Karl Josenhaus, student vrijwilliger, noteert op maandag 9 november 1914 ergens aan het front in Noord-Frankrijk, het volgende in zijn dagboek
We kwamen in een net veroverde loopgraaf terecht en daar lagen nog wat doden. Ikzelf heb twee Fransen en drie Duitsers laten begraven en hun portefeuille ingenomen. Daarin zitten de brieven naar huis. Een katholieke soldaat stuurde zijn moeder allerhande gebeden die hem veel goed deden. Zij hoopte vurig op zijn terugkeer. (…) In een brief aan een vrouw schrijft een Franse soldaat telkens :”Petit-Petit est toujours bien sage”. Een ander schrijft aan zijn zuster dat ze hem 2 pond chocolade moet opsturen. Bovendien moet ze hem handschoenen sturen die geen vocht aantrekken, en een fijne poncho tegen de regen. Alles is net als bij ons en wanneer je dat leest, dan verdwijnt het laatste restje haat tegen de Fransen, voor zover je die nog koesterde.
bronnen
oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds
universiteit Leiden – bijlage geschiedenis 2009
