aanslag op Walter Rathenau

Zaterdag 24 juni 1922. Alweer zo’n natte, bewolkte junimorgen in Berlijn. In de ochtendedities van de Berlijnse kranten staan berichten over de parlementszitting van de vorige dag, over Helfferichs provocaties tegen de minister van Buitenlandse Zaken Walter Rathenau, over de debatten die tot in de avond duurden. Een paar kleinere voorstellen zijn door de Rijksdag uitgesteld tot deze zaterdag.

Ernst Werner Techow is sinds zeven uur vanmorgen op de been om te kijken hoe het met de reparaties aan de Mercedes staat. Hij schat dat de auto tegen tien uur weer rijklaar kan zijn. Door het observeren van de minister weten ze dat hij om half elf in de auto zal stappen. Nog één keer bespreken ze hun aanpak, verzekeren Erwin Kern en Hermann Fischer zich ervan dat hun chauffeur zijn zenuwen de baas is.

Kort voor half elf start Ernst Werner Techow de auto en rijdt de weg op. Hij parkeert de wagen in de Joseph-Joachim-Strasse. Van hieruit hebben ze zicht op de kruising van de Koenigsallee, die maar enkele meters verwijderd is van het huis met nummer 65. Als Rathenau naar het centrum wil rijden, moeten ze zijn auto zien langskomen.

Te veel inspanning, te weinig slaap en daardoor komt Rathenau iets te laat uit zijn huis in Grunewald. De minister stapt in zijn auto. Het is kwart voor elf. Er is op deze zaterdagmorgen maar heel weinig verkeer in Grunewald, zodat Techow ver vooruit kan kijken in de straat en zonder haast de achtervolging kan inzetten. Een politiemand ziet de twee auto’s langsrijden, het kleine grijze voertuig met de rode wielen, en daarachter de donkerbruine gevechtsmachine met de drie vliegenierskappen. Techow ziet een kar waardoor de auto voor hem moet afremmen en hijzelf de kans krijgt om aan te sluiten op precies dat punt dat ze gisteravond op de stansplategrond hebben afgesproken : de s-bocht in de Koenigsallee, hoek Wallotstrasse en Erdener Strasse.

Noch Walter Rathenau, noch zijn chauffeur Prozeller hebben iets van de achtervolging gemerkt. Een bouwvakker ziet twee open auto’s tijdens een inhaalmaneuver op zich afkomen tot ze ter hoogte van hem op armlengte naast elkaar rijden. Hij hoort acht tot tien schoten kraken. Daarna gooit een van de aanvallers een voorwerp zo groot als een vuist op de achterbank van de cabriolet. De aanvallers rijden met grote snelheid weg en er weerklinkt nog een doffe knal. De handgranaat is in de voetenruimte onder Walter Rathenau ontploft.

De verpleegkundige Helene Kaiser, die op de hoek van de Erdener Strasse op de tram zat te wachten, loopt naar de rokende auto toe en kijkt in het bebloede gezicht van de minister. Ze ziet de verbrijzelde onderste gezichtshelft, zijn lichaam dat uit vele wonden bloedt, de brandende bekleding en de grote zwartrode plas op de bodem van de auto. De chauffeur, die met behulp van de slinger de motor van de auto weer op gang heeft gekregen, keert en rijdt over de Koenigsallee naar de villa, terwijl Helene Kaiser zich om de stervende Rathenau bekommert. Wanneer Walter Rathenau kort voor elf uur weer terugkeert in zijn villa, is hij dood. Hij is vierenvijftig jaar geworden.

bron : Florian Huber, de wraak van de verliezers, Hollands Diep

Walter Rathenau

pyjamaconferentie in Rapallo

In het kader van de grote Europese conferentie in Genua, waar overwinnaars en overwonnenen na de Groote Oorlog samenkomen, hopen de Duitsers een nieuwe regeling te treffen voor hun herstelbetalingen. Op Goede Vrijdag 1922 horen de Duitsers geruchten dat de westelijke mogendheden en Rusland het eens zijn geworden. De zaterdag voor Pasen nemen deze geruchten toe. Duits minister Rathenau probeert voortdurende de Britse premier Lloyd George te bereiken maar tevergeefs.

Die zaterdagavond, voor de onderbreking door de feestdagen, zit de Duitse delegatie geheel alleen in de lounge van haar hotel, eindeloos discussiërend en speculerend, terwijl de ene sombere mogelijkheid na de andere wordt overwogen. Tegen middernacht beëindigt men terneergeslagen de vruchteloze gesprekken en gaat naar bed. Maar twee uur later ligt iedereen nog wakker.

Rond die tijd wordt er zachtjes bij Maltzan op de deur geklopt : er is een heer met een gekke naam voor hem aan de telefoon. Maltzan gaat in kamerjas en op pantoffels door het trappenhuis naar beneden naar de telefooncel in de foyer. Aan de telefoon is Tsjitsjerin, de Russische minister van Buitenlandse Zaken :”Wij moeten elkaar morgen zo vroeg mogelijk ontmoeten,” zegt hij,” Het is van het grootste belang.”.

Van de Duitse gedelegeerden is Maltzan degene die zijn blik het meeste op het oosten gericht heeft. Hij wenst een verdrag met de Russen en zou het graag al voor Genua met hen hebben gesloten. De Russen weten dat of vermoeden het tenminste. Om twee uur in de ochtend trommelt Maltzan de hele Duitse delegatie uit bed.

En nu volgt de beroemde “pyjamaconferentie” in de kamer van Rathenau, Duits minister van Buitenlandse Zaken. Alle leden van de Duitse delegatie – de rijkskanselier, minister van Buitenlandse Zaken, ambtenaren en diplomaten – zijn in hun pyjama en kamerjas bijeengekomen en bespreken, moe door te weinig nachtrust – de nieuwe situatie. De Russen dringen aan op een onmiddellijke bijeenkomst met de Duitsers : nu, op de eerste paasdag in Rapallo, waar zij, ver van de andere delegaties gehuisvest zijn. Het plaatst de Duitsers voor zeer verdragende beslissingen die ter plekke en onmiddellijk genomen moeten worden. Moet men met de Russen een overeenkomst sluiten halsoverkop op paaszondag ?

Rathenau ziet de fraaie kans op een overeenkomst met het Westen in rook opgaan als hij het Russische aanbod accepteert. “Nu ik van de stand van zaken op de hoogte ben, ga ik met Lloyd George praten,”verklaart hij.Maltzan geeft ten antwoord :”Als u dat doet, treed ik af.”. Rijkskanselier Wirth maakt een einde aan de korte crisis door zich achter Maltzan te scharen. Om vijf uur ’s ochtens besluit de Duitse delegatie naar Rapallo te gaan. Rathenau drijft nog door dat men voordien de Engelse delegatie tenminste nog telefonisch op de hoogte stelt. Men belt de Engelsen tweemaal. De eerste keer slapen zij nog, de tweede keer hebben zij hun hotel verlaten.

In Rapallo verloopt die dag alles gesmeerd. De Russen zijn de beminnelijkheid zelve. Zij uiten zelfs geen bezwaren alks de Duitsers nog een voor hen gunstige verandering in het concept eisen. Om vijf uur ’s middags is het verdrag van Rapallo getekend. Naar de inhoud is het een zakelijk vredesverdrag, meer niet. Het vedrag van Brest-Litovsk is al in november 1918 geannuleerd. Er komt nu een werkelijk vredesverdrag in de plaats. Beide partijen erkennen elkaars territorium, knopên diplomatieke betrekkingen aan, zien wederzijds af van herstelbetalingen. Geheime clausules in militair of ander opzicht bevat het verdrag niet.

Niettemin is het verdrag een van de gebeurtenissen van de eeuw. Duitsland en Rusland , beide voor het eerst weer tot de Europese statengemeenschap toegelaten, hebben de gelegenheid te baat genomen tegenover deze gemeenschap gemene zaak te maken. En dat nog wel achter de rug van de conferentie van Genua om, en terzelfdertijd als het waren onder haar ogen. Lloyd George krijgt een aanval van razernij als hij het bericht ontvangt : zijn hele opzet ligt in duigen. De Franse delegatie pakt demonstratief haar koffers. Enkele kranten spreken overe oorlog.

Het gaat allemaal voorbij. Er komen verklaringen en verzekeringen, er wordt gesust, en langzaam keert de rust weer. De conferentie van Genua draait niet meteen op een mislukking uit; zij sleept zich nog een paar weken voort.

Het verdrag van Rapallo, hoe plotseling en overhaast ook tot stand gekomen, blijkt heel bestendig. Formeel blijft het bijna twintig jaar van kracht: tot Hitlers overval op Rusland op 22 juni 1941. Na de machtsovername van Hitler in 1933 wordt het natuurlijk een dode letter. Maar elf jaar lang, van 1922 tot 1933, bepaalt het feitelijk de betrekkingen tussen het Duitse RIjk en de Sovjet-Unie.

bron : Sebastian Hafnner, het duivelspact, Uitgeverij Rainbow, Amsterdam

Rijkskanselier Wirth (2e van links), en de Russische vertegenwoordigers Krassin, Tsjitsjerin en Joffe.

gevechtspauze in Turkije

Hans Tröbst schrijft in zijn dagboek over de periode na de slag aan de Sakarya, waar de Turken de Groene tot staan hebben gebracht voor Ankara. De gevechten zijn dan wel gedaan maar nu moet er voor alles gewerkt worden aan de spoorwegen om terug troepentransporten mogelijk te maken.

Na hartelijk afscheid van de kameraden reisde ik ’s anderendaags naar Polatli dat op drie kwartier rijden lag. Polatli was in tegenstelling tot de voorbije dagen redelijk leeg. Het hoofdkwartier was naar Sivrihisar verhuisd en tot mijn spijt stelde ik vast dat mijn vorige kwartier op slechts twee uur verwijderd was van het oude Gordion, waar destijds Alexander de Grote de befaamde knoop ontward had.

De algemene oorlogstoestand was somberder dan ooit. De frontofficier wist niet alles, en de stafofficieren hulden zich in zwijgen. De Grieken hadden zich in vruchteloze aanvallen aan de Sakarya uitgeput, hadden uiteindelijk toch de overgang van de rivier bedwongen en waren tot kort voor Polatli gestopt. De toestand van het Griekse leger was midden september 1921 zo dat ze volledig omsingeld waren en dat de capitulatie enkel een kwestie was van enkele dagen. De terugtocht naar Eskisehir was afgesloten, maar de Turkse soldaten waren door de voortdurende strijd ook zodanig aan het einde van hun krachtendar ze niet meer in staat waren de vijand te vernietigen en de veldtocht nog dit jaar te beëindigen. En zo was de toestand midden oktober.

Er heerste een gevechtspauze die de Turken benutten om soldaten vanuit de Kaukasus en Armenië over te brengen. Want voor hun was het van groot belang om de vijand voor het begin van de winter uit de drie bezette steden te verdrijven. Want de Grieken hadden alle dorpen verbrand, de spoorwegen konden niet gerepareerd worden en de Turken waren dus gedwongen om zich terug te trekken naar de enkele gespaarde dorpen rond Sivrihisar en dan kon de veldslag in de lente van volgend jaar weer helemaal opnieuw beginnen.

Nadat ik vijf uur op de trein in Polatli had gewacht, kon de reis eindelijk verder gaan. In het ganse land waren er geen kolen en dus moesten de machines op hout gestookt worden. En omdat het hout meer dan honderd kilometers in de omtrek niet voorhanden was, moest het met ossenkarren aangebracht worden. In mijn wagon was een internationaal gezelschap : een Arabische luitenant, een Duitse kapitein, een Anatolische luitenant en vier voormalige Russische officieren, waaronder een officier uit Tsjerkasy, twee uit Dagestan en één uit Azerbeidzjan. Men hoorde Duits, Arabisch, Turks, Russisch en Kaukasusdialecten door mekaar. Bij de bouw van de toren van Babel kon het niet erger geweest zijn. Uiteindelijk bracht de trein ons na urenlange vertraging in Ankara tegen half twaalf. Op een afstand van zestig tot zeventig kilometer had de trein elf uur en half nodig gehad. Men had die afstand op die tijd bijna als voetganger kunnen afleggen.

In Ankara kreeg ik te horen wat mijn nieuwe taken zouden zijn. Oorspronkelijk had men voorzien dat ik me bezig zou houden met het opstellen van artillerie in het station. Maar dan was men van mening veranderd en men had me in het spoorbataljon gezet die op dat moment bezig was met de herstelling van de brug nabij Beli-Köprü. Ik was tevreden en ook al was het niet mijn vak, het was tenminste iets nieuws. Maar het was wel weer duidelijk dat de Turkse legerleiding echt niet wist wat aan te vangen met buitenlandse officieren.

De opgave van ons spoorbataljon was om de brug van Beli-Köprü en omliggende sporen zo snel mogelijk te herstellen. Het was van levensbelang voor het leger om de spoorweg voor het begin van de winter terug open te stellen want de sneeuw die doorgaans rijkelijk valt, zou het autoverkeer langs de wegen bijzonder moeilijk maken. De Sakarya was hier vijf meter breed en snelstromend zodat het plaatsen van de steunpilaren van de nieuwe brug dagen in beslag nam. Bovendien was ook de veertig meter lange ijzeren brug over de Pursak tot ontploffing gebracht, samen met heel wat andere, kleinere spoorovergangen. De Grieken hadden van de vernieling duidelijk hun werk gemaakt.

bron : Hans Tröbst – Mit den Kemalisten Kreuz und Quer durch Anatolien – (Ein Soldatenleben in 10 Bänden 1910 – 1923) Kindle-editie

Waar is Hans Tröbst ?

Het laatste bericht van Hans Tröbst, Duitse officier in Turkse dienst, dateert alweer van 9 juli. Na een tactische terugtocht tot aan de Sakarya rivier, zijn de Turken erin geslaagd om de Grieken een halt toe te roepen. Van 23 augustus tot 13 september 1921 woedt de slag tussen Turken en Grieken aan de Sakarya rivier. Daarna is het Griekse leger op de terugtocht. Maar waar is Hans Tröbst gebleven ? We volgen hem aan de hand van enkele uittreksels uit zijn dagboek. Op 15 augustus 1921 heeft het bataljon van Hans Tröbst bevel gekregen om naar Ankara te marcheren. Daar vinden we Tröbst terug.

De Grieken waren weer in opmars vanuit Eskişehir. Rijkelijk vier weken had de Griek laten voorbijgaan voor hij terug besloot een nieuwe aanval te wagen. Een onschatbare tijdswinst voor de Turken die in deze periode soldaten mobiliseerde. Ik had de indruk dat de Griek weer op een gedisciplineerde en strijdlustige troepenmacht zou stoten. Toch zag men de komende gebeurtenissen met zorgen tegemoet. De officiersfamilies kregen het bevel de stad te verlaten en terzelfdertiojd werden voorbereidingen getroffen om het oorlogsministerie en de regering naar Kayseri in Cappadocië te verhuizen. Wij bleven tot 24 augustus in de stad tot we op 25 augustus het bevel kregen om naar Jokshahan aan de rivier Kizil Irmak te marcheren. We rekenden op drie dagen tot Jokshahan. Vanaf de tweede dag kreeg het landschap weer een bergachtig karakter. Jokshahan was met Akara verbonden door een weg die tijdens de Groote Oorlog geouwd werd en tot Erzurum had moeten leiden tot de gebeurtenissen de bouw stopzette. Hier had men alle materialen uit Kutachia, Eskişehir en Ankara verzameld om ze in karavanen naar Josgad en Kayzeri te transporteren. Ware bergen van munitie, machineonderdelen en levensmiddelen waren in een bonte verzameling opgestapeld. In de vroege namiddag braken we onder een tropische hitte weer op aan de vijftig meter brede, visrijke rivier Kisil Irmak. s’ Avonds kwam weer het bevel dat het bataljon terug naar Ankara zou moeten keren. Omdat we haast moesten maken, keerden we per trein terug en na dertien uren sporen waren we weer in Ankara.

Wat voor mij bijzonder onaangenaam was, was dat men me niet aan het front liet en als Etappist beschouwde ik mezelf als soldaat tweede klasse. (De Duitsers gebruikten de term Etappengebiet voor de streek onder militair bevel achter de frontlinies en het landsgedeelte onder burgerlijke overheid. Tijdens de Groote Oorlog was Gent hoofdstad van het Etappengebiet in België). Ik besloot een laatste poging te wagen en me tot generaal Refet Pasha te wenden. Alsof het lot mijn gedachten kon lezen, kreeg ik bij aankomst in Ankara het bevel om ’s anderendaags om twee uur bij het kabinet van de oorlogsminister te verschijnen. ’s Anderendaags zag ik mijn bataljon vertrekken om stellingen te bowuen op zeventig kilometer ten zuidwesten van Ankara. Enkel één compagnie bleef achter in de stad. Om 2 uur stapte ik in de werkkamer van de generaal. Met bijzondere vriendelijkheid beloofde hij me van alles en hij smeekte me om nog enkele dagen in Ankara te blijven.

De slag aan de Sakarya duurde al twaalf dagen en ik had weinig hoop om daar nog iets van te beleven. De Turk vocht tegen een driemaal talrijkere vijand die de modernste militaire materialen had die hij van zijn Engelse vrienden had gekregen. Het was stil in de stad. De meeste families hadden Ankara al verlaten. Ikzelf lag met een zware malaria-aanval in bed. Zodra ik weer op de been was, kreeg ik de melding dat ik zo snel mogelijk naar mijn bataljon moest gaan om een commando over te nemen. Op 12 september 1921 vertrokken we. Het bataljon zou in het dorp Karagedik nieuwe stellingen moeten bouwen. Want de vijand had zijn omsingelingspogingen nog niet opgegeven, en de nieuwe linie zou de Griekse opmars tot staan moeten brengen.

bron : Hans Tröbst – Mit den Kemalisten Kreuz und Quer durch Anatolien – (Ein Soldatenleben in 10 Bänden 1910 – 1923) Kindle-editie

aanval op Otto Ballerstedt

Nu Hitler de nieuwe voorzitter is geworden van de NSDAP (lees meer daarover in dit bericht) , zet hij zijn propaganda op dezelfde manier voort als voorheen. De aanhoudende spanningen tussen Beieren en het Reich komen hem daarbij goed van pas. Nadat minister Matthias Erzberger van Financiën op 26 augustus 1921 is vermoord (meer info in dit bericht) , roept president Friedrich Ebert de noodtoestand uit. In strijd met de grondwet weigert Gustav von Kahr, minister-president van Beieren, te erkennen dat die ook in Beieren van kracht is. Zo blijft de sfeer onverminderd explosief. Materiële onvrede draagt het nodige aan de stemming bij. Met de devaluatie van de mark stijgen de prijzen. Voedselproducten zijn in 1921 bijna acht keer zo duur als vlak na de oorlog.

Om publicitaire redenen voert Hitler de provocaties aan het adres van zijn politieke vijanden en de autoriteiten verder op. Op 14 september 1921 verstoort hij de orde op een bijeenkomst in de Löwenbräukeller, waar één van zijn aartsvijanden, de voorzitter van de separatistische Bayernbund, Otto Ballerstedt, het woord zal voeren. Een groepje volgelingen van Hitler is vroeg gekomen om de zitplaatsen rond het podium te bezetten. Hitlers aankomst in de stampvolle zaal is het signaal om onder de kreet “Hitler, Hitler” het podium te bestormen. Iemand doet het licht uit in de hoop dat er dan niet gevochten zal worden. Maar dat maakt de chaos alleen maar erger. Als de lichten weer aangaan, blijken Ballerstedt en een partijgenoot gemolesteerd en gewond te zijn. De inmiddels gewaarschuwde politie moet naar het schijnt Hitlers hulp inroepen om zijn mannen tot bedaren te brengen. Dat doet hij graag. Hij heeft zijn doel bereikt. “Ballerstedt zal vandaag niet meer spreken.”, zo verklaart hij.

De zaak is daarmee niet afgefdaan. Ballerstedt dient een klacht tegen Hitler in. De rechter veroordeelt hem wegens verstoring van de openbare orde tot drie maanden cel, waarvan twee maanden voorwaardelijk, afhankelijk van goed gedrag. Zelfs zijn machtige vrienden kunnen niet voorkomen dat Hitler die ene maand moiet zitten. Tussen 24 juni en 27 juli 1922 zit hij in de Stadelheim-gevangenis in München. Hitler rekent later nog met Otto Ballerstedt af. Tijdens de nacht van de lange messen eind juni begin juli 1934 is Ballerstedt één van de duizenden slachtoffers van deze dagenlange moordpartijen.

bronnen

https://en.wikipedia.org/wiki/September_1921

Ian Kershaw, Hitler – hoogmoed 1889-1936, Het Spectrum, p. 242

Otto Ballerstedt

politieke moord in het Zwarte Woud

Het lagere aan de Rijn gelegen deel van het Renchdal wordt omzoomd door hellingen met wijngaarden en boomgaarden. Verderop in het dal gaan ze over in dichte bossen, afgelegen zijdalen en de bergketens van het middendeel van het Zwarte Woud. Vanuit het kuuroord Bad Griesbach loopt een wandelweg met nauwe bochten door een dicht woud naar de Alexanderschans op de Kniebis, een langgerekte bergrug.

Op 26 augustus 1921, na de vroegmis, maakt Matthias Erzberger zich op voor een wandeltocht met zijn partijgenoot Carl Diez, waarbij hij zijn vrouw en dochter niet meeneemt. Het is de laatste dag van de vakantie. Na het zomerreces van het parlement wil hij uit zijn politieke ballingschap terugkeren naar de bedrijvigheid van de hoofdstad van het rijk. Enkele dagen daarvoor heeft hij in Berlijn persoonlijk te horen gekregen dat de rechtszaak tegen hem wegens belastingontduiking is geseponeerd.

Met Diez, zijn vriend uit de partij, is er een en ander te bespreken voor de komende dagen. Diep in gesprek verwikkeld laten de wandelaars op de oplopende Kniebisstrasse de huizen van Bad Griesbach achter zich. Die nacht heeft het hard geregend en het druppelt nog altijd waardoor ze onderweg bijna niemand tegenkomen. Na de derde haarspeldbocht, die tussen hoge dennenbomen ligt, worden ze ingehaald door twee jonge mannen, van wie er één een landkaart bij zich heeft. Heinrich Schulz en Heinrich Tillessen hebben zich voorgenomen deze keer un opdracht wel uit te voeren en de omstandigheden lijken gunstig. Toch missen ze ook deze kans om in actie te komen. Erzberger en Diez, die achterop zijn geraakt, lopen nog maar een bocht verder tot een boswachtershut en gaan dan terug naar Griesbach. Dat is tegen elf uur ’s ochtends.

Opeens begrijpen Tillessen en Schulz dat de tijd hun door de vingers glipt. Haastig gaan ze de anderen achterna tot ze hen in de tweede haarspeldbocht inhalen. Als ze even blijven staan, verdwijnen de remmingen bij Heinrich Tillesen. “Omdat ik het gevoel had dat het de hoogste tijd was dat we iets deden, trok ik mijn pistool en sprong naar voren”, zal hij later verklaren. Erzberger staat een meter of twee, drie voor Tillessen als die meerdere schoten achter elkaar rechtstreeks van ooghoogte op hem afvuurt. “Schiet, schiet dan toch,” hoort Schulz zijn kameraad roepen, “anders zou het allemaal voor niets zijn.”. En dan richt hij op Carl Diez, die door de druk van het schot omver valt. Erzberger sleept zich ondertussen naar het struikgewas aan de rand van de weg en glijdt op zijn buik van de helling omlaag naar het dal. Ze blijven schoten op hem afvuren. Schulz springt van het talud, daarbeneden ligt Erzberger, neergevallen aan de voet van een den. Schulz buigt zich over hem en schiet twee keer op zijn hoofd. Daarna klimt hij het talud weer op. Tillessen staat daar nog. Diez ligt gewond op de weg.

Ze hebben een vluchtplan nodig. Ze willen zich dwars door de velden een weg banen naar Oppenau. Hun revolver verstoppen ze ergens in een bosje. Enkele uren later komen ze aan in het pension, doornat en doodop. ’s Middags bij de koffie horen ze van de waardin dat enkele uren eerder, maar één dorp verderop, de bekende politicus Matthias Erzberger is vermoord.

Schulz en Tillessen gaan terug naar München waar ze verslag uitbrengen bij hun meerdere Manfred von Killinger. Als in de pers de eerste uitkomsten van het onderzoek verschijnen, beveelt hij hun de wijk te nemen naar Oostenrijk, en later naar Hongarije. Het netwerk van Organisation Consul dat connecties heeft met bevriende rechtsten en nationalisten werkt soepel. Ze krijgen telkens op het juiste moment aanwijzingen en financiële middelen. De Münchense hoofdcommissaris van politie Pöhner zorgt voor de reispapieren.

Hun opdrachtgevers in München hadden de politieke moord op de volksverrader vanuit de schaduw van de anonimiteit willen uitvoeren, zonder sporen na te laten. Maar anders dan de bedoeling is, zal Organisation Consul door de moord op Matthias Erzberger in het hele Duitse Rijk bekend worden. Twee weken na Erzbergers dood vaardigt het Openbaar Ministerie van Offenburg een arrestatiebevel uit tegen Heinrich Schulz en Heinrich Tillessen.

bron : Florian Huber, de wraak van de verliezers, Hollands Diep

een aanslag in de maak

Begin augustus 1921 staan twee jonge mannen met een vrijwel indentieke levensloop, tot aan hun voornaam toe, in het kantoor van afdelingshoofd B in de “Beierse houtverwerkingsmaatschappij”, de schuilnaam van Organisation Consul, in München. TIjdens de oorlog zijn Heinrich Tillessen en Heinrich Schulz officieren geweest. Later hebben ze deel uitgemaakt van de stormcompagnie van marinebrigade Ehrhardt. Verbitterd hebben ze vastgesteld dat de rijksregering de beloften jegens henniet is nagekomen en dat ze zonder enige vorm van waardering op straat zijn gezet. De twee mannen laten zich meeslepen door een volksnationalistische woede, die nog toeneemt tijdens bijeenkomsten van radicalen en debatten met gelijkgezinden.

Schulz en Tillessen staan een klein jaar in de wachtstand tussen uiterlijke leegte en innerlijke opwinding voordat ze in mei 1921 door hun commandant Ehrhardt naar zijn organisatie in München worden geroepen. Drie maanden lang helpen ze in de O.C. centrale Manfred von Killinger. Dat is de man die in de marinebrgigade het bevel heeft gevoerd over hun stormcompagnie. Tillessen en Schulz zijn enkele dagen daarvoor tijdens een feestelijke beëdiging opgenomen in de Germanenorde, waarmee ze in contact zijn gekomen tijdens hun radicalisering in Regensburg. Door de eed die ze voor von Killinger hebben afgelegd, zijn ze nog sterker gebonden aan diens gezag.

Begin augustus krijgen ze een envelop met een brief. Daarin staat ongeveer dit :”Overeenkomstig de door de leiding gemaakte selectie bent u uitgekozen om de rijksminister van Financiën Erzberger uit de weg te ruimen. We laten het aan u over op welke manier u dit wilt doen.“. Onmiddellijk na het lezen moet Schulz het briefje voor de ogen van von Killinger verbranden. Daarna worden ze met een royale onkostenvergoeding met vakantie gestuurd.

Ze hebben drie weken nodig om Matthias Erzberger op te sporen. In de Rijksdag in Berlijn komen ze erachter dat hij op vakantie is in Zuidwest-Duitsland. Ze reizen hem per trein achterna, naar Stuttgart en Ulm, naar een thermaal bad in Biberach, naar een kuuroord in Beuron.

bron : Florian Huber, de wraak van de verliezers, Hollands Diep

een nieuwe voorzitter voor de NSDAP

In juni 1921 is de NSDAP (NationalSozialistische Deutsche Arbeiterpartei) op zoek naar geldschieters voor de zieltogende Völkische Beobachter. Tevens zijn er al enige tijd gesprekken gaande om een fusie voor te bereiden tussen de NSDAP en de DSP (Deutsch Soziale Partei). Ondanks enige accentverschillen in hun programma’s hebben beide partijen meer gemeen dan dat ze zich onderscheiden. Bovendien is de DSP een landelijke organisatie met aanhang in Noord-Duitsland, terwijl de NSDAP enkel een lokale aanhang heeft.Als de fusie door zou gaan, dan zou het nieuwe hoofdkwartier in Berlijn gevestigd worden, iets waar Adolf Hitler mordicus tegen is. In de kleine, hechte NSDAP is Hitler immers de grote man, een positie die hij bij een fusie kwijt zou kunnen raken.

En dan doemt er nog een groter gevaar voor hem op. In maart 1921 is er in Augsburg met de Deutsche Werkgemeinschaft een zoveelste völkische organisatie in het leven geroepen. De oprichter, dr. Otto Dickel, heeft tevens een boek geschreven, Die Auferstehung des Abendlandes, en heeft daarmee heel wat opzien gebaard in völkische milieus. Politiek gesproken staat Otto Dickel dicht bij de NSDAP en de DSP. Ook hij propageert de klassenloze maatschappij via nationale vernieuwing en de strijd tegen de “joodse overheersing” door maatregelen tegen de renteslavernij. Dickel wordt uitgenodigd en in afwezigheid van Hitler spreekt hij in München met groot succes de bomvolle feestzaal in het Hofbräuhaus toe, dezelfde zaal dus waar Hitler altijd optreedt. Er worden meer redevoeringen van Dickel gepland. De NSDAP-leiders zijn blij in hem een tweede populaire en uitstekende spreker gevonden te hebben.

Op 10 juli 1921 is er een bijeenkomst van de NSDAP en de Deutsche Werkgemeinschaft van Otto DIckel om samenwerkingsakkoorden te bespreken. Op die vergadering laat Hitler geregeld zijn kwaadheid blijken alvorens voortijdig de vergadering te verlaten. Op 11 juli laat hij weten dat hij zich uit de partij terugtrekt met als reden dat de delegatie in Augsburg de partijstatuten geschonden heeft. Hitler heeft al eens in 1920 gedreigd op te stappen als aan zijn eisen niet voldaan werd en toen heeft hij zijn zin gekregen. Op 13 juli deelt Anton Drexler, voorzitter van de NSDAP aan de rest van het bestuur mee wat de eisen van Hitler zijn : hij wil de post van voorzitter met dictatoriale macht krijgen, de hoofdzetel van de partij moet in München blijven, het partijprogramma wordt als onveranderlijk beschouwd en alle fusiepogingen worden gestaakt. De volgende dag al verklaart het partijbestuur zich bereid om Hitler die dictatoriale bevoegdheden te geven. Meer zelfs , het partijbestuur is verheugd dat Hitler het partijvoorzitterschap op zich wil nemen nadat hij Drexlers aanbod eerder heeft afgewezen. Op 26 juli 1921 schrijft Hitler zich opnieuw in als lid van de partij. Op de buitengewone ledenvergadering van 29 juli 1921 in de feestzaal van het Hofbräuhaus verdedigt Hitler zich tegen zijn opponenten in de partij. Hij wijst er trots op nimmer een partijfunctie te hebben nagestreefd en het voorzitterschap meermaals te hebben afgewezen. Ditmaal is hij echter bereid die post te aanvaarden. De nieuwe partijstatuten die Hitler in allerijl heeft opgesteld, bepalen in drie afzonderlijke punten dat de eerste voorzitter de volledige verantwoordelijkheid draagt voor alle activiteiten van de partij en dat hij slechts verantwoording verschuldigd is aan de ledenvergadering. Met slechts 1 stem tegen geven 554 betalende partijleden Hitler de dictatoriale macht.En daarmee is Hitler tot de nieuwe voorzitter van de NSDAP gekozen.

bron : Ian Kershaw, Hitler – hoogmoed 1889-1936, Het Spectrum, pp. 222 en verder

de Grieken komen !

Hans Tröbst, voormalig Duits officier, heeft zich na de oorlog bij de Kemalisten in Anatolië aangesloten. Daar wacht hij op de verwachte veldslag met de Grieken begin juli 1921.

Het was al laat als we weer in ons dorp Güwem aankwamen. Daags erna kwam overste Shükri Bey aan met het nieuws dat piloot verkenners gemeld hadden dat onze tegenstanders in twee kolonnes vanuit Uşak en Gedis onze richting uitkwamen. De sectie bij Güwem was twintig tot vijfentwintig kilometer lang. De stellingen lagen op zacht glooiende hellingen die kaal waren en een mooi uitzicht boden op het schootsveld. Ongeveer in het midden van de stellingen was een drie kilometer breed woud, voorzien van de nodige ravijnen en dat schrijlings op onze stellingen aansloot. Maar men had niets gedaan om zich hier tegen verrassingsaanvallen te verdedigen. Ik deelde mijn bedenkingen met mijn overste maar hij verklaarde rotsvast overtuigd van het eigen gelijk :”De Griek vermijdt de bossen bij de aanval en wij vermijden ze bij de verdediging en dus moeten we hier geen versterkingen voorzien.”.

Omdat ook andere Turkse officieren van het pioniersbataljon mijn bedenkingen deelden, reed ik met luitenant-kolonel Heireddin langs onze verdediging om toch minstens één linie te voorzien. Voor meer verdedigingswerken hadden we niet voldoende manschappen.

Als de eerste berichten over de naderende vijand binnenkwamen, was er maar een klein deel van de stellingen klaar. Gelukkig kwam er op dat ogenblik een konvooi ossenwagens aan met het nodige gereedschap, zodat we niet alleen de pioniers maar ook de infanteristen zelf aan het werk konden zetten. Maar om het rampzalige woud bekommerde zich niemand.

Tegen de avond was de Griekse kolonne die vanuit Gedis kwam (een infanteriedivisie met sterke cavalerie) nog maar twintig kilometer verwijderd. Onze divisiecommandant was de linies langsgereden en zag tot zijn ontzetting dat er voor de verdediging van het woud nog niet het minste was gedaan. Als de vijand daags erna zou aanvallen, dan zaten onze soldaten op een stenige bodem in kniediepe loopgraven zonder verdere hindernissen en met officieren die geen voorkennis hebben van het niemandsland voor de linies. Het gebrek aan communicatieapparatuur, de moeilijke bevelvoering, de weinig geschikte inrichting van de loopgraven, een zwakke artillerie, al dat en nog duizend andere zaken stemden me zeer zorgelijk.

De dag erna was even zonnig als alle andere voorgaande. Maar er hing iets onbestemd in de lucht. De artillerie schoot zich verder in en de granaatinslagen riepen in de bergen een veelvoudige echo op. De soldaten verzamelden zich, stafmedewerkers en boodschappers galoppeerden over en weer. Maar voor de rest heerste er in de drukkende hitte de rust van een kerkhof.

Enkel in het dorp weerklonk gehuil en geweeklaag. Het bevel tot evacueren was aangekomen. Maar ook zonder dat bevel zou het resultaat hetzelfde geweest zijn. De melding “De Grieken komen eraan !” was voldoende om een volksverhuizing in gang te zetten in richting van de achterste linies.

bron : Die Reise nach Anatolien – Band 8: Vom Baltikum zu Kemal Pascha (Ein Soldatenleben in 10 Bänden 1910 – 1923) Kindle-editie

Griekse cavalerie in opmars – Klein Azië – 1921

Organisation Consul

De Kapp-putsch van maart 1920 heeft de top van de Duitse rijksregering duidelijk gemaakt hoezeer de controle over de vrijkorpsen uit hun vingers is geglipt. De troepenvermindering die in het verdrag van Versailles is vastgelegd, laat de regering dan ook geen andere keus dan deze eenheden te ontbinden, wat niet overal even goed lukt zoals bij de marinebrigade van Hermann Ehrhardt.

Hermann Ehrhardt kiest om ondergronds te gaan na de mislukte staatsgreep en zoekt een onderkomen in Beieren. De keuze voor Beieren is niet toevallig omdat hij er een jaar eerder met zijn marinebrigade is opgetrokken tegen de radenrepubliek. Het antibolsjewistische deel van de Beierse bevolking heeft hem daarbij toegejuicht. Hij wisselt in München herhaaldelijk van verblijfplaats. Zijn schuilnamen zijn Hugo von Eschwege, Hugo Eisele of consul Hans Eichmann.

In de late herfst van 1920 betrekt een groep Ehrhardt-officieren een hoekgebouw met een jugenstilgevel in het stadsdeel München-Schwabing. In de onopvallende huurwoning in de Trautenwolfstrasse is een houtverwerkingsbedrijf gevestigd die in werkelijkheid nooit zaken doet in de verwerking van hout. Achter deze dekmantel gaat de centrale van Hermann Ehrhardts nieuwe geheime genootschap schuil. Al gauw komen in de kleine wijk Schwabing een groep mannen weer bijeen die elkaar kennen uit hun gemeenschappelijke tijd aan het front en in het vrijkorps en die worden verenigd door dezelfde gevoelens. Ze hebben het nooit kunnen verkroppen dat ze ontzet zijn uit hun leidersrolals officier in het Duitse keizerrijk. In een nieuw verbond willen ze hun lot als verliezers in het tegendeel doen omslaan.

Deze groep krijgt in 1921 versterking van nieuwe aanhangers. Als bij een referendum in Silezië vereist door het verdrag van Versailles , in maart 1921 een onverwacht duidelijke meerderheid ervoor kiest om bij het Duitse rijk te blijven, negeren Poolse opstandelingen deze uitslag en bezetten grote delen van Opper-Silezië om die gebieden in te lijven bij de republiek Polen. Honderden mannen uit de vroegere vrijkorpsen mobiliseren zich uit eigen beweging en steken de grens met Opper-Silezië over om zich aan de sluiten bij Zelfverdediging Opper-Silezië.

Enkele weken later maakt een wapenstilstand een einde aan het avontuur voordat de gevechten zouden uitlopen in een Duitse burgeroorlog. De Münchense organisatie van Hermann Ehrhardt krijgt hierdoor een nieuwe dynamiek. De inzet heeft niet alleen oude kameraden bijeengebracht maar ook vele nieuwe aanhangers opgeleverd. Vanwege de toestroom worden de structuren van de centrale in Schwabing uitgebreid. In de loop van de zomer 1921 is in München de veteranengroep van iemand die gezocht wordt wegens hoogverraad veranderd in een slagvaardige, landelijk opererende geheime organisatie die zich sindsdien Organisation Consul noemt. De nieuwe schuilnaam is afgeleid van een pseudoniem van Ehrhardt die zich tijdens zijn ballingschap in Beieren uitgeeft als “de heer consul”.

bron : Florian Huber, de wraak van de verliezers, Hollands diep.