Herbert Sulzbach, luitenant bij de Duitse artillerie, noteert het volgende in zijn dagboek :
3 november 1918 : Vandaag ben ik vijftig maanden ten velde. Oostenrijk en Hongarije zijn republieken. Karl I is terecht Karl de laatste genoemd. Enige commentaar op deze drieste tijdingen is volstrekt overbodig, want niets kan uitdrukken wat iedere soldaat nu voelt : wanhoop, woede en verontwaardiging in de hoogste graad. Men zegt zelfs dat de Oostenrijkers hun eigen soldaten en officieren hebben aangevallen en het embleem van het keizerrijk van hun kepi afgerukt.
4 november 1918 : De Fransen beginnen een trommelvuur om 6u45. Het is het hevigste dat ik de voorbije vier jaar heb meegemaakt. De situatie is zeer ernstig. Er is nog een telefoonlijn waar ik mee kan communiceren en ik probeer de commandanten van de andere batterijen aan de lijn te krijgen. Als dat niet lukt, stuur ik boodschappers uit die op gevaar van eigen leven naar de andere batterijen lopen door het trommelvuur. Enige tijd later beginnen ook onze eigen kanonnen een trommelvuur te leggen.
Ondertussen is iedere communicatie onmogelijk geworden, want de Fransen hebben onze achterste linies zodanig onder vuur genomen dat geen enkele telefoonlijn nog werkt. Niemand weet nog wat er aan de hand is. Misschien is de vijand wel doorgebroken en staan we op het punt omsingeld te worden. Mijn kanonnen blijven verder vuren. De boodschappers komen ondertussen terug, samen met andere soldaten. De linies van onze batterij nummer 1 is veroverd door de vijand. Ook batterij nummer 2 is buiten gevecht gesteld. Daarbij is onze kleine luitenant Scholz-Babisch, die we liefdevol “Bube” (boeleke) noemden, gesneuveld. Hij vocht samen met de commandant en de soldaten als de Fransen hun positie bestormden.
’s Avonds krijgen we het bevel om terug te trekken. Valenciennes is verloren gegaan. We trekken ons terug naar de Maas, onze nieuwe verdedigingslinie. Ondertussen ben ik alleen met mijn telefonist en mijn boodschappers en ik weet niet of er nog infanterie achter ons is. Het trommelvuur is gestopt, maar de vijand vuurt nog met geregelde tussenpozen. Om 10u ’s avonds trek ik me met 6 andere soldaten terug. Eerst wilden we de nacht er doorbrengen, maar als we dat gedaan hadden, zouden we krijgsgevangen gemaakt zijn. Iets na middernacht vinden we de linies terug van een Beiers artillerieregiment. We zijn doodmoe en blij dat onze kameraden ons uitnodigen bij hen te blijven slapen.
bron : Herbert Sulzbach, with the German guns, Pen & Sword military