1 september 1914 Opgestaan om drie uur. Op het programma staat een militaire raid via Londerzeel en Vilvoorde : we herbben onze zakken in het kantonnement gelaten en zijn vertrokken met het geweer, 120 kogels en mondvoorraad. Via een botenbrug steken we de Rupel en het Brusselse zeekanaal over en beginnen aan een echte drijfjacht. Terwijl we een spoorwegviaduct dwarsen, wordt iemand dodelijk getroffen : een verkenner, neergemaaid door vijf kogels. Vanuit een klein bosje vluchten vijf tot zes ulanen weg, die we onmogelijk kunnen treffen. Om zeven uur ’s avonds maken we een eerste tussenstop in Herent, in de omgeving van Wijgmaal en Leuven op 55 kilometer van Kontich. We maken rechtsomkeert maar worden intussen door een groep Duitsers omsingeld, die ons bij het verlaten van het dorp op een echte kogelregen onthalen. In deze kleine schermutseling veliezen we korporaal Couvent en soldaat Gelein. Na een kwartier zijn we buiten gevaar, trekken vervolgens door een gebombardeerd en verlaten Londerzeel en komen om elf uur ’s avonds aan in Puurs. Boven het station signaleren we een zeppelin. We komen terug aan in Kontich om half een ’s morgens, uitgeput en afgejakkerd, met een drijfjacht van zo’n zeventig kilometer in de benen.
bron : Raoul Snoeck, in de modderbrij van de Ijzervallei, vertaald uit het Frans door André Gysel, Snoeck-Ducaju