In 1918 heeft Rusland met het verdrag van Brest-Litovsk heel wat terrein moeten prijsgeven aan de Duitsers. Maar de kansen zijn gekeerd. Duitsland is verslagen en de Duitse legers trekken zich overal terug. Het Rode Leger heeft zich weten handhaven tegen haar Russische tegenstanders en is nu in het tegenoffensief gegaan. Ook de gebieden die vroeger onder de tsaar vielen, willen de bolsjewieken terug. Lenin lanceert het idee van de “revolutie van buitenaf“. De Baltische staten, Wit-Rusland en Polen zijn de eerste slachtoffers van dit offensief.
De Russen slaan al op 22 november 1918 toe in Estland met de inname van de stad Narva. Op kerstdag zijn er op 34 kilometer van de hoofdstad Tallinn. Ook Valga en Tartu worden door het Rode Leger ingenomen. Het Estse leger stopt het Rode offensief over het ganse front tussen 2 en 5 januari 1919. Daarna beginnen de Esten hun tegenoffensief. Op 18 januari 1919 bevrijden ze Narva.
Op 5 januari 1919 nemen de Russen Minsk in en maken een einde aan de volksrepubliek Wit-Rusland. Poolse en Wit-Russische milities nemen de wapens op om de Russen tegen te houden.
Polen en Russen vechten in de eerste week van 1919 om de stad Vilna. De Polen moet afdruipen maar ze hergroeperen hun milities. Dit lijkt nog maar het begin van een open conflict tussen beide partijen.
bron : http://enacademic.com/dic.nsf/enwiki/677301
