Na de mislukte staatsgreep in München in november 1923 zit Adolf Hitler in de gevangenis in Landsberg na zijn veroordeling in april 1924. In de gevangenis heeft hij niet stilgezeten en heeft hij zijn beruchte boek “Mein Kampf “geschreven. Als hij zijn straf van vijf jaar volledig moet uitzitten, is de kans groot dat zijn politieke kracht volledig verdampt. Daarom probeert hij voorwaardelijke invrijheidsstelling te verkrijgen.
De gevangenisdirecteur Leybold is alvast overtuigd dat Hitler veel kalmer is geworden en verzet zich niet tegen de idee van voorwaardelijke invrijheidsstelling. Maar niet iedereen heeft diezelfde indruk. De adjunct-politiechef van München stuurt al op 23 september 1924 een zeer scherpe waarschuwing aan het gerechtshof dat Hitler waarschijnlijk zeer snel met zijn oude streken zal beginnen als hij vrijgelaten wordt. In de brief staat ondubbelzinnig : “Hij vertegenwoordigt een permanent gevaar voor de interne en externe veiligheid van de staat.”. Ook aanklager Stenglein adviseert negatief tegen de vrijlating en herinnert aan Hitlers veroordeling uit 1922 voor de aanval op de politieke leider Otto Ballerstedt. Hitler is toen ook voorwaardelijk vrijgelaten na een maand gevangenis en heeft onmiskenbaar de voorwaarden geschonden door zijn staatsgreep.
Het gerechtshof verleent op 25 september 1924 goedkeuring aan de voorwaardelijke vrijlating van Hitler met ingang van 1 oktober. Maar dan komt het kantoor van aanklager Stenglein in actie om te proberen de vrijlating alsnog te blokkeren. Tijdens het weekend werken Stengleins juristen door en stellen een lang beroepsschrift op. Hierdoor wordt de vrijlating per 1 oktober geblokkeerd. Op 6 oktober verwerpt het Beierse Hooggerechtshof Stengleins beroep en wijst Hitlers zaak terug naar een lager hof. Ondanks de waarschuwingen van politie en aanklagers geeft het Hooggerechtshof de zaak in handen van het hof dat al eerder ten gunste van Hitler heeft geoordeeld.
Na twee maanden stilte is er een uitspraak. Op 19 december 1924 om 10 uur ‘s avonds verschijnt gevangenisdirecteur Leyboldt in de cel van Hitler om hem mee te delen dat hij ‘s anderendaags vrijgelaten zal worden. Hitler vraagt Adolf Müller, drukker van de nazikrant Völkischer Beobachter, om hem op te halen. Müller wordt vergezeld door fotograaf Heinrich Hoffmann. Rond het middaguur op 20 december neemt Hitler afscheid van zijn mannen. Leybold noteert in zijn administratie de tijd die Hitler nog zou moeten uitzitten : “3 jaar, 333 dagen, 21 uur en 50 minuten. Voorwaardelijk tot 1 oktober 1928”.
Müller en Hoffmann zijn gearriveerd in een glimmende, zwarte auto met het dak van een cabriolet. Als ze in de wagen stappen, dringt Hoffmann erop aan dat ze een geschikte plek zoeken voor een passende foto. De drie mannen stoppen net buiten een oude landspoort van Landsberg. Hitler staat op straat, naast de zwarte auto, een hand aan de stijl van het portier. Hij kijkt ernstig en doelbewust, en op dit moment zal hij beseft hebben dat zijn leven opnieuw begonnen is.
Zelfs op dit historische moment ziet Hitler er toch een beetje belachelijk uit. Zijn benen steken onder zijn regenjas als stokken tevoorschijn. Op de dag van zijn vrijlating draagt Hitler geen lange broek maar kniekousen. Onder zijn jas moet hij zijn Beierse lederhosen aan hebben, zelfs in december. De fotosessie duurt niet lang. “Schiet op, Hoffmann”, zei Hitler, “Het is stervenskoud.”.
Bron : Peter Ross Range, 1924 – het kanteljaar van Hitler









