Ici, on ne salue plus !

Einde mei 1916 heeft Louis Barthas met zijn kameraden de frontlinies van Verdun mogen verlaten. Ze behoren tot de gelukkigen die het overleefd hebben. Maar Barthas noteert in zijn dagboek een anecdote die duidelijk aantoont dat de soldaten niet zonder rancune tegenover hun officieren van de eerste linies zijn teruggekomen.

Voor de deur van het gemeentehuis van Béthancourt stond een wachtpost. Het was niemand anders dan Sabatier die door een granaatinslag bij heuvel 304 begraven en weer opgegraven was. De twee officieren van het bataljon passeerden hem en wierpen een discrete blik op zijn kapotjas waarvan drie knoopsgaten als weduwen treurden om hun knopen; zijn broek zat vol scheuren en glorieuze modder van heuvel 304. Maar de twee grootheden stonden paf van ontzetting toen ze zagen dat de spotvogel Sabatier het niet nodig vond zijn pijp uit zijn mond te nemen. Een nieuwe pijp, want de andere was in stukken uit zijn mond gevallen door de granaatontploffing bij heuvel 304. Dit was al een zwaar vergrijp voor een wachtpost, maar de onbeschaamde Sabatier beging zelfs majesteitsschennis door voor zijn meerderen niet het geweer te presenteren. Hij bleef even onverstoorbaar als wanneer de postbode voorbij zou zijn gekomen.

Dit ging te ver. Deze overtreding van de discipline schreeuwde om wraak. De majoor liep op de onverlaat af en zei streng :”Sinds wanneer wordt hier niet meer gesalueerd ?”.
Zonder een spier te vertrekken wees Sabatier naar de zon die net achter een wolk schuilging en riep met bulderende stem :”Pardon, de zon is al onder.”.
– “Wat zeg je ?”
– “Ik zeg dat we jullie op heuvel 304 niet gezien hebben. Hier wordt niet meer gesalueerd.” (Je dis qu’à la cote 304 on ne vous a pas vu. Ici on ne salue plus.)

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, uit het Frans vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuijzen

Poilu_Pipe

 

Barthas ontsnapt aan de dood

Louis Barthas voelde de adem van de dood…

Op 17 mei 1916 ontketenden de moffen van twaalf tot vier uur ’s middags het meest verschrikkelijke bombardement op heuvel 304 dat ik tijdens deze oorlog ooit heb gezien of gehoord. De ontploffende granaten lieten dichte rook en stof achter, met daarboven zwarte flarden; een loodgroene lucht verduisterde het licht van de zon. (…)

Ik zat in mijn eentje aan het uiteinde van onze gang, weggedoken in een klein gat, toen plotseling een grote granaat op drie of vier meter afstand van mij insloeg. Door de kracht van de luchtdruk werd het tentzeil weggerukt waarmee ik mij tegen de zon en de vliegen beschermde.  Zelf had ik het gevoel dat ik onder iets verpletterd was. Ik bleef een paar seconden liggen omdat ik geen lucht meer kreeg. Het was de adem van de dood die ik gevoeld had. Ze zeggen dat die ijskoud is, ik vond hem eerder schroeiend heet. (…) Ik was weer een keer aan de dood ontsnapt; ik haastte me uit het boven mij ingestorte gat en liep naar de schuilplaats van onze goede afdelingscommandant, onderluitenant Lorius, twintig meter verderop.

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen.

tranchee

Duitse luchtmacht boven Mort-Homme

Louis Barthas stelt vast dat de Duitse luchtmacht ongehinderd verkenningsvluchten kan doen boven de frontlinies in Verdun.

We zouden de hele duur van onze aflossing tot onze nek in het water hebben gestaan als niet op 16 mei 1916 ’s morgens een frisse bries de wolken verdreef en de zon weer scheen. Verschillende vijandelijke vliegtuigen lieten onmiddellijk hun onrustbarende geronk horen en cirkelden de hele dag over de heuvels 304 en Mort-Homme als onheilspellende vogels die de voorbode vormen van storm. Naïef dachten we dat onze moedige vliegers onmiddellijk de indiscrete verkenners zouden verjagen. Maar dat gebeurde niet. Die dag en ook de volgende dagen bleven ze ongestraft op lage hoogte zweven om onze stellingen te verkennen.

Kolonel Douce zei hierover :’Toen we in Artois waren, zeiden ze dat in Verdun elke dag vliegtuigen van de moffen werden neergehaald. Nu we hier zijn verklaren de communiqués dat hetzelfde gebeurt in Artois.’.

bronnen
Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen
tekening komt uit Yann & Hugault, Edelweiss

Edelweiss01_04.jpg

 

Barthas op patrouille op de côte 304

Louis Barthas is in de meidagen van 1916 in Verdun, meer bepaald op heuvel 304 (côte 304) tegenover de al even beruchte heuvel van de Mort-Homme. Door de hevige gevechten waarbij loopgraven al eens van bezetter wisselen, is het niet altijd zeker wie je tegenover je hebt.

De eerste linie had tussenruimtes van zo’n 400 meter tussen afdelingen en compagnieën. We waren er daardoor niet zeker van of recht voor ons Fransen of Duitsers lagen. De tussenruimtes werden zwaar gebombardeerd en waren absoluut onverdedigbaar. Die nacht kreeg sergeant Fontès van onderluitenant Lorius de opdracht een ‘moedige’ man te vinden. Hij moest mee op erkenning om te ontdekken of zich vóór ons soldaten van de Kaiser of van Poincaré (Franse president) bevonden. In onze afdeling vond sergeant Fontès geen enkele vrijwilliger die de benaming ‘moedig’ wilde krijgen. Iedereen had wel een voorwendsel te weigeren : de een had blaren aan zijn voeten, of reuma, de ander kon bewijzen dat hij aan de laatste patrouille had meegedaan. Jonge soldaten maakten gebruik van hun kwetsbaarheid en de ouderen van hun uitputting.

Ten slotte richtte sergeant Fontès zich aarzelend tot mij : ik, een korporaal die om zijn vooruitstrevende socialistische ideeën en zijn pacifisme bijna kapot was gemaakt. Het is waar dat hij zich niet als meerdere maar als kameraad of zelfs als vriend tot mij richtte. Ik aanvaardde de opdracht maar wel onder voorwaarde dat ik drie nachten vrijgesteld zou worden van wachtdienst, patrouille en corvee.

Zonder uitrusting, alleen met een geweer bajonet en twee dozen patronen vertrokken we. De maan gaf een beetje licht en het terrein waarover we liepen was doorzeefd en omgeploegd, net alsof er een aardbeving was geweest. Hier was geen leven meer in de natuur. Na enkele honderden meters in die chaos leken de grenzen van de horizon oneindig nietig : we voelden ons verloren in het midden van een uitgestrekte woestijn.

Plotseling hoorden we een verward geluid van stemmen. Angstig spitsten we onze oren : was het een Duitse patrouille of Fransen op corvee ? Maar al gauw hoorden we een paar luide vloeken die deden vermoeden dat hier mensen uit het zuiden van Frankrijk in de buurt waren. Het was een ploeg foerageurs uit mijn vroegere 21e compagnie onder commando van kapitein Hudelle, die ons als door de Voorzienigheid geroepen passeerde.

bron : Louis Barthas, Oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen.

broquet_fusee.jpg

Broquet – patrouille suprise par une fusée

 

Louis Barthas op de côte 304

Het bataljon van Louis Barthas krijgt op 11 mei 1916 het bevel naar de frontlinies van Verdun te gaan. De Franse soldaten vertrekken om acht uur ’s avonds. Om elf uur diezelfde avond komen ze aan in de loopgraaf. De helen nacht slepen de soldaten met plaatijzer, planken en takken om de loopgraaf af te dekken en te camoufleren voor vliegtuigen. Over de dag erna (12 mei 1916) , noteert Louis Barthas het volgende in zijn dagboek.

Toen het dag werd, bekeek ik deze beroemde heuvel aan de voet waarvan onze loopgraaf zich bevond. Maandenlang was hierom gevochten alsof er een diamantmijn in haar flanken verborgen lag. Helaas, de heuvel bevatte alleen maar duizenden lijken. Het was een hoogte die zich in niets onderscheidde van de naburige heuvels. Het schijnt dat hij ooi voor een deel bebost was. Maar nu was er geen spoor van begroeiing meer te zien. De aarde was omgewoeld en verwoest en bood alleen nog maar een desolate aanblik.

En dan moeten Louis Barthas en zijn kameraden iets verderop de helling stellingen opnieuw inrichten. Die stellingen liggen bijna midden op de helling. Bij de ingang van de loopgraven leest Barthas de naam :”Tranchée Rascas“.

Die plek was één grote berg van uit elkaar gereten mensenvlees. Op de plaatsen waar de aarde bloed had gedronken, krioelde het van de vliegen. Je zag geen lijken maar waarschijnlijk lagen ze onder een klein laagje aarde in de vlakbij gelegen granaattrechters. Hun aanwezigheid bleek uit de stank van rottend vlees. Overal lagen brokstukken, verbrijzelde geweren, gescheurde ransels, waaruit tedere brieven en angstvallig bewaarde dierbare herinneringen dwarrelden en door de wind werden verspreid.

De helen nacht moesten we de verbindingsgang begaanbaar en bewoonbaar maken. Toen het licht werd, was de hemel tot onze grote vreugde bewolkt. Laaghangende wolken bedekten heuvel 304 en we bleven de hele dag buiten het zicht van de vijand.

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen

Verdun_Cote304.jpg

Barthas onderweg naar Verdun

Op 15 april 1916 trok het regiment na het ontbijt naar Noyelles-sur-Mer om daar op de trein te stappen. Officieel was de bestemming onbekend maar iedereen vermoedde dat het doel Verdun was, waar zonder ophouden een reusachtige veldslag plaatsvond. Daarom hoorden we tijdens de mars van tien kilometer naar Noyelles nauwelijks iemand zingen.

Om zeven uur ’s avonds zaten we in de trein, met veertig man samengeperst in beestenwagens zonder stro of banken. Zelfs de kolonel wist niet waar we naartoe gingen. Door elkaar liggend, zonder onze stijve benen te kunnen strekken brachten we in de wagon een akelige nacht door. Om zeven uur ’s ochtends reden we langs Bourget. ’s Middags waren we in Sézanne in Champagne. We reden steeds verder naar het oosten.

Om vier uur ’s middags kwam de trein aan in Vitry-le-François. We wisten nog steeds niet waar we naartoe gingen maar het zou nu wel vlug duidelijk worden : als de trein in de richting van Châlons reed, gingen we naar Champagne waar het op dat moment rustig was; reed hij verder naar het oosten, dan was er geen twijfel mogelijk : dan gingen we naar Verdun ! Het laatste was helaas het geval. Nog dezelfde avond stapten we uit op het station van Revigny.

Rond middernacht kwamen we in een dorpje aan (Villers-le-Sec) waar mijn afdeling in een kleine, half verwoeste loods werd ondergebracht. Als bed hadden we een beetje stro van twijfelachtig allooi. De dag daarop, op 17 april, mochten we rusten want we moesten hierna verder naar Verdun.

Op 18 april om acht uur ’s morgens verlieten we Villers-le-Sec. De regen viel weer bij bakken uit de hemel. ’s Middags arriveerden we in Noyers 

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen

JeanLefort_leWagon

Jean Lefort – le Wagon

de lange terugweg naar het front

Louis Barthas mag op 10 januari 1916 de eerste linies verlaten om zijn familie in zuid-Frankrijk terug te zien (lees daarover zijn dagboek op deze pagina) . Op 21 januari 1916 is zijn verlof gedaan. Samen met 2 andere soldaten gaat hij terug naar de frontlinies. Maar die terugtocht duurt wat langer als eerst gedacht.

Bij onze aankomst in Toulouse was de trein voor de verlofgangers al vertrokken. De spoorwegbediendes zeiden vriendelijk dat we de sneltrein naar Parijs moesten nemen die op het punt stond te vertrekken. Deze vriendelijkheid kwam ons verdacht voor. En we hadden gelijk : men wilde het station van Toulouse zuiveren van die woelige troep soldaten. Bij elk volgend station werden één of twee wagons ontruimd. Onze beurt kwam nog. Een conducteur vroeg vriendelijk om onze verlofpas alsof hij hem wilde controleren. Maar toen de trein stilstond, liet hij ons uitstappen. Hij liet ons weten dat onze passen in het kantoor van de stationschef bewaard zouden worden, totdat de volgende avond de enige trein voor verlofgangers langs zou komen.

We zaten in Brive-la-Gaillarde vierentwintig uur in de ellende. Omdat het elke dag hetzelfde was, kwamen handige hotelbazen ons, verdwaalde soldaten, aan de uitgang van het station tegen betaling gastvrijheid voor de nacht aanbieden. We waren wel gedwongen de nacht in een hotel door te brengen.

De volgende dag bezochten we als nauwgezette toeristen Brive : de kerken, het museum, de rivier la Corrèze en het standbeeld van maarschalk Brune.

Om acht uur ’s avonds stapten we in een trein vol met verlofgangers die ons de volgende morgen afzette in de Gare du Nord in Parijs. Om negen uur ’s avonds stapten we uit op het station van Abbeville. In deze streek hield ons regiment rust, of was beter gezegd hier op oefening.

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, uit het Frans vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Lubberhuizen.

Permissionnaires01

Louis Barthas terug thuis

In het dagboek van Louis Barthas lezen we het volgende :

Op een avond, toen ik van de oefeningen terugkwam, hoorde ik dat ik nog dezelfde nacht met verlof mocht. Hoewel ik dit nieuws wel verwacht had, bracht het bericht me totaal in verwarring. Ik werd lijkbleek en kon geen hap meer door mijn keel krijgen. Koortsachtig bereidde ik mijn vertrek voor. (…)

Op 10 januari 1916 om 2 uur ’s middags nam ik met een tiental andere verlofgangers acht kilometer van Queux op het station van Auxi-le-Château de trein. De volgende dag stapte ik om tien uur ’s avonds uit op het perron van het station van Moux. Ik ademde met vreugde de lucht in van mijn geboortestreek. In werkelijkheid waaide er een ruwe koude wind vanuit de Montagne Noire. En toch leek me deze wind nog zachter dan de lichtste zomerbries.

De hemel was somber en de nacht pikdonker. De weg was modderig maar nooit was een wandeling zo heerlijk als deze vijftien kilometer die ik nog moest lopen om mijn dorp (Homps)te bereiken. Eindelijk kwam ik dichterbij, aan de rand van een klein plateau, “La Serre“. Ik moest nog een kleine vallei oversteken en dan zou ik er zijn. Ontroerd hield ik op kleine afstand mijn pas in. Ik zag de flikkerende elektrische lichten van mijn dorp.

Tussen al deze lichten stond het huis waar ik binnen enkele ogenblikken over de drempel zou stappen. Daar wachtten mijn moeder, vader, vrouw en twee kinderen angstig op mijn komst. Waarschijnlijk schrokken ze op bij het minste geluid van stappen in de straat. Tijdens de reis had ik hen telefonisch op de hoogte kunnen brengen van mijn aankomst.

Natuurlijk moest ik binnen zes dagen weer terug, misschien wel voor altijd. Ik zou iedereen van wie ik hield weer moeten verlaten. Maar op dit ogenblik was ik uitgelaten van vreugde om hen na bijna veertien maanden terug te zien.

bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, uit het Frans vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Bas Lubberhuizen

Permissionaire

verbroedering bij verzopen loopgraven

Louis Barthas, de Franse korporaal, zit in de eerste linies nabij Agnez-lès-Duisans (Artois) als hij een zondvloed meemaakt. In zijn dagboek noteert hij het volgende.

Op een dag regende het zo overvloedig dat het water de schuilplaats binnenstroomde. Als een waterval gutste het over de treden van de twee trappen. Enkele mannen moesten zich opofferen om in die stortbuien een dam te bouwen die toch drie of vier keer door het water werd doorbroken. De rest van de nacht brachten we door met het gevecht tegen het water.

De volgende dag, 10 december 1915, moesten de soldaten op verschillende plaatsen uit de loopgraven komen om niet te verdrinken. De Duitsers waren gedwongen hetzelfde te doen. Toen kregen we een eigenaardig schouwspel te zien : twee vijandelijke legers, oog in oog met elkaar, die geen enkel schot losten.

Gemeenschappelijk leed smeedt de harten aaneen en doet de haat verdwijnen. Tussen onverschillige mensen en zelfs tegenstanders ontstaat sympathie. Degenen die dat ontkennen, hebben niets begrepen van de menselijke psychologie. Fransen en Duitsers bekeken elkaar en zagen dat ze allemaal gelijk waren. We lachten naar elkaar, begonnen met elkaar te praten, handen te schudden, tabak, koffie en wijn uit te wisselen. Hadden we maar dezelfde taal gesproken !

Op een dag klom een reus van een Duitser op een heuveltje en hield een toespraak waarvan alleen de Duitsers de woorden verstonden, maar wij wel degelijk de betekenis, want hij brak met een gebaar van woede zijn geweer op een boomstronk in tweeën. Van twee kanten brak applaus uit en de Internationale weerklonk.

bronnen 
Dirk Lambrechts, oorlogsdagboeken van Louis Barthas, uitgeverij Bas Lubberhuizen
de foto komt van http://loic-dessins.webnode.fr/la-grande-guerre/

loicdessins01

 

de kruisweg van Barthas

Korporaal Louis Barthas, tonnenmaker van beroep, moet begin december 1915 terug naar het front. Hij is er niet gelukkig mee, zo blijkt uit zijn dagboek.

Na vijf dagen luizenjacht komen we vandaag terug in de linie, even smerig als bij onze aankomst in Agnez (tussen Lille en Amiens). Het heeft al twee dagen gestortregend. Het is niet te beschrijven in welke staat de verbindingsgangen zich bevinden. Hoe droevig zijn deze aflossingen.

Jezus viel op zijn kruisweg drie keer. Maar hoeveel keer zijn wij niet gevallen, uitgegleden en gestruikeld in deze gangen die inmiddels riolen van water en modder zijn geworden.

Om 9 uur ’s morgens zijn we uit Agnez vertrokken en pas om 7 uur ’s avonds bereiken we de reserveloopgraaf. We kruipen bij elkaar in een diepe, stevige, maar veel te smalle schuilplaats om de nacht door te brengen. Je moet wel halfdood zijn van moeheid om op die manier te kunnen slapen, op en over elkaar, vol modder en doorweekt van regen en zweet.

bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds

GeorgesScott_Tranchee

Georges Scott – une tranchée