wit – rood. De separatisten willen een eigen staat, los van Berlijn en onder Franse bescherming.
Vier weken eerder heeft de rijkskanselier het einde van de passieve weerstand afgekondigd. Daarmee hoopte men dat de Fransen ook tot gesprekken over de herstelbetalingen bereid zou zijn. Maar niets is minder waar. De Fransen verharden hun positie en beginnen de industriëlen en ondernemers onder druk te zetten. De een na de ander binden deze in omdat er nu vanuit Berlijn geen financiële ondersteuning meer komt.
Op 25 oktober komt er een voorlopige regering onder leiding van Josef Friedrich Matthes an der Spitze. Deze regering stuurt een delegatie naar de Franse commissaris Paul Tirard. De Fransen steunen de Rijnland regering financieel en hopen zo op een eerste breuk in Duitsland. Er komt ook een eigen bank, Bank der Rheinstaaten. Samen met Franse soldaten rukken de separatisten op en bezetten Duisburg en Wiesbaden.
Naast de problemen in Beieren en Saksen, zit de regering in Berlijn dus nu met een derde front. De Rechswehr kan niet ingezet worden, omdat dit deel van Duitsland al na de wapenstilstand in 1918 in Franse handen is geraakt. En of alles nog niet erg genoeg is, verhoogt de inflatie dan ook nog.
Bron : Frank Stocker, Die Inflation von 1923, FBV













