Twee dagen verlof in Saint-Quentin

Herbert Sulzbach noteert het volgende in zijn dagboek op 8 november 1915.

Ik ga met luitenant Reinhardt voor twee dagen verlof naar Saint-Quentin. Het is een heerlijk gevoel om terug in een snelle trein te zitten en ook de rit was aangenaam. We waren samen met een jolige bende infanteristen die op verlof naar hun thuis mochten gaan. Saint-Quentin, dat door onze soldaten wordt uitgesproken als “Sang-Kang-Teng”, is een hele mooie stad, gelegen achter het front en nog steeds onbeschadigd. Je ziet er heel wat hogere officieren, en tijdens het wandelen door de stad, ontmoette ik heel wat bekenden. Er zijn heel wat soldaten gelegerd als reserve. Er is een Duits theatergezelschap en sommige acteurs komen van het Frankfurt zomertheater. We krijgen een overnachtingsplaats toegewezen door de stadsKommandantur. Mijn kamer ligt tegenover de kamer van luitenant Reinhardt en ik heb een zalig bed – de bron van alle geluk voor een frontsoldaat. Luitenant Reinhardt heeft zijn broer Kurt gevraagd om morgen ook naar Saint-Quentin te komen.

Zalige nacht in een zacht bed. De volgende morgen maakte ik het ontbijt voor luitenant Reinhardt klaar. Toen kwam Kurt aan in een tweewielige koets en tot onze verbazing was er een charmante kleine demoiselle naast hem. Het waren twee vredige dagen in Saint-Quentin, ook al zou het leven in de achterhoede me op de lange duur niet bevallen. Het doet te veel denken aan het kazerneleven en de burgers zijn er zeer gereserveerd.

Op 11 november gaan we terug naar onze artilleriestellingen. Het is nog altijd rustig aan het front.

bron : Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military

Duitse soldaten in Saint-Quentin

Duitse soldaten in Saint-Quentin

Duits applaus voor een Frans soldaat

Herbert Sulzbach is sinds begin augustus 1915 terug aan het front na een tijdje in het hospitaal gelegen te hebben. Hij maakt deel uit van een artilleriebataljon gelegen in Evricourt (Picardië). En één van de eerste dagen dat hij terug aan het front is, gebeurt er iets bijzonders dat hij in zijn dagboek noteert.

Op een van die door sterren verlichte zomernachten kwam een soldaat van de Landwehr naar luitenant Reinhardt en zei: “Luitenant, het is die Fransman weer die zo mooi zingt.”. We stapten uit de schuilplaats in de loopgraven, en ongelooflijk maar waar, daar weerklonk een schitterende tenorstem die de nacht opvrolijkte met een aria van Rigoletto. De ganse compagnie stond in de loopgraven te luisteren naar de “vijand”, en toen hij gedaan had met zingen, applaudisseerden ze allemaal zo luid dat die brave Fransman het zeker gehoord moet hebben en ongetwijfeld ontroerd was op een of andere manier, net zoals wij ontroerd waren door zijn gezang.

Wat een merkwaardig contrast ! Je vuurt op mekaar, je maakt mekaar af, en dan plots begint een Fransman te zingen, en die muziek doet ons de ganse oorlog vergeten : muziek overbrugt blijkbaar alle verschillen.

bron : Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military

Onderstaande tekening komt uit de stripreeks “Moeder Oorlog” van Kris & Maël. Jammer genoeg heb ik de Franse versie niet gevonden. Het zou beter gepast hebben bij dit artikel.

uit Moeder Oorlog, 2e aanklacht van Kris & Maël

uit Moeder Oorlog, 2e aanklacht van Kris & Maël

Herbert Sulzbach gaat terug naar het front

In het vorige bericht (lees hier) was Herbert Sulzbach uit het hospitaal ontslagen en had hij een aantal dagen verlof gehad in Frankfurt. Maar begin augustus 1915 gaat hij terug naar het front. In zijn dagboek lezen we het volgende.

30 juli 1915 : Op de trein naar het westelijk front. De commandant van onze artilleriebatterij is luitenant Reinhardt, geassisteerd door de luitenanten Becker en Bremshey. Onze kanonnen zijn getooid met de Duitse, Oostenrijkse en Turkse vlaggen. We reizen terug langs dezelfde weg die we op 2 september 1914 langs de Rijn hebben gevolgd en de “Rijnmeisjes” brengen ons eten aan de stopplaatsen.

31 juli 1915 : Luik, en daarna gaan we langs mijn dierbaar oude Namen en ook Maubeuge, waar ik de eerste zeppelinhangar zie in vijandelijk gebied. We verlaten de trein in Baboeuf.

1 augustus 1915 : Een gans jaar oorlog ! Wie zou dat gedacht hebben, een jaar geleden ? We brengen de dag door in onze kwartieren, die me doen terugdenken aan Les Petites Armoises. ’s Avonds rijden luitenant Reinhardt,  2 onderofficieren en ikzelf voorbij Noyon naar onze nieuwe posities nabij Evricourt. Ik heb nooit zo’n rustige artilleriepositie gezien. Daarna rijden we terug naar onze kwartieren.

2 augustus 1915 : We rijden terug naar Evricourt, door een idyllisch landschap, heuvels en valleien, kleine bossen en weiden – dit is Picardië. We rijden verder dan gisteren, laten de paarden achter en wandelen verder om onze nieuwe observatiepost in de infanterielinies te inspecteren. Het is wonderlijk om te zien dat in deze gevechtszone de mooie, kleine dorpen, die slechts deels zijn beschadigd, toch nog door de burgers bewoond worden.

bron : Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military.

Herbert Sulzbach in Picardië, zomer van 1915

Herbert Sulzbach in Picardië, zomer van 1915

Herbert Sulzbach herstelt in Frankfurt

In het vorige bericht (lees hier)  lazen we dat Herbert Sulzbach de hospitaaltrein nam vanuit Frankrijk. Op 26 juni 1915 noteert hij het volgende in zijn dagboek:

Ik ben beter en krijg mijn uniform terug en word ontslagen uit het hospitaal. Daarna neem ik de trein vanuit Leipzig naar Frankfurt, waar ik aankom op de ochtend van 27 juni 1915. Ik kom thuis en vind mijn aangenaam verraste familie terug. Wat is het heerlijk om ’s avonds nog eens uit te gaan. Ik meld me aan in de kazerne en vind tot mijn verrassing luitenant Reinhardt terug. Die staat op het punt om met het 4e artilleriebataljon te vertrekken. Ik slaag erin om aan te sluiten bij zijn bataljon.

Ik krijg nog enkele dagen herstelverlof en ga fietsen in het bos met mijn liefje en het voelt aan of het vrede is. Ik reed met de Taunus naar het jachthuis, met mijn ouders en vrienden, en daar zaten we in een vredevolle omgeving. Je kon de bijen horen en het was moeilijk om te geloven dat slechts enkele uren verder per trein een vreselijke oorlog woedde.

Op het eerste gezicht is er in de stad niet veel veranderd. Je kan nog altijd uitgaan en dansen, al zie je niet veel burgers meer. Maar de mensen hebben nog geen tekorten.

bron : Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen and Sword Military

InderHeimat02

Herbert Sulzbach neemt de hospitaaltrein

Herbert Sulzbach heeft in zijn dagboek al eerder geklaagd over een hardnekkige uitslag op zijn been. Die uitslag is ondertussen een ontsteking geworden en vanaf 27 mei 1915 ligt hij in het militair hospitaal van Vouziers. Naast de soldaten die gewond zijn tijdens de gevechten, voelt hij zich er niet erg op zijn plaats. En dan krijgt hij goed nieuws…

Op 7 juni verneem ik dat ik naar huis mag in een hospitaaltrein. (…) Op 8 juni ga ik dan aan boord van de hospitaaltrein met goed uitgeruste wagons. Op 9 juni zijn we in Kaiserslautern : ik neem er diep adem, bewonder ons geliefde Duitsland en ik voel me enthousiast en heel gelukkig. We rijden verder naar Ludwigshafen, Mannheim en Heidelberg, Würzberg en Schweinfurt voor de nacht valt.

Op de morgen van de 10e juni bereiken we Hof en om 10 uur stappen we uit in Zwickau. Daar word ik opgenomen in het Reserve Militaire Hospitaal en gezien ik niet zo ziek ben, hoop ik dat ik heel snel verder kan reizen naar Frankfurt.

Sulzbach zal nog in het hospitaal blijven tot de 26e juni.

lazarettzug01

Przemysl heroverd door de Centralen

Przemysl is Oostenrijks-Hongaars grondgebied als de oorlog uitbreekt. Al heel snel vallen de Russen dit deel van het Oostenrijks-Hongaars rijk aan. Lees daarover meer op deze pagina. Op deze pagina vind je uitleg over de val van de vestingstad.

De Oostenrijkers lijken te bezwijken door de Russische inval in Galicië en dus komen de Duitsers hun bondgenoten te hulp. Begin mei 1915 beginnen ze met een grootscheeps offensief (meer info vind je hier). We zijn nu één maand verder en de Duitse en Oostenrijks-Hongaarse troepen hebben de Russen al de ganse maand teruggedreven. Op 3 juni 1915 trekken de troepen van de Centrale machten de stad terug binnen.

Dit goeie nieuws verspreidt zich al heel snel onder de soldaten van het Duitse en Oostenrijks-Hongaarse leger.Zoverneemt ook de Duitse artillerist Herbert Sulzbach dit in het hospitaal van Vouziers waar hij is opgenomen voor een ontsteking aan zijn been. Hij noteert over het offensief en de herovering het volgende in zijn dagboek.

De slag bij Gorlice under bevel van von Mackensen duurde van de 2e tot de 20e mei. Onze legers hebben de Russische frontlinies doorbroken en hebben bijna 200.000 krijgsgevangenen gemaakt. (…) 3 juni : Przemysl is in onze handen gevallen, onze troepen gingen de stad binnen en namen ze terug in bezit.

Duitse en Oostenrijks-Hongaarse soldaten trekken Przemysl binnen.

Duitse en Oostenrijks-Hongaarse soldaten trekken Przemysl binnen.

bronnen
Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military

Michael Neiberg & David Jordan, the eastern front 1914-1920, amber books

het nieuws over Italië dringt door tot in de loopgraven

Het nieuws dat Italië de oorlog heeft verklaard aan Oostenrijk-Hongarije dringt door tot in de loopgraven.

bersagliereAan Belgische kant schrijft Raoul Snoeck daarover het volgende op 25 mei 1915 :

Terug uit de loopgraven. Ik verneem dat Italië de oorlog verklaard heeft aan Oostenrijk. Wat zullen ze juichen in de schutterskuilen aan de Ijzer. Hierop zullen de Duitsers uit nieuwsgierigheid wel even hun vuile smoelen tonen, een goede gelegenheid om er enkele te vellen. Dat is interessanter dan ratten doden.
Ik koester echt een zweem van hoop op het einde van de oorlog. Raakt Italië er niet bij betrokken, dan krijgen we zeker een tweede oorlogswinter. En die zie ik niet zonder bezorgdheid tegemoet. Want de voorbije tien oorlogsmaanden hebben me gebroken. In mijn linkerschouder lijd ik aan reuma als gevolg van zovele nachten in water, sneeuw en slijk te hebben geslapen. Maar basta, als we het hier overleven, dan zal het ons een kleine voldoening geven te kunnen zeggen. “wel ouwe jongens, ondanks gebrek aan alles hebben we ons er doorheen geslagen.”.

ausspruch-bismarck_Italien

Aan Duitse kant noteert Herbert Sulzbach het volgende :

Op pinksteren, 23 mei 1915, krijgen we ’s avonds het nieuws dat Italië de oorlog verklaard heeft, zoals verwacht. Da’s dus een vijand meer ! Er wordt gejuicht in de loopgraven en in de artilleriestellingen als het nieuws toekomt en er is een overweldigend gevoel van woede tegenover deze verraders. De Fransen beantwoorden ons gejuich met een hevig, woest kanonnengebulder alsof ze geloven dat wij niet het recht hebben dit nieuws toe te juichen en dat zij alleen blij mogen zijn.

bronnen

Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, Snoeck-Ducaju & zoon

Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military

Herbert Sulzbach krijgt Heimaturlaub

In zijn dagboek noteert Herbert Sulzbach het volgende begin mei 1915.

Ik kan het niet geloven : ik krijg een aantal dagen verlof om naar huis te gaan in Frankfurt. Ik geef toe dat ik het moeilijk vond om afscheid te nemen van de familie Vesseron (Franse familie die hem onderdak biedt in Les Petites Ardoises). Ik ga mee met een troepenkonvooi en ga naar Frankfurt via Sedan en Metz en op 10 mei 1915 op de middag ben ik dan in Frankfurt-am-Main. Ik kom als een complete verrassing voor mijn familie en vrienden. Het is niet te beschrijven hoe het voelt om het oorlogsgebied te verlaten en terug te komen naar je thuisstad op verlof na alles dat er gebeurd is na de eerste 9 maanden van deze campagne. Ik word verwend en ik bezoek oude bekenden, voor zover die nog hier zijn. Ik heb de kleine terrier meegebracht (de hond die H.S. aan het front heeft geadopteerd) en ik wil haar thuis laten zodat ze in veiligheid tot ik terug ben van de oorlog.

Het waren twee heerlijke dagen verlof thuis en op 123 mei ’s avonds vertrek ik terug. Je zou denken dat het anders is om nu terug naar de oorlog te trekken. Het geeft wel aan hoe ongevoelig een mens geworden is. Je denkt er niet over na dat je mogelijk niet terugkomt, maar het voelt aan alsof je terug op school zat en weer op zomerverlof kon vertrekken. Eigenlijk is het afscheid nemen veel erger voor de mensen die thuis achterblijven.

bron : Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military

derKuss

Herbert Sulzbach brengt de paasdagen in een hospitaal door

Herbert Sulzbach noteert begin april 1915 in zijn dagboek het volgende :

1 april : Ik heb een verschrikkelijke jeuk aan mijn huid en wil dat laten onderzoeken. Ik ga te voet naar Bazancourt-Ferme, van daar naar Chatillon en vervolgens, in een heerlijk lenteweertje, door omgeploegde velden en valleien naar Bally, waar ik een troepenconcentratie zag zoals nooit tevoren. Nieuwe regimenten met nieuwe nummers, in een nagelnieuwe uitrusting. Vandaar ga ik naar Vouziers. Daar gebeurt heel wat in Vouziers. Ons hoofdkwartier is er gelegen, en ook heel wat militaire hospitalen, en daar hoorde ik – voor het eerst sinds lang- de stem van een Duitse vrouw. Ik kom toe in het hospitaal van Sedan om 6 uur. Ik heb uitslag en dat komt van het niet wassen en van de vuiligheid waarin we wekenlang moeten leven. Maar in 2 dagen tijd ben ik genezen.

Paaszondag, 4 april : Ik denk na over het verleden en de toekomst. Ik denk terug aan Pasen 1913 die ik doorbracht met Bob (Bob was mijn bijnaam voor Friedl Schneider. De uitstap naar Lugano was mijn eerste onofficiële huwelijksreis). Ik bouw luchtkastelen voor de Paasdagen die na de oorlog zullen komen.

bron : Herbert Sulzbach, With the German guns, Pen & Sword military

Over Vouziers zijn er heel wat foto’s gevonden waar Duitse soldaten op staan. Ik plaats er hier één bij samen met een foto van het militair hospitaal van Sedan waar Sulzbach gelegen heeft.

Duitse soldaten in Vouziers

Duitse soldaten in Vouziers

militair hospitaal te Sedan

militair hospitaal te Sedan

Herbert Sulzbach rust uit in Les Petites-Armoises

In zijn dagboek noteert Herbert Sulzbach na de winterveldslag in de Champagne het volgende :

Wij, oorlogsvrijwilligers, mogen fier zijn op het feit dat we betrokken waren in de grote slagen in het westen sinds de oorlog is uitgebroken. We waren bij de opmars betrokken, in de eerste defensieve slag in Vlaanderen en nu in de winterveldslag in de Champagne.

Les Petites-Armoises

Les Petites-Armoises

(…) We waren elf weken in dit gebied, elf weken van ononderbroken vechten, in de grootste veldslag tot nu toe en op 14 maart 1915 verlaten we de frontlinies. We trekken door Vouziers en onderweg passeren we gemotoriseerde colonnes of colonnes op paardenkracht die naar de achterhoede trekken. (…) We komen aan in Les Petites-Armoises. We worden ingekwartierd en vallen in een lange, lange slaap, op hooi in een zolder, en er zijn geen ontploffingen meer te horen.

15 maart 1915 : Ik zit in de tuin die bij de schuur in dit kleine dorp hoort. Rechts van mij is een kleine kerk in een andere kleine tuin, en recht voor me, de boerderij en de brede dorpstraat, mooi en proper. Links van me zijn een aantal omgeploegde velden waar het eerste lentegroen al verschijnt, en je kan de vogels horen fluiten. Ik moet dit allemaal noteren omdat dit zo ongewoon voor me is en mooier dan ik me kon inbeelden. Ik merk plots dat ik nog in leven ben. Of beter, het voelt eerder alsof ik uit de doden ben opgestaan. Ik voel een golf van heimwee, en ik merk enkel dat er nog oorlog is door het gerommel van de artillerie in de verte. Hopelijk blijven we hier een aantal weken. De mensen van de boerderij geven ons melk en boter. Het is allemaal zo rustig en vredevol. Ik praat met de lokale burgers en alles wat deze goede mensen zeggen, vind ik interessant. Ik ga met een van mijn kameraden naar de kerk, waar een Franse priester een misviering houdt.

We zorgen voor de paarden, voeren wat taken uit en rusten voor de rest uit deze dagen in een heerlijk lenteweer. Ik ben nog altijd bij mijn maat Kurt Reinhardt (noot : dit is de broer van luitenant Reinhardt waarvan sprake in dit berichtHij en ik en nog 2 anderen hebben een kamer voor ons vieren, bij enkel Franse boerenmensen, en een zicht over kilometers omgeploegde velden die langzaam groen worden. De eigenares van de boerderij is een weduwe die hier woont met haar dochter Valentine. De volgende dagen trainen we de paarden en rijden door bossen en weiden. We vinden deze rustige streek echt heel aangenaam.

bron : Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military