Zaterdag 24 juni 1922. Alweer zo’n natte, bewolkte junimorgen in Berlijn. In de ochtendedities van de Berlijnse kranten staan berichten over de parlementszitting van de vorige dag, over Helfferichs provocaties tegen de minister van Buitenlandse Zaken Walter Rathenau, over de debatten die tot in de avond duurden. Een paar kleinere voorstellen zijn door de Rijksdag uitgesteld tot deze zaterdag.
Ernst Werner Techow is sinds zeven uur vanmorgen op de been om te kijken hoe het met de reparaties aan de Mercedes staat. Hij schat dat de auto tegen tien uur weer rijklaar kan zijn. Door het observeren van de minister weten ze dat hij om half elf in de auto zal stappen. Nog één keer bespreken ze hun aanpak, verzekeren Erwin Kern en Hermann Fischer zich ervan dat hun chauffeur zijn zenuwen de baas is.
Kort voor half elf start Ernst Werner Techow de auto en rijdt de weg op. Hij parkeert de wagen in de Joseph-Joachim-Strasse. Van hieruit hebben ze zicht op de kruising van de Koenigsallee, die maar enkele meters verwijderd is van het huis met nummer 65. Als Rathenau naar het centrum wil rijden, moeten ze zijn auto zien langskomen.
Te veel inspanning, te weinig slaap en daardoor komt Rathenau iets te laat uit zijn huis in Grunewald. De minister stapt in zijn auto. Het is kwart voor elf. Er is op deze zaterdagmorgen maar heel weinig verkeer in Grunewald, zodat Techow ver vooruit kan kijken in de straat en zonder haast de achtervolging kan inzetten. Een politiemand ziet de twee auto’s langsrijden, het kleine grijze voertuig met de rode wielen, en daarachter de donkerbruine gevechtsmachine met de drie vliegenierskappen. Techow ziet een kar waardoor de auto voor hem moet afremmen en hijzelf de kans krijgt om aan te sluiten op precies dat punt dat ze gisteravond op de stansplategrond hebben afgesproken : de s-bocht in de Koenigsallee, hoek Wallotstrasse en Erdener Strasse.
Noch Walter Rathenau, noch zijn chauffeur Prozeller hebben iets van de achtervolging gemerkt. Een bouwvakker ziet twee open auto’s tijdens een inhaalmaneuver op zich afkomen tot ze ter hoogte van hem op armlengte naast elkaar rijden. Hij hoort acht tot tien schoten kraken. Daarna gooit een van de aanvallers een voorwerp zo groot als een vuist op de achterbank van de cabriolet. De aanvallers rijden met grote snelheid weg en er weerklinkt nog een doffe knal. De handgranaat is in de voetenruimte onder Walter Rathenau ontploft.
De verpleegkundige Helene Kaiser, die op de hoek van de Erdener Strasse op de tram zat te wachten, loopt naar de rokende auto toe en kijkt in het bebloede gezicht van de minister. Ze ziet de verbrijzelde onderste gezichtshelft, zijn lichaam dat uit vele wonden bloedt, de brandende bekleding en de grote zwartrode plas op de bodem van de auto. De chauffeur, die met behulp van de slinger de motor van de auto weer op gang heeft gekregen, keert en rijdt over de Koenigsallee naar de villa, terwijl Helene Kaiser zich om de stervende Rathenau bekommert. Wanneer Walter Rathenau kort voor elf uur weer terugkeert in zijn villa, is hij dood. Hij is vierenvijftig jaar geworden.
bron : Florian Huber, de wraak van de verliezers, Hollands Diep