Op 29 januari 1918 laat het hoofdkwartier weten dat een grootschalig gasbombardement werd uitgevoerd op de Belgen ten zuiden van Diksmuide. Ze horen overal gasalarm weerklinken, maar hebben geen idee van de resultaten. Verpleger Hilarion Thans weet het wel. Het is in zijn hospitaal een tragische dag omdat een loopgracht met slapende soldaten verrast werden door het Duitse gas. Velen zijn al dood als ze aankomen, anderen zieltogen en het schuim staat op hun lippen als rode sneeuw. Hij helpt met het toedienen van zuurstof. Dan treedt er even verbetering op, maar daarna begint hun adem te jagen. Het gezicht verraadt plotse benauwdheid. Dan volgt de dood. “Ze strekten de benen uit en stierven” noteert hij in zijn dagboek. Na 24 uur telt Hilarion veertien doden.
Dat de Belgen uit zijn op wraak, valt te begrijpen. De volgende dag (30 jan 1918) schieten hun kanonnen voor de zoveelste maal naar Diksmuide. De stad is altijd een geschikt doelwit geweest als ze de Duitsers willen doen bloeden. Op het kerkhof bij Adinkerke speelt zich een ander drama af. Het wordt een plechtige begrafenis van de gasdoden. Er zijn wat toespraken, maar er vloeien geen tranen. De erewacht van frontsoldaten presenteert het geweer. Even later ziet onze verpleger “de gehelmde frontmannen” zich verdringen voor de deur van de kantine. Ze roepen om pinten bier.
bron : Luc Vandeweyer, Koning Albert en zijn soldaten, Manteau