De confiscatie van kerkelijke goederen in Rusland is een decreet van de Sovjet-regering om alle kerkelijke waarden van de Russisch-orthodoxe Kerk te vorderen om de heersende hongersnood in het land te bestrijden. Dit decreet is op 23 februari 1922 aangenomen door het Centraal Uitvoerend Comité. De opbrengst is lager dan verwacht. In plaats van de verwachte ongeveer 800 miljoen gouden roebels, brengt de confiscatie bijna 34 miljoen gouden roebels op. In werkelijkheid wordt slechts een klein deel voor de bestrijding van de hongersnood gebruikt, het overgrote deel die de geroofde kerkelijke bezittingen opbrengen, wordt besteed aan propagandadoeleinden en aanzetting tot de wereldrevolutie.
Op 12 maart 1922 trekt in Sjoeja een grote menigte naar het centrale plein om de inbeslagneming van kerkelijke goederen van de Opstandingskathedraal te beletten. De bolsjewistische vertegenwoordigers dringen niet verder aan maar ondernemen enkele dagen later een tweede poging, ditmaal onder begeleiding van gewapende troepen. Als men de confiscatie opnieuw wil voorkomen, krijgen de troepen opdracht het vuur te openen op de gelovigen. Vier burgers worden gedood en tien raken gewond. De gebeurtenissen in Sjoeja leiden tot grote publieke verontwaardiging en overal in het land gaan menigten de straat op om hun kerken te verdedigen.
bron : https://nl.wikipedia.org/wiki/Confiscatie_van_kerkelijke_goederen_in_Rusland_in_1922
Onderstaande schilderij is van Ivan Vladimirov en toont de inbeslagname van kerkelijke goederen in Petrograd.
