In zijn dagboek heeft Jeroom Leuridan het over de vele ongelukkigen. Op 18 februari 1915 noteert hij :
Veel ongelukkigen zijn er nu, rampzalige lieden, die zonder dak noch onderkomen moeten leven aan vreemde haard en die de harde broodkorst toegereikt moeten worden door vreemde hand. Bijna dagelijks zie ik dingen die mij stil in het hart verheugen, ofwel – en dit wellicht wel meer – mijn gemoed vol doen komen. Ik spreek van de behandeling van de schamele bannelingen, die uit erf en goed worden verjaagd.
De oorlog wijst helklaar uit wie leeft voor edele werken, wie voor zelfzuchtig winstbejag en eigen genot. Roerende voorbeelden van grootmoedige naastenliefde heb ik gezien evenals afkeerwekkende daden van laaghartige baatzucht. Eén voorbeeld maar : rijke boeren zonden arme zwervers, ’s avonds, na een gure winterdag, zonder één enkele snede brood van hun hoeve weg, terwijl hun arme schuurdorser de schamele, afgetobde bannelingen in zijn nederige hutje opnam en met hen zijn harde brok brood deelde.
bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds
Jeroom Leuridan behoorde tot het 23e linieregiment, waartoe vanaf 1916 ook Martinus Evers zou behoren.
Het schilderij hieronder is van Eugeen van Mieghem en heet “vluchtelingen bij molen”.